100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Verdiepend Europees Recht $6.47
Add to cart

Summary

Samenvatting Verdiepend Europees Recht

15 reviews
 535 views  57 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting voor het vak Verdiepend Europees Recht van het boek 'Recht van de Europese Unie' gebaseerd op de modulebeschrijving van de Haagse Hogeschool. De samenvatting is tevens aangevuld met aanvullende stof uit de sheets.

Last document update: 7 year ago

Preview 3 out of 33  pages

  • No
  • De opgegeven stof uit de modulebeschrijving
  • October 23, 2017
  • November 5, 2017
  • 33
  • 2017/2018
  • Summary

15  reviews

review-writer-avatar

By: melanieseton • 3 year ago

review-writer-avatar

By: samanuel • 4 year ago

Translated by Google

Helped well!

review-writer-avatar

By: mnlxx • 6 year ago

review-writer-avatar

By: Rechtenstudent93 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: lulu97 • 6 year ago

review-writer-avatar

By: priyanta9 • 6 year ago

review-writer-avatar

By: TKoudijs35 • 6 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Samenvatting Verdiepend Europees Recht

Week 1 Rechtsbeginselen van de Europese Unie - Hoofdstuk IV nr. 1-107

Het Autonome Karakter van het Europees recht
Onder Europees Recht moet worden verstaan: de verdragen, de aan de verdragen gehechte
protocollen, het recht dat op grond daarvan tot stand is gebracht en de rechtspraak over de
verdragsbepalingen en het secundaire recht.

Een groot verschil met het internationale recht, is dat het de lidstaten bij het Europees recht niet vrij
staat om te beslissen over de gevolgen van het recht voor de rechtspositie van hun onderdanen. Dit
volgt uit het autonome karakter van het Europees recht. Dit blijkt ook uit de besluitvormingsprocedures
waarin niet altijd een vetorecht bestaat voor elke lidstaat. De lidstaten stellen gezamenlijk de
verdragen op. Deze verdragen worden vervolgens ingevuld door middel van het secundaire recht, wat
bestaat uit: verordeningen, richtlijnen en besluiten.

Van Gend & Loos-arrest
De vraag die in dit arrest centraal stond, was of een bepaling van het Werkingsverdrag, dus een
bepaling van Europees recht, onmiddellijke werking heeft als intern recht. Hierover werd het volgende
bepaald: ‘dat de Gemeenschap in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormt ten bate waarvan de
staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet slechts
deze lidstaten, maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn’.
→ uit deze overweging blijkt het volgende: net als onderdanen over en weer rechten en plichten
kunnen ontlenen aan het nationaal recht, kunnen zij ook rechten ontlenen aan het Unierecht. Er is
sprake van zo’n recht zodra het Unierecht voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk een verplichting
bevat ten opzichte van de lidstaten. Het effect van het Unierecht in de nationale rechtsorde is een
aangelegenheid van het Unierecht zelf, dit wordt de autonomie van het Unierecht genoemd.

Een tijd later is bepaald in het arrest Costa/ENEL dat nationaal recht geen afbreuk kan doen aan het
Unierecht. Het Unierecht heeft voorrang boven het nationaal recht, dit geldt ook wanneer het nationaal
recht nieuwer is.

Uit bovenstaande arresten kan worden geconcludeerd dat de autonomie van het Unierecht uit twee
onderdelen bestaat: rechtstreekse werking en voorrang. Met rechtstreekse werking wordt dus bedoeld
dat het unierecht werkt als intern recht. Dit betekent dat een onderdaan van een EU-lidstaat zich in het
kader van de nationale rechtsorde onder bepaalde voorwaarden door het Unierecht gesteld een
beroep kan doen op een regel van het Unierecht. Het is dus niet aan het nationale recht om te
bepalen of een bepaling van het Unierecht werking als intern recht heeft en wat de gevolgen hiervan
zijn. Het doel van deze rechtstreekse werking is het bereiken van harmonisatie. Als de bepalingen van
Unierecht zouden moeten worden uitgelegd door de nationale rechters, dan zou dat in elke lidstaat
anders worden gedaan. De nationale rechter dient strijdig nationaal recht buiten toepassing te laten.


