Een uitgebreide samenvatting over het hele blok langdurige zorg, denk aan onderwerpen als: Zenuwstelsel, urologie en incontinentie, niet aangeboren hersenletsel, spijsvertering, hartfalen, COPD, psychiatrie, revalidatie, oncologie en verschillende modelen. Zoals model van lalonde, model van purnell
Autonomie: het recht op zelfbeschikking van de client, de mate waarin de client inspraak heeft in zijn
zorgproces
Vijf fases van Morse (1995-1997):
1. Vigilance: Dit is de fase waarin een client vermoedt dat er iets mis is met zijn lichaam
2. Disruption, enduring to survive: In deze fase is de belangrijkste taak van de client om in
leven te blijven
3. Enduring tot live, striving to regain self: In deze fase moet herstellen beginnen
4. Suffering, striving to restore self: Wanneer de situatie van de client verbeterd en deze de
gevolgen van wat er is gebeurt overziet, begint de fase van verdriet en rouw over de verloren
lichamelijke functies, maar ook is er rouw en verdriet over de veranderde toekomst
5. Learning to live with the altered self: In deze fase staat de client voor de taak te leren leven
met zijn veranderde zelf, hij moet het eigen lichaam leren kennen en vertrouwen
Bestaansproblemen worden niet veroorzaakt door de ziekte, maar spelen op de achtergrond een rol.
Bestaansproblemen komen voort uit het leven met een ziekte en kunnen betrekking hebben op het
sociale netwerk van de client, de fysieke omgeving en de economische omstandigheden
Diabetes
Onze hersenen kunnen alleen op GLUCOSE functioneren
Glucose kan omgezet worden in de lever en de spieren als glycogeen, zie het als reserveopslag
Diabetes type 1: Absoluut insuline tekort (Insuline afhankelijk) -> Auto-immuniteit tegen de B-cellen
van de pancreas (alvleesklier)
Diabetes type 2: Relatief insuline tekort (Niet insuline afhankelijk)
Insulineresistentie: De weefsels zijn ongevoelig voor de werking van insuline
In de eilandjes van Langerhans worden belangrijke hormonen aangemaakt: Insuline en Glucagon.
De alvleesklier reageert op de hoeveelheid suiker in het bloed. Is het suikergehalte verhoogd, dan
word er meer insuline aangemaakt. Bij een laag suikergehalte gaat de alvleesklier minder insuline
produceren
Wanneer je iets eet stijgt je bloedglucose level, wanneer deze stijgt wordt de pancreas gestimuleerd
om insuline te maken en dat gebeurt in de beta cellen van de pancreas. -> Insuline zorgt er
vervolgens voor dat de lever glycogeen gaat maken. Dus insuline stimuleert het maken van
glycogeen, het zet glucose om in glycogeen. Doordat glucose omgezet wordt in glycogeen daalt de
glucose in het bloed
Wanneer je een poos niet hebt gegeten zal je bloedglucose spiegel dalen, een lage bloedglucose
spiegel stimuleert opnieuw de pancreas, alleen dit keer worden de alfa cellen in de pancreas
gestimuleerd voor het aanmaken van glucagon. Glucagon stimuleert de afbraak van glycogeen in
glucose. De voorraad die je dus had, wordt in kleine stukjes gebroken zodat er weer glucose in de
bloedbaan komt
Iemand die diabetes heeft, heeft insuline nodig om te zorgen dat de lever glycogeen gaat maken.
Want insuline stimuleert het maken van glycogeen, doordat dus glucose wordt omgezet in glycogeen
daalt het glucose leven in het bloed
Een hyper = teveel glucose, symptomen: Moe, slaperig, droge tong, veel en vaak plassen en dorst
,Proteolyse: Afbraak van eiwitten
Lipolyse: Afbraak van vetten
De hyperglykemie zal er vervolgens ook voor zorgen dat er glucosurie ontstaan, dus je gaat glucose
uitplassen en osmotische polyurie, dus het water zal achter het glucose aan gaan en hierdoor drogen
mensen uit. Doordat ze extreem uitdrogen hebben ze te weinig circulerend volume (hypovolemie) en
zal er te weinig bloed naar de organen gaan (hypoperfusie). Je kan je voorstellen dat mensen hier
uiteindelijk van bewusteloos kunnen raken. Als je nieuwe glucose vormt uit vetten (lipolyse) krijg je
dus vrije vetzuren maar er ontstaan als restproduct zogenaamde ketonen (ketogenese). Ketonen
zorgen ervoor dat je zuur wordt, daarom krijg je een ketoacidose en dat is levensgevaarlijk
En waarom krijg je nou deze hormonale respons? Hoezo krijg je bij insuline tekort aanmaak van
bepaalde hormonen (adrenaline, groeihormoon, cortisol en glucagon). Nu is het zo er is wel heel veel
glucose in het bloed, maar in het bloed heeft de cel er niks aan en is insuline nodig om op het te
kunnen nemen in cellen. Dus de glucose zit in het bloed, maar kan de cel niet in. Dit zorgt ervoor dat
de hersenen nog steeds moeilijk aan glucose kunnen komen en daarom het lichaam gestimuleerd
wordt om nog meer glucose aan te maken.
