samenvatting van de studiestof uit het boek Strafprocesrecht van Keulen en Knie dertiende druk. het gaat om de studiestof van de weken 1 t/m 5 van universiteit leiden opleiding rechtsgeleerdheid bachelor 3 het vak strafprocesrecht.
Hoofdstuk 1 Inleiding
De bronnen van het strafprocesrecht:
a. Het wetboek van strafvordering
art. 107 lid 1 GW.
b. Bijzondere wetten
art. 107 GW staat toe dat bepaalde onderwerpen bij afzonderlijke wetten geregeld worden.
Er zijn drie groepen bijzondere wetten:
1. Wetten die onderwerpen regelen die het strafprocesrecht gemeen heeft met andere
rechtsgebieden, of in ieder geval onderwerpen die niet uitsluitend, maar wel ten dele op
het terrein van de strafvordering liggen -> wet op de rechterlijke organisatie,
advocatenwet etc.
2. Wetten die onderwerpen regelen die aan of net over de rand van de strafvordering liggen.
Wetten op het terrein van de executie van vrijheidsbenemende sancties. Wetten die op het
terrein van de internationale rechtshulp liggen.
3. Wetten die voor bepaalde categorieën delicten een afwijkende of aanvullende
strafvorderlijke regeling geven. Bijv. Opiumwet of Wet Wapens en Munitie.
c. Algemene maatregelen van bestuur: ministeriële beschikkingen
Art. 1 Sv sluit uit dat de lagere wetgever regelingen van strafvorderlijke aard treft. Het is wel
mogelijk dat de formele wetgever de nadere uitwerking van een strafvorderlijke regeling
delegeert aan de Kroon of aan een minister. Bijv. art. 142 lid 4 Sv.
Beleidsregels
een overheidsorgaan waaraan een discretionaire bevoegdheid is toegekend stelt vaak eigen
beleidsregels op met betrekking tot de wijze waarop van die bevoegdheid gebruikgemaakt dient te
worden. De HR heeft zich op het standpunt gesteld dat als dergelijke beleidsregels op behoorlijke
wijze zijn gepubliceerd, zij ‘recht’ zijn in de zin van art. 79 Wet RO.
Beleidsregels van het OM heten tegenwoordig aanwijzingen. Dit gaat veelal over het
vervolgingsbeleid en de wijze waarop opsporingsbevoegdheden worden uitgeoefend.
Strafvorderingsrichtlijnen zijn beleidsregels die in hoofdzaak betrekking hebben op de ter
terechtzitting te vorderen straf.
Aanwijzingen zijn recht in de zin van art. 79 Wet RO
strafvorderingsrichtlijnen is onzeker. De rechter is niet aan de richtlijn gebonden
instructies en handleidingen hebben in beginsel alleen interne werking
Van een beleidsregel waarop de burger zich kan beroepen, is alleen sprake als het gaat om een regel
die afkomstig is van een orgaan dat de bevoegdheid heeft functionarissen bindende voorschriften te
geven met betrekking tot de uitoefening van hun bevoegdheden.
Internationaal recht
a. Verdragsrecht
EVRM en IVBPR spelen een belangrijke rol. Aan het EVRM is een individueel klachtrecht
gekoppeld. Iedere burger die meent dat zijn verdragsrechten zijn geschonden, en die zijn gelijk
niet bij de eigen nationale rechter heeft kunnen halen, kan een klacht indienen bij het EHRM
in Straatsburg. De HR interpreteert het WvS in het licht van het EVRM.
Belangrijkste verdragsrechten: artt. 5, 6 en 8 EVRM, artt. 9, 14 en 17 IVBPR.
b. Supranationaal recht: EU-recht
de Raad ter bestrijding van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden,
kan volgens een bijzondere wetgevingsprocedure een Europees OM instellen.
,De wetgever is het rechtersrecht als binden gaan behandelen. Ook de HR is zijn taak mede als een
rechtsvormende gaan zien en verwijst dikwijls bij wijze van motivering naar zijn eigen uitspraken. Het
EHRM rekent het nationale jurisprudentierecht ook tot de ‘law.’
De HR toetst de vervolgingsbeslissing aan ‘de beginselen van een goede procesorde.’
- Vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel, beginsel van zuiverheid van oogmerk (verbod van
détournement de pouvoir), beginsel van een behoorlijke en billijke belangenafweging,
rechtszekerheidsbeginsel, legaliteitsbeginsel, onschuldpresumptie, dubio pro reo-beginsel,
nemo tenetur-beginsel, fair trial-beginsel, opportuniteitsbeginsel, dominus-litis-beginsel.
De gelding van de beleidsregels berust op de beginselen van een goede procesorde. Willekeurige
afwijking van de regels is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het jurisprudentierecht berust op de
rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
De idee dat alle strafprocesrecht in de wet is neergelegd is losgelaten.
