Schoolpsychologie en pedagogische
psychologie
Aan het einde van dit opleidingsonderdeel is de student in staat om binnen de clusters
leren en studeren, psychosociaal functioneren en onderwijsloopbaanbegeleiding:
- Specifieke zorgvragen uit het schoolpsychologische en pedagogische domein te
identificeren;
- Diagnostische criteria of kenmerken op te noemen en uit te leggen;
- Aandachtspunten bij het diagnostisch proces van een specifieke zorgvraag te
bespreken;
- Verklaringsmodellen uit te leggen;
- Aan te geven hoe begeleiding of behandeling op niveau van kind/gezin of
klas/school voor specifieke zorgvragen best wordt aangepakt.
Ppts, nota’s, digitaal materiaal via canvas, reader via cursus dienst nodig!
Doelstellingen: (zie ects)
- Kennis omtrent algemene zorgvragen binnen het SPP-werkveld
- Beroepsspecifiek denken, redeneren en handelen
- Hypothesen formuleren
- Advies/begeleiding geven
Examen: (65%) meerkeuze + (35%) open vragen
Verstandelijke beperking
1. Klinisch beeld
Hoe zie je aan mensen dat ze een verstandelijke beperking
hebben?
- Zwakbegaafdheid (meer problemen op school maar nog niet beperkt)
- Verstandelijke beperking (veel problemen)
➢ Brede ontwikkelingsbelemmering (niveau’s van functionering)
➢ Verschillende niveaus met klinisch beeld (licht verstandelijke beperking, matig verst
bep., ernstig verst. Bep.,
2. Criteria (om diagnosen te gaan stellen)
2.1. Internationaal: DSM 5
Neurobiologische stoornissen (rest
wordt uitgelegd in klp)
- Verstandelijke beperking
(intellectual disability)
- Global developmental
(algemene
ontwikkelingsverttraging)
bij jongere kinderen
- De restcategorie
1
,Bimie Peeters
Diagnoses in spp mag stellen met een bachelor in tp als je binnen SPP tewerkgesteld bent en
juiste protocollen gebruikt: Zwakbegaafdheid, verstandelijke beperking, algemene
ontwikkelings vertraging, leerstoornis dyslectie & discalculie.
We mogen wel gaan screenen vb; als llnbegeleider in een school (eerste lijn) de eersten die
opmerken dat de ontwikkeling anders loopt, eerste indicatie van kenmerken die lijken op
autisme en zo doorverwijzen naar diagnostisch centrum.
Criterium voor diagnose van verstandelijke beperking: (belangrijk stukje)
A. Significante beperkingen in het intellectuele functioneren
Verschillend resultaat ten opzichte van leefijdsgenoten voor intelligentie op een
genormeerde test.
Intelligentie functioneert 2SD beneden het gemiddelde of lager dan de normgroep
= Intelligentie functioneert 2SD beneden het gemiddelde of lager
− Lichte VB: -3SD < IQ <-2SD (IQ tussen 55 en 70)
− Matige VB: -4SD < IQ <-3SD (IQ tussen 40 en 55)
− Ernstige VB: -5SD < IQ <-4SD (IQ tussen 25 en 40)
− Diepe VB: IQ < -5SD (IQ lager dan 25)
- Continuüm: ZB en VB?
B. Significante beperkingen in de adaptieve
vaardigheden
= Mate waarin men beantwoordt aan de eisen van
persoonlijke onafhankelijkheid en sociale
verantwoordelijkheid, rekening houdend met leeftijd
en cultuur.
