Document met alles wat geleerd moet worden voor het Tentamen van Inleiding Strafrecht voor niet-juristen!
- Hoorcollege-aantekeningen powerpoint uitgetypt
- Samenvatting van de literatuur (boek deel 1 materiële strafrecht delen uit deel2 uit literatuurbundel)
- Samenvatting van alle literatuu...
The game and grammar errors are quite annoying and sometimes even give a wrong picture of the facts (informal instead of formal). It is also nice that everything is combined per week.
Show more reviews
Seller
Follow
k2908
Reviews received
Content preview
Inleiding strafrecht voor niet-
juristen
Week 1
College-aantekeningen
Hoorcollege 1 – 07/09/2017
Materiele strafrecht: welke gedragingen strafbaar zijn – dus wat verboden is.
Formele strafrecht: regelt hoe in een concreet geval moet worden vastgesteld of iemand iets heeft overtreden.
De belangrijkste rechtsgebieden:
- Het civiele recht/privaatrecht
- Bestuursrecht
- Stafrecht
Laatste 2: publiekrecht. Verschil tussen privaatrecht en publiekrecht zit in de rol van de overheid.
Civielrecht (privaatrecht): regelt de ‘horizontale’ rechtsbetrekkingen tussen burgers (verbintenissen uit de
wet(contracten), onrechtmatige daden, huwelijksrecht etc.) en de rechter van burgers inzake goederen die ze
tegenover derden kunnen inroepen (bijv. eigendomsrecht).
Bestuursrecht: regelt de ‘verticale’ rechtsbetrekkingen tussen de overheid en burgers. Bevoegde
overheidsinstanties kunnen eenzijdig de rechtpositie van de burger wijzigen (het verlenen of weigeren van een
vergunning, het opleggen van verplichtingen, etc.).
Strafrecht: regelt de mogelijkheid van de overheid om burgers een strafrechtelijke sanctie op te leggen en in de
aanloop daar naartoe procesrechtelijke bevoegdheden uit te oefenen en dwangmiddelen toe te passen.
Functie materieel strafrecht: normbevestiging door leedtoevoeging. Normbevestiging = strafoplegging is een
krachtig signaal dat bepaalde gedragingen onwenselijk zijn en niet worden getoleerd. Leedtoevoeging = de
legitimatie daarvan is altijd enigszins problematisch geweest. Dat brengt met zich mee dat strafoplegging met
de grootst mogelijke zorg en waarborgen is en moet zijn omringd. Het strafrecht wordt daarom beschouwd als
ultimum remedium (terughoudend ermee zijn).
Principes strafrecht:
Principe 1: Verantwoordelijkheid strafrecht is gefundeerd op het uitgangspunt dat burgers verantwoordelijk
kunnen worden gehouden voor hun gedragingen. Burgers kunnen (strafrechtelijk) worden aangesproken op de
schade die/dat ze hebben veroorzaakt. Verantwoordelijkheid impliceert wils- en keuzevrijheid. Ondanks dat
wils- en keuzevrijheid ter discussie staat. Bij strafbare geiten onder invloed van psychische stoornis wordt het de
dader niet toegerekend dat hij zich zo heeft gedragen.
Verantwoordelijkheid wordt aangenomen: het strafbare feit wordt de dader aangerekend, toegerekend.
Principe 2: Geen straf zonder schuld niet (alleen) de gevolgen zijn doorslaggevend voor de strafbaarheid van
de persoon. Er moet ook sprake zijn van een minimale schuld in de zin van verwijtbaarheid. Mocht van de dader
worden gevergd dat hij anders handelde? Verwijtbaarheid = vermijdbaarheid.
Principe 3: daadstrafrecht
1. Zonder gedraging geen schuld. De wetgever ging er van oudsher vanuit dat er sprake moest zijn van
een gewilde spierbeweging. Dat is niet helemaal correct. Bijvoorbeeld omissiedelicten (zoals art. 193 Sr
– niet voldoen aan wettelijke verplichtingen door getuige).
2. Gedraging van een persoon. Natuurlijke en rechtspersonen (art. 51 Sr).
3. Daden, dus niet gedachten. Gedanken sind frei.
Functie strafprocesrecht (formele recht)
,Doel strafproces: het verzekeren van de juiste toepassing van het materiële strafrecht. Het strafprocesrecht
bevat de regels die gaan over de toepassing van het materiële strafrecht op een concreet geval. De fasen van
een strafproces:
- Vooronderzoek/opsporing: door politie onderzoek.
- Vervolging/berechting: dagvaarding om voor de rechter te verschijnen.
- Tenuitvoerlegging: straf uitvoeren. Sanctierecht.
Bronnen van strafrecht
- Wetboek van Strafrecht: materiële strafrecht.
- Wetboek van Strafvordering: strafprocesrecht.