Complicaties lange termijn diabetes (ook bij een glucose van bijv. 12). De lange termijn complicaties
van diabetes maken dat je ook een mild verhoogd glucose moet behandelen, want meestal hebben
die mensen die een glucose van 12 hebben daar helemaal geen last van, maar het geeft wel heel veel
schade in het lichaam en met name in de vaten.
- Bloedvaten in de hersenen kunnen schade oplopen waardoor een CVA kan ontstaan
- Mensen kunnen last krijgen van de kransslagaders of cardiomyopathie ontwikkelen
- Diabetische voet ontwikkelen, dat is een combinatie van zowel diabetische neuropathie als
verminderde bloedflow (schade aan de vaten). Door schade aan de vaten komt er minder
bloed in de benen terecht en door schade aan de zenuwen voelen mensen minder goed
- Nieren kunnen forse schade ontwikkelen door diabetes
Medicijnen:
- Metformine: Zorgt ervoor dat er minder glucose in de lever wordt geproduceerd.
- SU-derivaat, zoals tolbutamide: Zijn middelen die er voor zorgen dat de alvleesklier meer
insuline gaat aanmaken (en meer insuline zorgt voor minder glucose)
- DDP-4-remmers of GPL-1-agonisten, bijv. gliclazide: Werken in de darmen en via bepaalde
stoffen die in de darmen aanwezig zijn die normaal de alvleesklier stimuleren om meer
insuline aan te maken, hebben deze effect. Ze zorgen er dus voor dat de alvleesklier meer
insuline gaat aanmaken.
Belangrijkste bijwerkingen:
- Metformine: Maag, darm klachten en uitkijken met de nierfunctie. Omdat metformine via de
nieren wordt uitgescheiden (Mensen met slechte nierfunctie krijgen vaak deze tablet niet)
- SU-derivaten: Oppassen voor de hypoglykemie, omdat er extra insuline aangemaakt wordt
kan het zijn dat mensen daardoor een hypo krijgen
Hyperglykemie is een te hoog bloedsuikergehalte (hoger dan 15 mmol): Moe, slaperig, plas je veel en
vaak, veel dorst. Zit glucose in de urine en dat trekt vocht aan waardoor je meer gaat plassen
Hypoglykemie is een te lage bloedsuiker (lager dan 4 mmol): Symptomen kunnen onder verdeeld
worden in twee groepen
1. Lage bloedglucose waarde zorgt voor een stress reactie in het lichaam. Het adrenerge
systeem wordt geactiveerd, waardoor adrenaline afgegeven wordt aan het lichaam met als
gevolg zweten, tachycardie, onrust, tremoren
, 2. Als er een lage bloedglucose waarde is, hebben de hersenen onvoldoende energie om goed
te kunnen functioneren. Het tekort aan glucose in de hersenen zorgt voor zogenoemde
neuroglycopene verschijnselen zoals dysartie, dubbelzien, hoofdpijn, concentratiestoornissen
en verwardheid. Als de waarde nog lager wordt, rond 1.5 of lager ontstaan slaperigheid,
insulten en uiteindelijk coma
Gluco-neo-genese: Glucose wordt nieuw gemaakt, dat kan zowel uit eiwitten als vetten
Glycogen-olyse: Glycogeen afbreken tot glucose
Glycogen-nese: Glycogeen maken uit glucose
(Neo betekend nieuw, olyse betekend altijd afbreken)
Hoop en troost
Diamant model bestaat uit 5 thema’s, waarmee mensen kunnen worstelen als ze geraakt worden
door verlies. Innerlijke factoren als externe factoren kunnen het vermogen om, om te gaan met de
aandoening beïnvloeden en dat wordt in het diamant model innerlijke ruimte genoemd.
1. Ik – ander, wat gebeurt daar als je een chronische aandoening hebt
2. Doen – laten, wat gebeurt daar als je een chronische aandoening hebt
3. Vasthouden – loslaten, wat gebeurt daar als je een chronische aandoening hebt
4. Vergeven – vergeten, als je ergens afscheid van moet nemen bijv. wat doet dat als je een
chronische aandoening hebt
5. Geloven – weten, het is duidelijk dat wanneer mensen een chronische aandoening hebben,
hier graag alles van willen weten
Wat doet hoop?
