Hoofdstuk 1 Inleiding
Paragraaf 1.1 De verhouding van de AWR en Invorderingswet 1990 tot de Awb
Paragraaf 1.1.1 De AWR in relatie tot de Awb
Het formele belastingrecht is voor een belangrijk deel te vinden in de Awb, de AWR en de
Invorderingswet 1990.
Startpunt voor de bestudering van het formele belastingrecht is de AWR. Daarin zijn de
algemene regels voor de heffing van belastingen opgenomen.
Belastingrecht is een speciale vorm van bestuursrecht.
Uitgangspunt = De Awb geldt voor het belastingrecht.
Ten tijde van de vaststelling van de AWR bestond er nog geen algemeen bestuursrechtelijke
wet. Voor het belastingrecht geldt de AWR als lex specialis.
De AWR bevat in de eerste plaats de afwijkingen op de hoofdregels van de Awb. Bij verschil gaat de
AWR voor.
- In de AWR zijn ook onderwerpen geregeld die niet voorkomen in de Awb, zoals strafrechtelijke
bepalingen.
De belangrijkste afwijking van de Awb die in de AWR is te vinden, ligt in de vormgeving van de
rechtsbescherming.
De Awb voorziet in een open stelsel van rechtsbescherming = Tegen elk besluit van een
bestuursorgaan staat bezwaar en beroep open (artikel 8:1 Awb jo. 7:1).
Het stelsel van rechtsbescherming in belastingzaken is gesloten.
In artikel 26 lid 1 AWR is daartoe bepaald dat tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit
slechts beroep kan worden ingesteld als het een belastingaanslag betreft of een voor bezwaar vatbare
beschikking.
- Van een voor bezwaar vatbare beschikking is alleen sprake als de wet uitdrukkelijk bepaalt
dat die beschikking voor bezwaar vatbaar is.
De voldoening of afdracht op aangifte en de inhouding van belasting door een
inhoudingsplichtige worden voor de mogelijkheid van beroep gelijkgesteld met een voor
bezwaar vatbare beschikking (artikel 26 lid 2 AWR).
Artikel 8 lid 3 AWR bepaalt dat het doen van een aangifte geen aanvraag is. Hierdoor zijn de daarop
betrekking hebbende bepalingen van de Awb niet van toepassing op de aangifte.
Paragraaf 1.1.2 De Invorderingswet 1990 in relatie tot de Awb
De IW 1990 regelt de invordering van rijksbelastingen. Daarop zijn ingevolge artikel 1 lid 2 IW 1990
belangrijke delen van de Awb niet van toepassing.
Hoofdstuk 8 Awb is in invorderingszaken in beginsel niet van toepassing (artikel 8:5 Awb jo. artikel 1
Bijlage 2).
Hoewel de Invorderingswet 1990 veel delen van de Awb uitzondert, is in de Leidraad Invordering
2008, een beleidsregel van de staatssecretaris van Financiën, bepaald dat de ontvanger zoveel
mogelijk handelt in overeenstemming met de Awb en het Besluit Fiscaal Bestuursrecht.
Op de toepasselijkheid van hoofdstuk 8 Awb heeft dat echter geen invloed.
Paragraaf 1.2 De reikwijdte van de AWR
Voor de reikwijdte van de AWR zijn in de eerste plaats artikel 1 en artikel 2 AWR van belang.
- Artikel 1 lid 1: De AWR geldt bij de heffing van rijksbelastingen, belastingrente, revisierente en
bestuurlijke boeten die ingevolge de belastingwet kunnen worden vastgesteld of opgelegd.
De AWR is ook van toepassing bij de uitvoering van de basisregistratie inkomen.
- Artikel 1 lid 2: Definieert rijksbelastingen als belastingen welke van rijkswege door de
Belastingdienst worden geheven.
Daaronder vallen ook accijnzen.
- Artikel 2 lid 3 sub d: Tot het rijk worden Nederland en de BES-eilanden gerekend.
Belasting die op de BES-eilanden wordt geheven, is echter in het slot van artikel 1 lid 1
uitgezonderd van de toepassing van de AWR.