- Bijzondere wetten: Wegenverkeerswet, Wet Wapens en munitie, Opiumwet, enz.
- Lagere regelgeving: algemene maatregelen van bestuur (AMvB), gemeentelijke verorderingen (APV),
enz.
- Internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en EU-
wetgeving.
- Jurisprudentie: alle uitspraken van rechters. Dit kan invulling geven aan wettelijke bepalingen.
Bepalingen moeten op zelfde manier worden uitgelegd als in verleden.
Gebruik van wettenbundel
- Vaardigheid: de juiste bepaling vinden.
- Alleen deel II Kluwers.
- Hulpmiddelen:
o Inhoudsopgave wet
o Trefwoordenregister achterin wetboek
o Alfabetisch overzicht wetten voorin wetboek
- Onderstreep en/of arceer (belangrijke) artikelen …
Opbouw Wetboek van Strafrecht (Sr)
3 delen (zie de inhoudsopgave):
- Eerste boek: Algemene bepalingen artikel 1 t/m 91
- Tweede boek: Misdrijven artikel 92 t/m 421
- Derde boek: Overtredingen artikel 424 t/m 479
De boeken zijn onderverdeeld in titels en de titels in sommige gevallen weer in afdelingen.
Let op: boek 1 WvSr geldt grotendeels ook voor alle wetten met strafbepalingen.
Verbod om iemand te vermoorden: Art. 289 Sr.
Noodweer: Art. 41 lid 1 Sr.
Nulla poena-regel
Art 1. Lid 1 Sr en art. 16 GW: “geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling”. Beginsel: Nullum crimen, nulla poena sine praevia lege poenali (kortweg nulla poena-regel, ook
wel bekend als legaliteitsbeginsel). Zie ook art. 7 EVRM en art. 15 IVBPR.
Belang legaliteitsbeginsel:
- Generaal preventieve werking van de wet. Burgers weten hoe ze zich horen te gedragen.
- Beschermen tegen willekeur van de overheid. Beschermen tegen rechten en vrijheden.
Subregels nulla poena-regel:
1. Wettelijke strafbepaling: geschreven strafbepaling. Wet in formele zin (goedkeuring door parlement en
de kamers). Geen sprake van gewoonterecht.
2. Voorafgegane strafbepaling: verbod van terugwerkende kracht.
3. Eis van bepaaldheid (lex certa-beginsel / ‘Bestimmtheitsgebot’).
a. Bestimmtheitsgebot: art. 300 Sr: Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf (…). Maar
wat wordt hier precies onder verstaan? Hiervoor moeten andere bronnen worden
nageslagen. Zolang ongeveer duidelijk is welk gedrag je moet vertonen, is het toegestaan om
het op een beetje vage manier te omschrijven in de wet.
4. Verbod van analogie: interpreteren delictsomschrijving.
a. Interpretatiemethoden:
, i. Taalkundig/grammaticaal: betekenis van het woord in het gewone taalgebruik/in
zinsverband.
ii. Teleologisch: het doel van de bepaling staat centraal.
iii. Systematisch: uitleg van een bepaling hangt af van het systeem van de regeling
waarin de bepaling is opgenomen.
iv. Historisch: uitleg hangt af van wat daarover is gezegd bij de totstandkoming van de
wet/in vroegere regelingen.
Aan de hand van deze interpretatiemethoden kan de rechter een bepaling/een bestanddeel
restrictief (beperkt) of extensief (ruim) uitleggen.
Maar analoog redeneren mag dus niet (eigenlijk niet juiste term, maar beter om te zeggen te
extensieve/ruime uitleg mag niet).
Wanneer is interpretatie te extensief?
Toegestane extensieve interpretatie:
Elektriciteit is een goed (elektriciteitsarrest)
Virtuele zwaard is een goed (Runescape-arrest)
Niet toegestane te extensieve interpretatie (analogie-verbod):
APV: het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten
verblijven of te laten lopen: a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder
dat die hond aangelijnd is; dit geldt niet voor katten.
Interpretatie: Stiefkind-arrest
Belang jurisprudentie (bundel)
Arrest stiefkind:
- Artikel 249 Sr: Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig stiefkind (…) wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
- Namens de verdachte wordt in cassatie geklaagd over de uitleg van het bestanddeel ‘stiefkind’
- Centrale vraag: wanneer is er sprake van een stiefkind?
Oordeel rechter: Gerechtshof (vr. 1): een minderjarig kind van de vrouw met wie de verdachte samenleeft als
waren zij gehuwd (man en vrouw hoeven dus niet echt gehuwd zijn) (rechtsoverweging (r.o.) 4.4).
Hoge Raad (vr.2): volgens de Hoge Raad kan er alleen van een stiefkind sprake zijn indien de man en vrouw zijn
getrouwd (r.o. 4.3.1 en 4.3.2).