Loyaliteitsbeginsel
In art 4 lid 3 VEU wordt de verhouding geregeld tussen de Unie (instellingen) en de lidstaten door
middel van het loyaliteitsbeginsel. Het loyaliteitsbeginsel omvat twee verplichtingen. Aan de ene kant
de positieve verplichting om het Unierecht effectief te maken en aan de andere kant de negatieve
verplichting om niets te doen wat de volle werking van het Unierecht kan frustreren. Daarnaast kan
binnen het loyaliteitsbeginsel onderscheid worden gemaakt tussen verschillende componenten:

o Het constitutioneel-institutioneel loyaliteitsbeginsel
Dit ziet op de formele verhouding tussen de lidstaten, instellingen van de Unie onderling en de
Unie. Het regelt de verhouding tussen de Unie als federale overheid en de deelstaten. Op

, grond van bovenstaand artikel dienen de lidstaten zich loyaal aan de Unie te gedragen. De
belangrijkste praktische consequentie hiervan is dat lidstaten de secundaire regelgeving van
de Unie, waar nodig, moeten omzetten en moeten toepassen en handhaven. Daarnaast
dienen zij informatie te verstrekken aan de Commissie zodat deze de juiste toepassing kan
controleren. Lidstaten mogen gedurende de omzettingstermijn ook geen maatregelen nemen
die het bereiken van de doelstelling van de richtlijn ernstig in gevaar zouden brengen.

Het loyaliteitsbeginsel heeft ook gevolgen voor de Unie-instellingen. Op grond van het arrest
Zwartveld moeten zij zich loyaal gedragen ten opzichte van de (autoriteiten van de) lidstaten.
Tot slot is er ook nog eens de plicht in artikel 13 lid 2 VEU opgenomen tot loyale
samenwerking voor de instellingen onderling.

o Het materieel loyaliteitsbeginsel
Het loyaliteitsbeginsel heeft ook effecten voor de uitleg van het materiële Unierecht. Hiermee
wordt rechtspraak van het Hof bedoeld waarbij de werkingssfeer van de materiële bepalingen
van het Werkingsverdrag is opgerekt.
De eerste toepassing van het loyaliteitsbeginsel in combinatie met een materiële bepaling van
het Werkingsverdrag betrof het kartelverbod in artikel 101 VWEU. Dit verbod is alleen van
toepassing op afspraken van ondernemingen en ziet dus niet op handelen van de lidstaten.
Samenspannen van de overheid en ondernemingen moest dus eigenlijk ook nog eens
verboden worden, maar het Hof deed dit door artikel 101 te lezen in samenhang met het
loyaliteitsbeginsel. Op grond hiervan mogen lidstaten met hun wettelijke of bestuursrechtelijke
maatregelen niet het nuttig effect ontnemen aan bovenstaand artikel.
De tweede toepassing betreft artikel 34 VWEU in het arrest Spaanse aardbeien. Hierbij werd
de feitelijke belemmering, de acties van de boeren als gevolg waarvan het vrije verkeer van
aardbeien werd belemmerd, veroorzaakt door particulieren, terwijl artikel 34 VWEU alleen ziet
op maatregelen van lidstaten. Doordat de Commissie voldoende overtuigend had aangetoond
dat de Franse regering wist van de acties, maar daar niet tegen optrad terwijl ze dat wel had
kunnen doen, kon het Hof vaststellen dat de Franse regering in strijd met loyaliteitsbeginsel jo
artikel 34 VWEU had gehandeld.


De mogelijkheid en wijze van optreden van de Unie

Attributiebeginsel
Dit is het stelsel van de specifieke bevoegdheidsattributie dat zijn juridische grondslag heeft gekregen
in de vorm van artikel 4 lid 1 jo artikel 5 lid 1 en 2 VEU. Als gevolg van deze bepaling kan de Unie
alleen optreden als daarvoor een bevoegdheid is te vinden in de verdragen. Dit zijn de bevoegdheden
die door de lidstaten zijn verleend aan de Unie. Dit betekent dat er een rechtsgrondslag moet zijn voor
het optreden, welke voornamelijk te vinden zijn in het VWEU. Op grond van artikel 5 VEU moet dus
alle optreden van de Unie zijn terug te voeren op een rechtsgrondslag uit het verdrag. Dit vereiste is
om twee redenen van belang:
 Aan de hand van de rechtsgrondslag kan worden gecontroleerd of de Europese Unie niet buiten
haar boekje gaat door dingen te regelen op terreinen waar zij niet bevoegd is. Dit worden de
inhoudelijke waarborgen genoemd.
→ Dit is voornamelijk van belang voor gevallen waar het Werkingsverdrag een uitdrukkelijk
verbod van wetgevend optreden bevat.