, - Artikel 2 lid 1: De ‘belastingwet’ is de AWR, en andere wettelijke bepalingen betreffende de
heffing van de onder artikel 1 vallende belastingen.
Deze definitie geldt alleen voor de AWR en niet ook voor andere belastingwetten.
De AWR is in diverse andere wetten van overeenkomstige toepassing verklaard.
Dat is bijvoorbeeld het geval bij de heffing van premies voor volksverzekeringen en
werknemersverzekeringen.
Reden hiervoor is dat de heffing van die premies is opgedragen aan de
rijksbelastingdienst.
Ook op de heffing van lokale heffingen, zoals de onroerende zaakbelasting en rioolrechten, is de AWR
van overeenkomstige toepassing.
- De vormgeving van de wettelijke regeling daarvan is soms wat ondoorzichtig, onder andere
doordat de relevante bepalingen in de betreffende wetten niet steeds bij elkaar staan.
Hoewel niet uitdrukkelijk uitgesloten in artikel 1 lid 1 AWR, is de AWR op invoerrechten niet van
toepassing.
Daarvoor gelden de regels van het Communautair douanewetboek en de Algemene
douanewet.
De AWR is ook niet van toepassing op accijnzen geheven bij invoer.
Paragraaf 1.3 De reikwijdte van de Invorderingswet 1990
In artikel 1 lid 1 IW 1990 is bepaald dat de IW 1990 van toepassing is bij de invordering van
rijksbelastingen.
- Artikel 2 lid 1 sub a IW 1990: Rijksbelastingen zijn de belastingen bedoeld in artikel 1 AWR
alsmede rechten bij invoer en uitvoer bedoeld in artikel 7:3 Algemene douanewet, die in
Nederland worden geheven.
- Artikel 2 lid 2 sub a IW 1990: Onder rijksbelastingen worden ook verstaan de belastingrente,
revisierente, compenserende rente, kosten van ambtelijke werkzaamheden en bestuurlijke
boeten.
De Invorderingswet 1990 is van overeenkomstige toepassing op de heffing van premies voor de
volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.
Hoofdstuk 2 Wijzen van heffing
Paragraaf 2.1 Inleiding
Materiële belastingschulden ontstaan uit de wet, de feiten en tijdsverloop. Bij de heffing van
belastingen wordt de materiële belastingschuld geformaliseerd.
Die formalisering heeft rechtsgevolgen, zoals de mogelijkheid voor de ontvanger van de
belastingen om de belastingschuld te innen.
Belastingen kunnen op verschillende manieren worden geheven. De twee belangrijkste methoden van
heffing zijn:
1. Heffing bij wege van aanslag.
De inspecteur stelt de door de belastingplichtige verschuldigde belasting vast, in de vorm
van een aanslag.
Doorgaans gebeurt dat op basis van een door de belastingplichtige ingediende aangifte.
2. Heffing bij wege van voldoening of afdracht op aangifte = De belastingplichtige dient zelf de
verschuldigde belasting te voldoen.
De heffing bij wege van afdracht = Een inhoudingsplichtige draagt de door de
belastingplichtige verschuldigde belasting af.
Controle door de inspecteur vindt bij die heffingsmethode eerst achteraf plaats. Pas als de
verschuldigde belasting niet is betaald, kan de inspecteur in actie komen.
Paragraaf 2.1.1 De aangifte
Paragraaf 2.1.1.1 Definitie
Hoofdstuk 2 AWR bevat een algemene regeling voor het doen van aangifte.
Deze regeling ziet zowel op de aangifte- als aanslagbelastingen.
Genoemde bepalingen voorzien erin dat de inspecteur een aangifte kan uitreiken aan degene die
vermoedelijk belastingplichtige is.
- Degene aan wie de aangifte is uitgereikt, moet die aangifte inleveren (artikel 8 lid 1 AWR).
, De inspecteur stelt vervolgens aan de hand van die ingeleverde aangifte de aanslag vast
(artikel 11 lid 1 AWR).