Interpretatiemethode 1:
Rechtsoverweging (r.o.) 4.3.1:
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet van 18 juli 1936, Stb. 203, waarbij in de
delictsomschrijving van art. 249, eerste lid, Sr is opgenomen het plegen van ontucht met zijn minderjarig
stiefkind, volgt dat de wetgever daarbij het oog heeft gehad op het geval dat de dader gehuwd is (geweest) met
de ouder van het desbetreffende kind van wie hij zelf niet de ouder is en niet ook op het geval dat de dader in
concubinaat leeft of heeft geleefd met de ouder van het desbetreffende kind
Interpretatiemethode: Wetshistorisch. Bedoeling van wetgever zoals die blijkt uit wetsgeschiedenis.
Levert volgens de Hoge Raad argument op voor restrictieve (terughoudende) interpretatie van het bestanddeel
(r.o. 4.3.2).
Interpretatiemethode 2:
r.o. 4.3.2:
… Aan de strekking van die bepaling… zou niettemin een argument kunnen worden ontleend voor extensieve
interpretatie van dat begrip, die aansluit bij veranderde maatschappelijke opvattingen omtrent
samenlevingsvormen en de ontwikkelingen die zich dienaangaande sedert de totstandkoming van art. 249 Sr
hebben voorgedaan…
Interpretatiemethode: Teleologisch. Het gaat om de strekking van de bepaling.
Interpretatiemethode 3:
r.o. 4.3.2:
Tot een extensieve interpretatie van dat begrip bestaat te minder aanleiding nu in art. 249 Sr, dat immers tevens
ziet op een ‘aan zijn zorg (…) of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige’, en artikel 248ter Sr (oud), voor
zover daarin sprake is van ‘een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’, voldoende
, aanknopingspunten kunnen worden gevonden om een geval als onderhavige (…) onder het bereik van de
strafwet te brengen
Interpretatiemethode: systematisch. HR let op systematiek van de bepaling en de gehele regeling van de
zedenwetgeving.
Voorwaarden voor strafbaarheid
Personen zijn strafbaar als:
- Er sprake is van een strafbaar feit, dat wil zeggen als:
o Er een gedraging is van een persoon.
o Die valt onder een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling.
- Er sprake is van een strafbare dader, dat wil zeggen als:
o De gedraging wederrechtelijk is. Wederrechtelijkheid = gedraging moet in strijd zijn met de
wet. Samenleving vind dat je je niet zo had moeten gedragen.
o De gedraging de dader kan worden verweten.
Delictsomschrijving
Voorbeeld vernieling, art. 350, lid 1: onderdelen van een beschrijving worden bestanddelen genoemd:
- Opzettelijk
- Wederrechtelijk
- Enig goed
- Dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort
- Vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt
Alles moet aanwezig zijn, voordat je kan worden gestraft.
Ook staat er een sanctie in een delictsomschrijving.
Geldboetes zijn te vinden in artikel 23 Sr.
Beschermd rechtsgoed gaat bij vernieling om ongestoord gebruik eigendom.
Bestanddelen zijn op te delen in twee groepen:
- Subjectieve bestanddelen:
o Opzet (willens en wetens) of culpa (schuld in de zin van onvoorzichtigheid).
o Dit zijn de bestanddelen in de delictsomschrijving die de persoon van de verdachte betreffen
(het innerlijk van de verdachte/het verwijt aan de verdachte).
- Objectieve bestanddelen:
o Alle andere bestanddelen (voorwaarden) in de delictsomschrijving die moeten zijn vervuld wil
er sprake zijn van een strafbaar feit.
Er is een verband tussen objectieve en subjectieve bestanddelen: opzet moet bijvoorbeeld betrekking hebben
op het iemand van het leven beroven.
Elementen zijn wederrechtelijkheid en schuld. Verondersteld wordt dat deze aanwezig zijn.
Bestanddelen moeten worden bewezen, elementen worden verondersteld, maar mogen wel aangevochten
worden.
Beslissingsmodel van art. 350 Sv
BELANGRIJK!
Art. 350 Wetboek van Strafvordering:
Indien het onderzoek in artikel 348 bedoeld, niet leidt tot toepassing van artikel 349, eerste lid , beraadslaagt de
rechtbank op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de
vraag of [1] bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan, en, zoo ja, [2] welk strafbaar feit het bewezen
verklaarde volgens de wet oplevert; indien wordt aangenomen dat het feit bewezen en strafbaar is, dan
beraadslaagt de rechtbank over [3] de strafbaarheid van den verdachte en over [4] de oplegging van straf of
maatregel, bij de wet bepaald.
Strafprocessueel beslissingsmoel:
1. Ten laste gelegde feit bewezen?
2. Bewezenverklaarde feit een strafbaar feit? De kwalificatiebeslissing.
a. Feit beantwoordt aan alle bestanddelen van de delichtsomschrijving.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller k2908. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.