= ‘Sociale redzaamheid’
= ‘Sociaal aanpassingsgedrag’
Niet op elk aspect moet laag gescoord worden, als 1 vd 3 categorieën uitvalt is het genoeg
om te zeggen dat er een significant tekort is op vlak van adaptieve vaardigheden. dus kind
voldoet aan B criterium van DSM
Criteria: DSM 5
= Sociaal aanpassingsgedrag scoort 2SD beneden het gemiddelde of lager
C. Zowel de intellectuele beperkingen als de beperkingen in adaptief gedrag moeten
duidelijk worden tijdens de ontwikkelingsperiode
Kinderen tussen 0 – 18 jaar moeten symptomen vertonen van verstandelijke beperking
tussen deze periode
2
,Bimie Peeters
Aandachtspunten:
- Context van leeftijd en cultuur
- Taal, socio-culturele achtergrond, andere stoornissen
- Tekorten en sterktes in kaart brengen
- Doel: ondersteuningsbehoeften in kaart brengen, een diagnose is niet ons doel
2.2. Nationaal: protocol Prodia (+ AAMR-model van de AAIDD)
PRDODIA: protocol ZB en VB
1. Intelligentiecriterium
2. Criterium sociaal aanpassingsgedrag
3. Ontwikkelingscriterium
4. Procescriterium
- De conclusie is het resultaat van procesdiagnostiek
antwoord 1: zelfredzaamheid staat
niet in het protocol. Is maar een heel klein stukje van adaptieve vaardigheden
3. Comorbiditeit en differentiaaldiagnostiek
(hoofdlijnen kennen)
Comorbiditeit:
- Andere ontwikkelingsstoornissen zoals ASS (1%)
- Aandachtsstoornissen (ADHD bij 15.7 à 37%)
- Epilepsie (25%)
- Motorische stoornissen
- Zintuiglijke stoornissen
- Psychische problemen
- Gedragsproblemen
Differentiaaldiagnostiek:
- Psychische problematiek
- ASS
- Taalontwikkelingsstoornis (enkel een stoornis op taal, kan dom overkomen)
4. Etiologie
(enkel de grote lijnen kennen) Wat is nu de oorzaak/ethiologie van een verstandelijke
beperking?
De oorzaak van een ontwikkelingsstoornis is altijd complex en multifactorieel. Er is nooit 1
bepaalde oorzaak aan te wijzen waardoor iemand een stoornis heeft. de oorzaak ligt altijd
op verschillende domeinen, combinatie van verschillende factoren.
3
, Bimie Peeters
Je kan een onderscheid maken tussen de aard (de soort
factor) en het moment waarop die factor zich voordeed
Prenataal= tijdens de zwangerschap vb; alcohol gebruik
Perinataal = tijdens de geboorte vb; zuurstofgebrek
Postnataal = bij verstandelijke beperking enkel heel
zwaar trauma als baby.
Sociaal vb; leven in armoede
Gedragsfactoren vb; mama die tijdens zwangerschap drugsgebruik
Opvoedings vb; niet de kans krijgen om te leren, gaan ze laag scoren qua intelligentie
5. Prevalentie
Hoe vaak komt het voor?
- Afhankelijk van leeftijd; komt weinig voor bij hele jonge kinderen
- Afhankelijk van geslacht; iets vaker bij jongens dan bij meisjes
- Afhankelijk van niveau van VB; 4 verschillende niveau’s, licht verstandelijke beperking
komt vaker voor dan zwaar verstandelijke beperking.
- Afhankelijk van sociaal-economische context; komt vaker voor in
ontwikkelingslanden in vergelijking met het westen, bij gezinnen die in armoede
leven.
6. Diagnostiek
- Wat?
- Hoe?
- Testinstrumenten?
7. Begeleiding
(enkel werkzame factoren in de begeleiding kennen uit reader, niet welke soorten
interventie…) vb vraag exa; schets mij de 5 factoren van het AAMR model
- Doel? Dat ze zo zelfstandig mogelijk kunnen deelnemen aan het leven.
- Hoe?
AAMR-model van ondersteuning (kunnen tekenen op exa+ in grote lijnen uitleggen
Model dat zegt oké we hebben de criteria voor het stellen van een diagnose, maar we
moeten toch iets meer doen dan enkel de 3 criteria in kaart te
brengen. We moeten een totaalbeeld krijgen van die persoon
om tot een juiste diagnose te komen. 5 domeinen van het totaal
functioneren in kaart brengen en kijken hoeveel ondersteuning
ze nodig hebben
Functioneren van ene persoon wordt bepaald door deze 5
factoren, maar gemedieerd door de ondersteuning die de
persoon al dan niet krijgt.
Cog en adapt: ondersteuning, leren, zelfbepaling
Participatie: sociale rollen, interacties, relaties, actief participeren
Gezondheid: lichamelijke en geestelijke gezondheid
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Studentcrim1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.