1. Realistisch (betrouwbaar zijn, de waarheid)
2. Functioneel (als copingsmechanisme)
3. Narratief (als existentiële bron)
3 dingen behoren tot die verpleegkundige interventies, jou manier waarop jij er bent, dat jij
vertrouwen uitstraalt, vriendelijk bent, dat je zelf ook positief bent en mogelijkheden ziet, dat je de
communicatie open houdt, dat er over te praten valt en dat je soms ook kan zeggen van ja sorry
maar dit kan gewoon niet (grenzen aangeven). En dan sociale activiteiten ondersteund worden. Zulke
interventies zijn EBP
Aandoening patiënt 5 dimensies:
- Lichamelijke (fysiologische)
- Sociaal-culturele, die doet wat met de relaties
- Psychologische, die doet wat met de manier waarop jij de dingen ervaart en de dingen ziet
- Spiritualiteit, je beleving van je toekomst bijvoorbeeld
Ouder worden
Geriatrie: Medisch specialisme voor de kwetsbare oudere patiënt in het ziekenhuis
Gerontologie: De wetenschap die het ouder worden bestudeerd
Psychogeriatrie: Beperkingen van de geestelijke vermogens
Meest gebruikte medicijnen:
- Macrogol (laxeermiddel)
- Vit D3 (Colecalciferol)
- Maagzuurremmers (Omeprazol)
Comorbiditeit: Het tegelijker tijd aanwezig zijn van verschillende aandoeningen bij een client
, Multi-morbiditeit: Als er meerdere ziektes tegelijkertijd aanwezig zijn die elkaar onderling
beïnvloeden, bijvoorbeeld diabetes en hart- en vaatziekten
Fried (2001) – Biologisch syndroom verminderde reserve en weerstand tegen stressoren met als
gevolg ongewenste uitkomsten
Criteria: Uitputting, gewichtsverlies, verminderde handknijp kracht, lage loopsnelheid en verminderd
energie verbruik
Frailty markers (kwetsbaarheid criteria)
- Laag lichaamsgewicht
- Verminderde longfunctie
- Cognitieve beperkingen
- Slechtziendheid
- Slechthorendheid
- Incontinentie
- Weinig ervaren regie over het eigen leven
- Depressieve symptomen
- Lichamelijke inactiviteit
Puts (2005) zegt als je minimaal 3 van deze bovenstaande criteria hebt, spreek je van een kwetsbare
oudere.
Farmacokinetiek : Door veroudering en ziekten kan de farmacokinetiek en dus ook de processen van
absorptie, verdeling en eliminatie veranderd zijn
(ADME) Farmacokinetiek zijn de processen waar werkzame stoffen aan onderworpen worden
Verandering bij ouderen:
- Absorptie: Blijft over het algemeen hetzelfde (De absorptie van het medicijn)
- Distributie: Toegenomen verdelingsvolume stof langer in het lichaam
- Metabolisme: Afgenomen metabole klaring (afname leverdoorbloeding) (opruiming)
- Excretie: Vertraagd door afname GFR (renale klaring) (Bijv. als je nierfunctie verminderd)
Individuele verschillen, verschilt per persoon
Farmacodynamiek beschrijft de reactie die een werkzame stof heeft na interactie met receptoren, en
ook de intensiteit en duur ervan. Bij de interactie receptor werkzame stof komt normaal een
kettingreactie op gang, die uiteindelijk zal resulteren in een farmacologisch effect.
Bij ieder onderdeel van die kettingreactie is verandering door veroudering of ziekte voorstelbaar en
soms ook aangetoond. Zo zijn er veranderingen in de receptordichtheid, receptorstructuur,
(gevoeligheid), de voorgeleiding van het signaal van diverse specifieke stoffen en weefselstructuur.
- Risico op vallen/evenwicht: Het evenwicht wordt via een complex mechanisme onder
controle gehouden. De visus, het evenwichtsorgaan, de proprioceptie en de synergie van
spierreacties spelen hierbij een rol. Bij ouderen resulteert een aandoening van 1 van deze
factoren in een minder compenserend vermogen van de andere factoren. Middelen die
hierop aangrijpen (met name die met sederende of orthostatische effecten, die het
spierstelsel beïnvloeden door een werking op het extrapiramidale systeem of door een
spierverslappende werking) vermeerderen de kans van instabiliteit en vallen.
- Cerebrale functies: Een verminderd reserve van de cerebrale functies treedt op door het
verlies van neuronen en receptoren met name op het gebied van de cholinerge transmissie.
Het is waarschijnlijk dat bij ouderen hierdoor sneller een delier kan ontstaan, vooral bij
hersenbeschadiging.
Wetgeving
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniquevledder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.12. You're not tied to anything after your purchase.