Een aangifte kan worden gedefinieerd als een opgave van de door de inspecteur gevraagde gegevens
met daarbij gevraagde bescheiden en andere gegevensdragers, gedaan door een vermoedelijk
belastingplichtige.
In artikel 8 lid 3 AWR is bepaald dat het doen van aangifte geen aanvraag is in de zin van artikel 1:3
lid 3 Awb.
Paragraaf 2.1.1.2 Functie van de aangifte
De aangifte neemt bij de aanslagbelastingen en de aangiftebelastingen niet dezelfde plaats in.
- Bij de aanslagbelastingen is de aangifte primair een hulpmiddel voor de inspecteur om de
aanslag vast te stellen.
Het is een hulpmiddel omdat de inspecteur niet verplicht is om de aangifte te volgen =
artikel 11 lid 2 AWR.
Bij aanslagbelastingen is hoofdregel dat de inspecteur een aangifte uitreikt. Zonder
aangifte zal hij doorgaans niet over voldoende gegevens beschikken om de
belastingschuld juist vast te stellen.
- Bij de aangiftebelastingen is sprake van een zogenoemde self-assessment. De
belastingplichtige of inhoudingsplichtige moet, nadat hij is uitgenodigd tot het doen van
aangifte, in eerste instantie zelf de belastingschuld formaliseren.
Op grond van artikel 19 AWR moet hij de belasting overeenkomstig de aangifte aan de
ontvanger betalen. De aangifte functioneert als geleidenota.
Paragraaf 2.1.1.3 De uitnodiging tot het doen van aangifte
Het begin van het aangifteproces wordt gemarkeerd door de uitnodiging tot het doen van aangifte.
De inspecteur kan degene die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtige of
inhoudingsplichtige is, uitnodigen tot het doen van aangifte (artikel 6 lid 1 AWR).
De uitnodiging wordt vervat in een aangiftebrief (artikel 6 lid 1 AWR jo. artikel 4a Uitvoeringsregeling
AWR 1994).
Die uitnodiging is niet vrijblijvend, maar heeft een verplichtend karakter.
In welke vorm de aangifte moet worden gedaan, is geregeld in artikel 8 jo. artikel 20
Uitv.reg. AWR 1994.
In artikel 3a lid 1 AWR is bepaald dat in afwijking van artikel 2:14 Awb, in het verkeer tussen
belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen en de inspecteur een bericht uitsluitend elektronisch zal
worden verzonden.
In artikel 2 Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst is voor verschillende groepen
bepaald dat berichtenverkeer anders dan langs elektronische weg kan plaatsvinden:
a. Kinderen die de leeftijd van 14 jaar nog niet hebben bereikt.
b. Nabestaanden van overleden belanghebbenden.
c. Belanghebbenden die onder bewind zijn gesteld als bedoeld in artikel 1:431 BW,
belanghebbende voor wie een mentoraat is ingesteld als bedoeld in artikel 1:450 BW,
belanghebbenden die onder curatele zijn gesteld, belanghebbenden die in staat van
faillissement verkeren en die een curator hebben en belanghebbenden ten aanzien van wie
een schuldsaneringsregeling is uitgesproken en een bewindvoerder is aangesteld.
d. Belanghebbenden die als niet-ingezetenen in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
Artikel 3a AWR geldt ook voor provincies, maar nog niet voor gemeenten en waterschappen.
De belastingplichtige die niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte, kan niet rustig achterover
leunen. Op grond van artikel 6 lid 3 AWR jo. artikel 2 Uitv.reg. AWR 1994 is degene die niet binnen
een bepaalde termijn – in beginsel zes maanden na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan
– is uitgenodigd tot het doen van aangifte, verplicht om de inspecteur om een uitnodiging tot het doen
van aangifte te verzoeken.
Het niet nakomen van de verplichting om een uitnodiging tot het doen van aangifte te
verzoeken, kan worden bestraft met een bestuurlijke boete (artikel 67ca AWR).
, De belastingplichtige of inhoudingsplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte is op grond
van artikel 8 lid 1 AWR in beginsel verplicht om aangifte te doen.
Omgekeerd geldt dat de verplichting tot het doen van aangifte pas ontstaat met de uitnodiging
tot het doen van aangifte.