 Het Werkingsverdrag voorziet in verschillende besluitvormingsprocedures en dus verschillende
mate van betrokkenheid van de instellingen voor optreden van de Unie op verschillende
terreinen. Dit worden ook wel de procedurele waarborgen genoemd.

, Herhaling van de besluitvormingsprocedures
Art 14 lid 1 VEU bepaalt dat het Europees Parlement samen met de Raad de wetgevingstaak en
de begrotingstaak uitvoeren. Welke rechtsgrond er van toepassing is, bepaalt de specifieke
wetgevingsbevoegdheden van het Parlement. Is er namelijk sprake van de gewone
wetgevingsprocedure, dan staat het Parlement op gelijke voet met de Raad op grond van art 294
VWEU, de Raad en het Parlement bereiken hier overeenstemming over de tekst. De Commissie
speelt daarnaast ook een belangrijke rol in het wetgevingsproces, art 17 lid 2 VEU bepaalt
namelijk dat tenzij in de Verdragen anders is bepaald, wetgevingshandelingen van de Unie alleen
op voorstel van de Commissie worden vastgesteld. Met betrekking tot de gewone
wetgevingsprocedure geldt dus dat de Commissie het exclusieve recht van initiatief heeft, zonder
voorstel van de Commissie mag er geen besluit worden genomen.

Er bestaan twee wetgevingsprocedures. Het is de Europese wetgever niet toegestaan om zelf
een keuze te maken wanneer hij gebruik maakt van de een of van de ander. Er wordt in elke
specifieke verdragsbepaling waarin de bevoegdheid tot het vaststellen van wetgeving wordt
gegeven, bepaald welke procedure hierbij moet worden gevolgd.

Gewone wetgevingsprocedure art 289 lid 1 VWEU
Voor de meeste beleidsterreinen en onderwerpen wordt de gewone wetgevingsprocedure
voorgeschreven. Deze gewone wetgevingsprocedure is uitgewerkt in art 294 VWEU. Omdat er
drie instellingen betrokken zijn bij deze procedure, kan het voorkomen dat deze bestaat uit drie
rondes, ook wel lezingen genoemd.

o Eerste lezing
Deze vangt aan met het indienen van het voorstel door de Commissie bij het Europees
Parlement en de Raad. Het Parlement brengt zijn standpunt hierover uit aan de Raad. Is de
Raad het hiermee niet eens, dan stelt hij een afwijkend standpunt op, het standpunt in eerste
lezing, en daarmee begint de tweede lezing.

o Tweede lezing
Het Parlement oordeelt over het standpunt van de Raad. Neemt het Parlement dit standpunt
over, dan komt de wetgeving tot stand. Besluit het Parlement het te verwerpen, dan eindigt de
procedure. Een andere mogelijkheid voor het Parlement is het amenderen van het standpunt
van de Raad. Stelt het Parlement amendementen voor die niet (allemaal) aanvaardbaar zijn
voor de raad, dan komt er een bemiddelingscomité.

o Derde lezing
Als het bemiddelingscomité tot een gezamenlijke ontwerptekst komt, dan vangt deze derde
lezing aan. Het Parlement en de Raad moeten nu beiden deze tekst goedkeuren, gebeurt dit
niet, dan komt er geen wetgevingshandeling tot stand.

Bijzondere wetgevingsprocedure
Voor de bijzondere wetgevingsprocedure bestaat er geen algemene bepaling. Er moet hiervoor in de
specifieke bepalingen die de bevoegdheid tot regelgeving toekennen worden gekeken.

In art 289 lid 2 VWEU worden wel de verschillende bijzondere wetgevingsprocedures omschreven,
namelijk: door het Europees Parlement met deelname van de Raad of door de raad met deelname
van het Europees Parlement.

Als de beslissingsbevoegdheid bij de Raad ligt, dan bestaan er twee mogelijkheden waarop de
deelname van het Europees Parlement is vereist. In sommige gevallen is de goedkeuring van het
Parlement vereist, zoals in art 19 lid 1VWEU, maar in de meeste gevallen is alleen de raadpleging van

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurtt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.47  57x  sold
  • (15)
Add to cart
Added