Dit is een tentamen die gegeven is voor het vak Marketing en Persuasieve communicatie. Met dit tentamen kun je goed oefenen voor je tentamen en er is een grote kans dat je ook nog vragen terug ziet op het tentamen.
1. In verschillende marktsectoren lijken sociaal ondernemerschap en duurzaam
produceren een toenemende rol te spelen in het positioneren van ondernemingen. Op
welke functie van een attitude lijkt deze strategie het meest gericht?
a. Instrumentele functie
b. Kennisfunctie
c. Waarde-expressieve functie
d. Sociale aanpassingsfunctie
2. Een campagneteam wordt gevraagd om studenten het belang van gezonde voeding bij
te brengen. Uit onderzoek blijkt dat studenten die goed nadenken over hun voeding
ook vaak gezond eten. Studenten die niet geïnteresseerd zijn in informatie over
voeding eten vaak slecht. Gezien deze situatie is het volgens het Elaboration
Likelihood Model (ELM) verstandig om een boodschap te ontwerpen die……
a. Goede argumenten gebruikt
b. Subliminale cues bevat
c. Gebruik maakt van perifere cues
d. De verwerkingscapaciteit van studenten verhoogt
3. In een onderzoek van Dovidio et al. (1998) werd non-verbaal gedrag – bijv. knikken,
glimlachen, gebaren – gemeten in gesprekken tussen mannen en vrouwen. Wat kunnen
we concluderen uit dit onderzoek?
a. Dat seksualiteit ook non-verbaal gecommuniceerd kan worden
b. Dat mannen dominanter zijn in communicatie over “mannenonderwerpen”
maar niet in communicatie over “vrouwenonderwerpen”.
c. Dat mannen altijd dominanter zijn dan vrouwen
d. Dat vrouwen altijd dominanter zijn dan mannen
4. Van welk concept in de Theorie van Gepland Gedrag (Theorie of Planned Behavior) is
het volgende item een voorbeeld: “Als ze op het station een saladebar zouden hebben
zou het voor mij veel makkelijker zijn om gezond te eten!”
a. Gedragsintentie (behavioral intention)
b. Controleovertuiging (control belief)
c. Motivatie tot instemming (motivation to comply)
d. Normatieve overtuiging (normative belief)
5. Nu het Israëlisch-Palestijnse conflict weer oplaait kiest zoals gewoonlijk het
Nederlands Palestina Kommitee in haar commentaar de zijde van de Palestijnen en het
Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) van Ronny Naftaniel de zijde van
Israël. Vanwege welk principe hebben hun commentaren relatief weinig invloed op de
publieke opinie in Nederland?
a. De reporting bias
b. De linguistic bias
c. De association bias
d. De knowledge bias
, 6. Jim woont sinds kort in een kraakpand in Amsterdam. Daar kleed hij zich doorgaans
alternatief, maar als hij in het weekend naar zijn ouders gaat trekt hij meestal iets
netters aan. Op welke attitudefunctie is zijn gedrag gebaseerd?
a. Instrumentele functie
b. Kennisfunctie
c. Waarde-expressieve functie
d. Sociale aanpassingsfunctie
7. Welke van onderstaande opties valt niet onder de definitie van persuasieve
communicatie?
a. Een reclamefilmpje voor de landmacht
b. Een bevel van de officieer aan zijn soldaten
c. Een optreden van Bennie Jolink van de groep Normaal in Uruzgan om de
moraal te verbeteren
d. Een informatieavond voor jongeren die interesse hebben om beroepsmilitair te
worden
8. Stel, een Amerikaanse stemmer twijfelde bij de Amerikaanse verkiezingen erg tussen
Obama en McCain. Uiteindelijk stemde hij op McCain. Achteraf is hij zekerder van de
juistheid van zijn keuze dan voor de verkiezingen. Welk effect vindt hier plaats?
a. Het brandwagon effect
b. Spreading of alternatives
c. Selectieve perception
d. Disconfirmation bias
9. John heeft een waardevolle postzegelverzameling, maar omdat de markt voor
postzegels opdroogt, worden zijn postzegels elk jaar minder waard. Toch verkoopt hij
de postzegels niet, want hij vindt dat hij te veel moeite heeft gedaan om nu met een
laag bedrag te worden afgescheept. Welke theorie biedt de beste verklaring voor dit
irrationele gedrag?
a. Ajzen’s Theory of Planned Behavior
b. Petty en Capioppo’s Elaboration Likelihood Model
c. Festinger’s cognitieve dissonantietheorie
d. Sherif en Sherif’s social judgement theorie
10. Welk theoretisch concept werd in het boek van Perloff volgens jullie docent onjuist
omschreven?
a. Heuristic bias
b. Knowledge bias
c. Disconfirmation bias
d. Reporting bias
11. Er zijn verschillende factoren te noemen die een invloed hebben op de mate waarin
mensen zich conformeren aan de mening van de meerderheid in groepen. Welke van
onderstaande opsommingen bevat (een) factor(en) die niet in het rijtje thuishoort?
a. Gezamenlijke doelen, identificatie met de groep
b. Unanimiteit, publieke/geheime respons
c. Sterkte van de argumenten, belang van de taak
d. Sterkte van de argumenten, ambiguïteit van de taak
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Kimlouka. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.