Alle relevante hoofdstukken en paragrafen voor het tentamen zijn opgenomen in de samenvatting. Daarnaast zijn alle begrippen los uitgelegd en is de samenvatting zo opgemaakt, dat begrippen ook makkelijk geleerd kunnen worden.
SAMENVATTING GRONDSLAGEN SOCIOLOGIE
Sociologie= wetenschap van manieren waarop mensen met elkaar samenleven, de studie van
sociale netwerken
Maatschappij= samenleving, grootste sociale eenheid waartoe mensen behoren
Groep= mensen die een gemeenschappelijke identiteit, een wij-gevoel kennen of dit besef
juist niet hebben
Sociaal netwerk= geheel van relaties tussen actoren (individuen of groepen)
Sociale netwerken variëren naar omvang, dichtheid en openheid.
In de sociologie wordt gezocht naar overeenkomsten en verschillen tussen vormen van menselijk
samenleven en samenhangen. Daarnaast richt de sociologie zich niet alleen op 1 samenleving, maar ook op
meerdere samenlevingen. Sociologie houdt zich net zoals de psychologie bezig met menselijk gedrag en de
vraag wat mensen beweegt.
Sociologisch verklaren= het doen van uitspraken over causale samenhangen tussen sociale processen
In het sociologisch verklaren komen theorievorming en empirisch onderzoek samen.
Theorievorming: er worden generaliserende uitspraken over het sociale leven gedaan die met elkaar
in een systematisch verband worden geplaatst
Tussen theorie en empirisch onderzoek bestaat een wisselwerking. Theorieën sturen het onderzoek.
Omgekeerd levert het onderzoek de gegevens waarmee theorieën worden getoetst. De derde kant van
sociologiebeoefening is de toepassing.
Sociaal= alles wat tussen mensen afspeelt en alles wat mensen met elkaar verbindt
Een maatschappij is niet een verzameling van losse individuen. Ze vormen met elkaar een sociale
werkelijkheid die geen van hen ooit ontworpen heeft. Relatieve autonomie van sociale processen zijn de
sociale processen die geen van alle individuen van tevoren zo bedoeld en gepland heeft. Sociale processen
zijn relatief autonoom omdat ze niet losstaan van de individuen die met bepaalde bedoelingen handelen
en ze niet volledig tot individuele bedoelingen kunnen worden herleid.
Interactie= het reageren van mensen op elkaar
Cultuur= gedragsrepertoire, denkbeelden die mensen aangeleerd hebben en die zij in een
bepaalde groep of samenleving gemeen hebben
Interdependentie= onderlinge afhankelijkheid
Interactie kan verbaal of non-verbaal zijn. Directe interactie speelt af tussen mensen die fysiek bij elkaar
aanwezig zijn, indirecte interactie is hiervan het tegenovergestelde.
Sociaal handelen= handelen dat georiënteerd is op het gedrag van andere mensen (Weber), vrijwel al
het menselijk handelen is sociaal te noemen
Interactie is voorspelbaar, door normen of gedragsregels.
Continuïteit= proces van cultuuroverdracht van generatie op generatie op een langere periode,
mede door het proces dat een samenleving verandert
Socialisatie= al het leren, bedoeld en onbedoeld, door mensen aan en van andere mensen
Vormen van socialisatie:
- Imitatie= nabootsen van gedrag in de omgeving
- Identificatie= willen zijn zoals de persoon die wordt geïmiteerd
- Dwang= met toedeling van beloningen en straffen door opvoeders
Internaliseren= onderdeel worden van de persoonlijkheid door het uit zichzelf navolgen van regels
Socialisatie leidt ook tot verschillen tussen mensen. Binnen samenlevingen zijn deze verschillen afhankelijk
van de cultuur, per groepering zijn er dan ook weer variaties in sekse, klasse, regio en etnische of
godsdienstige groepering.
Subcultuur= kenmerkende cultuur die een variant vormt op/afwijkt van de dominante cultuur
Door sociale ervaringen vormt het individu een beeld van zichzelf en krijgt het een eigen identiteit.
Nature= aangeboren
Nurture= aangeleerd
Menselijk gedrag is niet aangeboren of aangeleerd, maar aangeboren en aangeleerd. Gedrag ontwikkelt
zich in een ingewikkeld samenspel tussen de genetische informatie en de omgeving.