Legaliteitsbeginsel
de Franse wetgeving bracht rechtseenheid en rechtszekerheid. Art. 1 van de Code d’instruction
Criminelle: alleen aan de door de wet aangewezen functionarissen kwam de strafvordering toe. Nu
anders verwoord in art. 1 Sv. Dit artikel geeft aan de wetgever de opdracht om het strafproces op
zodanige wijze bij wet in formele zin is geregeld, dat het gevaar voor willekeur beperkt is. Maar het
betekent niet dat het hele strafproces in de wet moet worden vastgelegd. Er is ook sprake van een
zekere beleidsvrijheid. De kans op willekeur wordt ingeperkt door de openbaarheid van de zitting, die
publieke controle op de wijze waarop de rechter zijn bevoegdheden hanteert mogelijk maakt, de
toevoeging van een raadsman, art. 41 Sv, en de mogelijkheid tot appel en cassatie.
Een scherpe afbakening van het strafprocesrecht is niet goed mogelijk omdat dat rechtsgebied
geïntegreerd is in het geheel van de Nederlandse rechtsorde. De ‘grensconflicten’ doen zich op 3
terreinen voor:
1. Het penitentiaire recht is in wezen bestuursrecht waarop de AWB van toepassing zou moeten
zijn.
2. Politietaak op het vlak van de criminaliteitsbestrijding -> onder het bestuursrecht dan wel
opsporing via strafprocesrecht?
3. Oplegging van bestuurlijke boetes -> bestuursrecht of strafrecht?
Hoofdstuk 2 karakter en gang van het Nederlandse strafproces
Er worden twee procesmodellen onderscheiden:
1) Inquisitoir procesmodel
de rechters (gerechtelijke autoriteiten) hebben een actieve rol bij het onderzoeken van de zaak.
Zij oordelen daarbij op basis van de materiële waarheid er is geen partijenproces. De
gerechtelijke autoriteiten die de zaak onderzoeken zijn aanklager en rechter tegelijk. De
verdachte is geen procespartij met eigen rechten en bevoegdheden, maar voorwerp van
onderzoek. Franse model van de pijnbank.
2) Accusatoir procesmodel
de inzet van het geding wordt gezien als een conflict tussen twee partijen. Aan de ene kant een
private of openbare aanklager, aan de andere kant de aangeklaagde. Aanklager formuleert de
beschuldiging en moet die bewijzen. Er is gelijkwaardigheid tussen procespartijen. De strijd
wordt gevoerd ten overstaan van een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Een proces over
de schuldvraag blijft achterwege als de verdachte de aanklacht niet wenst te bestrijden.
De rechter heeft een passieve, lijdelijke rol.
In de MvT wordt ons stelsel omschreven als gematigd accusatoir. De Franse revolutie bracht de
afschaffing van de pijnbank mee en een scheiding tussen vooronderzoek(inquisitoir) en eindonderzoek
(accusatoir). Het inquisitoire procesmodel schoof langzaam naar een meer accusatoir model met
,waarin de rechtspositie van de verdachte aanzienlijk werd verbeterd, bijv. zwijgrecht en recht op
bijstand tijdens het vooronderzoek.
Opvallend is echter het grote belang dat ook in het nieuwe wetboek wordt gehecht aan de materiële
waarheidsvinding, art. 341 lid 4 sv. Dit valt met een accusatoir procesmodel niet goed te rijmen.
De rechter ter terechtzitting blijft een actieve rol behouden: art. 315, 316 en 292 Sv.
het Openbaar Ministerie blijft zijn magistratelijke rol behouden.
Conclusie: het Nederlandse stelsel van strafvordering heeft sterk inquisitoire trekken. Met het
accusatoir proces heeft het stelsel gemeen dat de verdachte als volwaardige procespartij wordt erkend.
Hoofdrolspelers in het strafprocesrecht
a. Rechters
b. Officier van justitie
c. Verdachte
d. Advocaat
e. (het slachtoffer)
a. De rechter
Wij kennen geen lekenrechtspraak. Hoofdbeginsel: berechting door ambtelijke rechtsgeleerde rechters.
Daarmee samenhangend hoofdbeginsel: in de wijze van berechting wordt generlei onderscheid
gemaakt tussen misdrijven, naar gelang zij een ernstiger of minder ernstig karakter dragen. De
onafhankelijkheid van de rechter wordt gewaarborgd door benoeming voor het leven en door het feit
dat de rechter voor zijn uitspraken aan niemand verantwoording verschuldigd is, maar ook door
verschoning en wraking.
De rechter is actief bij het proces betrokken (inquisitoir), hij is eindverantwoordelijk voor de uitkomst
van het geding, wat betekent dat het zijn taak is te zorgen dat de uitspraak in overeenstemming is met
het recht en de feiten (materiële waarheid).