Paragraaf 2.1.1.4 De inhoud van de aangifte
De uitnodiging tot het doen van aangifte wordt gedaan in de vorm van een aangiftebrief (artikel 6 jo.
4a Uitv.reg. AWR 1994).
Op grond van artikel 8 lid 1 sub a AWR moet de belastingplichtige de in de uitnodiging gevraagde
gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud invullen.
Ook moet de aangifte worden ondertekend.
Om te voldoen aan artikel 8 AWR hoeft de aangifte niet juist te zijn. In zoverre worden aan het voldoen
aan artikel 8 AWR geen materiële eisen gesteld.
De verzuimboete van artikel 67a AWR kan wel worden opgelegd als geen aangifte is gedaan, maar
niet als er wel aangifte is gedaan, maar die aangifte niet juist is.
Bij artikel 8 AWR gaat het vooral om de functie van die bepaling: de inspecteur moet zich een
conclusie kunnen vormen over de verschuldigde belasting.
Als daaraan niet is voldaan, is de aangifte van artikel 8 AWR niet gedaan.
In dat licht moeten de genoemde eisen dan ook worden geïnterpreteerd.
De Hoge Raad stelt voorop dat een belastingplichtige met het enkel verstrekken van alle voor de
heffing van belang zijnde gegevens nog niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 8 lid 1 AWR.
- De belastingplichtige is, behoudens uitzonderingen, ook verplicht om de aangifte duidelijk,
stellig en zonder voorbehoud in te vullen en te ondertekenen.
Als bij de inspecteur geen onzekerheid bestaat over de herkomst van de aangifte, kan enkel het
ontbreken van een ondertekening niet leiden tot de conclusie dat de vereiste aangifte niet is gedaan.
De belastingplichtige is niet gebonden aan zijn aanvankelijk ingediende aangifte. Gebreken kunnen zo
nodig worden hersteld met een aanvullende aangifte.
Daarvoor is niet nodig dat de aangifte tijdig is ingediend.
Tijdigheid van de aangifte is niet als voorwaarde in artikel 8 AWR gesteld.
De belastingplichtige kan ook in bezwaar nog terugkomen op een reeds ingediende aangifte.
- Het bestuursrechtelijke verbod van reformatio in peius brengt mee dat een aanslag na
bezwaar niet kan worden verhoogd.
Pas als de aanslag onherroepelijk vaststaat, dat wil zeggen als daartegen geen rechtsmiddel meer
openstaat, kan de belastingplichtige niet meer terugkomen op de aangifte.
Voor vermindering van de aanslag is hij dan afhankelijk van de bereidheid van de inspecteur
die op de voet van artikel 65 AWR ambtshalve te verminderen.
Tegen die beslissing staat geen rechtsmiddel open. Alleen voor de inkomstenbelasting, en
daarmee ook voor de premies volksverzekeringen, is dat anders.
Daarvoor geldt ingevolge artikel 9.6 Wet IB dat een weigering van een verzoek om ambtshalve
vermindering voor bezwaar vatbaar is.
In beginsel is een belastingplichtige niet alleen niet gebonden aan de aangifte voor het betrokken
tijdvak, maar ook niet aan door hem ingediende aangiften voor eerdere of latere tijdvakken.
Dat geldt niet onverkort. Een belastingplichtige kan worden gebonden aan aangiften over
andere tijdvakken.
Dat doet zich voor bij belastingen die periodiek worden geheven.
Als een belastingplichtige in enig jaar een standpunt heeft ingenomen dat onherroepelijke gevolgen
heeft gehad voor de belastingheffing van een bepaald jaar en daarmee niet verenigbaar is dat hij
daarop zou terugkomen, dan is hij daaraan ook voor andere belastingjaren gebonden.
Ingevolge de foutenleer geldt in de winstsfeer dat, als de belastingplichtige een fout heeft gemaakt die
doorwerkt naar andere jaren, herstel niet kan plaatsvinden door de beginbalans aan te passen van het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sterre1909. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.52. You're not tied to anything after your purchase.