Contract-theorie: elk individu was autonoom, maar men ging het voordeel van verbonden inzien
, Durkheim stelde dat de mensen die in stamverband leefden, niet het bewustzijn konden ontwikkelen van
een identiteit als afzonderlijk individu (men is altijd afhankelijk van elkaar geweest).
Sociale voorwaarden voor individualisme: sterke arbeidsdeling en centraal staatsgezag
Onderlinge afhankelijkheid van mensen houdt in dat ze elkaar dwingend beïnvloeden, macht over elkaar
uitoefenen. In een asymmetrische verhouding is de een meer afhankelijk van de ander. Degene die het
minst afhankelijk is, heeft de meeste macht.
Individualisering= mensen laten hun leven minder leiden door druk vanuit de directe sociale omgeving
en raken minder gebonden aan de sociale kaders
4 bindingen:
1. Economische bindingen (productie en distributie schaarse goederen)
2. Politieke bindingen (fysieke dwang, overheid en geweld)
3. Affectieve bindingen (positieve en negatieve gevoelens voor elkaar)
4. Cognitieve bindingen (kennisvorming en kennisoverdracht)
Ideaaltypische indeling= er is nooit sprake van 1 binding, er is een verwevenheid van bindingen
Economische bindingen
Economische bindingen= mensen zijn van elkaar afhankelijk in het produceren, distribueren van schaarse
middelen naar hun behoeften
Interdependentie= onderlinge afhankelijkheid
De economische problemen zijn tegenwoordig grensoverschrijdend, maar het netwerk van
afhankelijkheden op wereldschaal is er niet altijd geweest. We gingen van produceren voor eigen gebruik
naar arbeidsdeling (netwerk van economische betrekkingen; niet produceren voor eigen gebruik en het
ontvangen van geldinkomen dat ze besteden aan goederen waarvan ze de herkomst niet van kennen.
De homo sapiens hebben gezorgd voor de ontwikkeling van productiewijze en de vroege technologie, door
onder andere vuurbeheersing en over te gaan van het leven als jager-verzamelaar naar een leven in een
agrarische samenleving (de agrarische revolutie, waarin mensen gewassen leerden te verbouwen en dieren
leerden te temmen). Hierna ontwikkelde zich het kapitalisme (economisch systeem met als doel winst te
maken). Feodale verhoudingen (eenzijdige machtsrelatie tussen boeren en grootgrondbezitters) vervielen
naarmate er meer geld te koop was. De grondbezitters ook meer geld van de boeren ipv goederen en
diensten in natura. Zo dwongen ze de boeren voor de markt te gaan producerenen zetten ze de feodale
verhouding aan de kant. De opkomst van het kapitalisme kwam door:
- De opkomst van de bourgeosie (ondernemersklasse, die kapitaal bezitten)
- De opkomst van de arbeidersklasse (mensen die zelf geen productiemiddelen bezitten en hun
inkomen ontlenen aan arbeid in ruil voor loon, in opdracht van ondernemers)
- Differentiatie tussen politieke en economische bindingen tussen staat en markt
- Marktvorming bleef niet tot de staten beperkt (internationale arbeidsdeling en expansie
kapitalistisch wereldsysteem)
Particuliere ondernemingen namen de productie over en gingen onderling concurreren en zo elkaar
stimuleren tot vernieuwingen.
Commercialisering= mensen worden meer van elkaar afhankelijk, markten worden onoverzichtelijker en
onpersoonlijker
Er ontstond een internationale arbeidsdeling doordat de marktvorming niet tot de staat beperkt bleef.
Wereldsysteem= geheel van door arbeidsdeling van elkaar afhankelijke sociaaleconomische- en
culturele eenheden
Kern= centrum van handel
Periferie= leveranciers van grondstoffen, gewassen en afzetgebied van nijverheidsproducten
Dit kapitalistische wereldsysteem expandeert door ontdekkingsreizen, uitbreiding van de handel en
koloniale veroveringen.
Industrialisering: verandering van productietechnieken, veranderingen in de organisatie van de
productie
Ondernemers brachten arbeiders samen in speciale arbeidsorganisaties, waarin ze deeltaken uit moesten
voeren (arbeidssplitsing; arbeidsdeling binnen een organisatie). Fabrieken verdrongen de ambacht en
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sterrelob. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.