-> nader onderzoek naar de werkelijke toedracht
-> hij is bij zijn oordeel niet aan de standpunten van partijen gebonden
Echter doordat de OvJ is uitgegroeid tot dominus litis en de verdachte als volwaardige procespartij is
erkend, is de rechter minder dominant geworden. De eigen verantwoordelijkheid van de rechter heeft
vooral een aanvullende functie: daar waar partijen tekortschieten grijpt de rechter in.
b. De officier van justitie
Vertegenwoordiging van het Openbaar Ministerie. Het OM valt onder de politieke
verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. De OvJ is dus niet onafhankelijk. De
minister kan aanwijzingen geven die moeten worden opgevolgd, art. 127 wet RO.
Opportuniteitsbeginsel: de OvJ is niet verplicht elk strafbaar feit te vervolgen. Van vervolging mag
worden afgezien op gronden aan het algemeen belang ontleend, art. 167 lid 2 Sv.
De rechter is gebonden aan de vervolgingsbeslissing van de OvJ. Hij moet oordelen over de feiten die
door de officier worden ten laste gelegd -> dominus litis.
Hoewel de OvJ partijdig is, is hij toch niet de tegenstander van de verdachte. Zijn magistratelijke
positie brengt mee dat hij niet koste wat het kost een veroordeling van de verdachte mag nastreven. Hij
moet rekening houden met de belangen van de verdachte en vrijspraak rekwiteren als blijkt dat
verdachte onschuldig is.
Het OM heeft ook een taak bij de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen -> effectueren
oproeping van getuigen en verschijning van de verdachte
Het opsporingsonderzoek wordt onder leiding en verantwoordelijkheid van de OvJ verricht. Hij moet
ervoor waken dat het onderzoek zich ook richt op bewijsmateriaal dat de verdachte zou kunnen
ontlasten.
c. Verdachte
Onschuldpresumptie en nemo tenetur-beginsel. Deze beginselen liggen ten grondslag aan het fair
hearing beginsel. Er moet sprake zijn van equality of arms. De juridische middelen van de verdachte
, om de aanklacht te bestrijden moeten gelijkwaardig zijn aan de middelen die de OvJ heeft om die
aanklacht te onderbouwen. Zwijgrecht en het recht om zelf de verdedigingsstrategie te bepalen.
d. De raadsman
Art. 37 Sv. De raadsman is gebonden aan de gedragsregels van de Orde van Advocaten en
onderworpen aan tuchtrechtelijk toezicht. Het overleg tussen raadsman en verdachte is vertrouwelijk.
Dat overleg valt onder het beroepsgeheim en het verschoningsrecht.
Eenheid van verdediging: de verdediging zoals die door de raadsman wordt gevoerd, heeft te gelden
als de verdediging van de verdachte.
e. Het slachtoffer
Kenmerkend voor het strafproces is lange tijd geweest dat het slachtoffer zoveel mogelijk buiten de
deur werd gehouden. Het strafbare feit was een delict tegen de samenleving of tegen de rechtsorde.
Het proces had uitsluitend een verticaal karakter: de verdachte moet zich verantwoorden tegen de
overheid als representant van die rechtsorde.
De positie van het slachtoffer in het strafproces is aanzienlijk versterkt. De belangen van het
slachtoffer mogen worden meegewogen bij de inrichting van het strafproces
Doorson-arrest: EHRM: tot de beginselen van een eerlijk proces hoort dat rekening wordt gehouden
met de belangen van het slachtoffer.
Op het beginsel dat alle misdrijven, ongeacht hun ernst, op dezelfde wijze worden afgehandeld,
bestaan uitzonderingen:
- Misdrijven van eenvoudige aard kunnen door de politierechter worden berecht, art. 367 e.v. sv
- Buitengerechtelijke afdoening, veelal via de transactie art. 74 Sr e.v.
- Strafbeschikking art. 257a Sv e.v.
Tegenwoordig gaat het beginsel dus niet zonder meer op. Er moet gestreefd worden naar een zo
evenwichtig mogelijk gebruik van de beperkte capaciteit. Ingewikkelde zaken door meervoudige
kamer, eenvoudige zaken door politierechter of buitengerechtelijke afdoening.
Op basis van bovenstaande is een driesporenmodel ontwikkeld
criteria:
1) ingrijpendheid van de sanctie die de verdachte boven het hoofd hangt
2) ingewikkeldheid van de zaak
De verschillen doen zich voor bij het eindonderzoek niet bij het vooronderzoek. Het vooronderzoek is
voor alle strafzaken op dezelfde manier geregeld.
Het strafproces in fasen:
- opsporing
- vervolging
- berechting in eerste aanleg
- rechtsmiddelen (hoger beroep en cassatie)
De vervolging van de verdachte eindigt pas als de uitspraak onherroepelijk is.
Ons strafproces is gebaseerd op een onderscheid tussen vooronderzoek en eindonderzoek, art. 132 Sv.
De kern van het vooronderzoek bestaat uit een opsporingsonderzoek. Dat onderzoek wordt verricht
onder het gezag van de OvJ, art. 132a Sv. De rol van de RC als onpartijdige en onafhankelijke rechter
maakt deel uit van de checks and balances. Van opsporing kan worden gesproken vanaf het moment
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisakivits96. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.