Samenvatting van het vak Persoonlijkheidspsychologie 1, dat gegeven wordt in 2e Ba psychologie. Ik werk met puntjes en ook alle belangrijke tekeningen zijn er in verwerkt. De samenvatting is een combinatie van het boek en de slides. Ik was geslaagd met deze samenvatting met 16/20.
1. Inleiding tot de persoonlijkheidstheorieën
1.1 Wat is persoonlijkheid
Het woord komt van ‘persona’, Latijns voor masker
Persoonlijkheid: een patroon van relatief permanente karaktertrekken (traits) en
unieke kenmerken die zowel voor consistentie als individualiteit zorgen in het
gedrag ve persoon
Traits (trekken) zijn
o Consistent over tijd
o Individuele verschillen in gedrag
o Stabiel over situaties
Kenmerken zijn
o Unieke kwaliteiten (bv: temprament, intelligentie)
1.2 Wat is een theorie
Theorie: een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers toelaten
om obv logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren
Een theorie is verwant met, maar verschillend van speculatie (= verbonden aan
empirische data en wetenschap), hypothese (= vermoeden dat getest kan worden) en
taxonomie (= classificatie volgens natuurlijke relaties)
1.3 Waarom bestaan er meerdere theorieën
Verschillende persoonlijke achtergronden
o Ervaringen tijdens de kindertijd
o Interpersoonlijke relaties
Verschillende filosofische oriëntaties
Verschillende data die gekozen wordt om te observeren
Ieder mens heeft een unieke manier om naar de wereld te kijken
De persoonlijkheid en de psychologie van verschillende theoretici beïnvloedt de aard
vd theorie die ze ontwikkelen
Psychologie vd wetenschap: de empirische studie vh wetenschappelijk denken en
gedrag ve wetenschapper
1.4 Wat maakt een theorie zinvol
Genereert onderzoek: theorie moet bruikbaar zijn
Is falsifieerbaar: het moet weerlegt kunnen worden
Organiseert gekende data
Leidt het handelen
Is intern consistent: concepten moeten samenhangen
Is spaarzaam (= simpel): niet complexer dan noodzakelijk
1
,1.5 Dimensies voor een concept over de mensheid
Determinisme vd vrije keuze
Pessimisme vs optimisme
Causaliteit vs teleologie
Bewuste vs onbewuste determinanten van gedrag
Biologische vs sociale invloeden op persoonlijkheid
Individualiteit vs similariteit
1.6 Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën
Moet onderzoek generenen
o Theorie geeft een betekenis aan data
o Data komt voort uit onderzoek ontworpen door hypotheses te testen die zijn
afgeleid vd theorie
Systematische observaties leiden tot predicties die consistent en accuraat zijn
Twee empirische criteria voor meetinstrumenten
o Betrouwbaarheid: consistentie vh meten
o Validiteit
Construct validiteit: convergerend, divergerend, discriminant
Predictieve validiteit: een test kan toekomstig gedrag voorspellen
2
, Psychodynamische theorieën
2. Freud: psychoanalyse
2.1 Overzicht psychoanalytische theorie
Psychoanalyse: de techniek die Freud toepast bij de behandeling van psychische
stoornissen
Wat maakt deze theorie interessant
o De bouwstenen: seks en agressie
o Het is verspreid door een toegewijde groep
o Het is geschreven in briljante taal
o Onbewuste motieven: verschil tussen onbewust en bewust
2.2 Biografie van Freud
Geboren in Freiberg in 1856 en overleden in Londen in 1939
Bracht grootste deel van zijn leven (80j) door in Wenen
Was de oudste zoon van 8 kinderen (mama’s lieveling)
Studeerde geneeskunde, specialisatie psychiatie en had interesse voor wetenschap
Besturdeerde ‘hysterie’ samen met Charcot & Breuer
o ‘Hysterie’: plotse medisch onverklaarbare lichamelijke symptomen, als gevolg
van een traumatische ervaring in de kindertijd
Verliet de verleidingstheorie in 1897 en verving deze door het
Oedipus compex
Schreef in 1900 “Interpretation of Dreams”
Uit Oostenrijk verdreven door de Nazi’s in 1938
2.3 Niveaus vh mentale leven
Onbewuste
o Buiten bewustzijn
o Omvat driften en instincten
o Is alleen indirect gekend en verwerkt indirect info
o Is veel groter dan het bewuste deel
o 2 bronnen van onbewuste processen
Repressie: onderdrukking
Fylogenetische gave: ervaringen worden generationeel doorgegeven
Voorbewuste: niet in bewustzijn aanwezig, maar kan het worden
Bewuste: mentale leven dat direct beschikbaar is, speelt een beperkte rol
Niet-bewuste: alle hersenprocessen die buiten het bewustzijn omgaan (bv: hartslag)
Freud was vooral gericht op het onbewuste niveau, dit is het deel vd geest waar het
individu zich niet bewust van is, maar waar zich onderdrukte conflicten, impulsen en
drijfveren bevinden
, Psychodynamische theorieën
2.4 Structuren vd geest
Id: primitieve, onbewuste deel vd persoonlijkheid dat fundamentele drijfveren en
onderdrukte herinneringen bevat (plezierprincipe)
Ego: het bewuste en rationele deel vd persoonlijkheid dat belast is met het
handhaven vd vrede tussen het id en het superego (realiteitsprincipe)
Superego: deel vd persoonlijkheid dat onze normen en waarden bevat, inclusief
morele attituden overgenomen vd ouder en maatschappij (idealistisch principe)
o Bevat ook ons ego-ideaal (beeld ideaal ego) en geweten (morele normen)
Metafoor vd kranen
o De menselijke geest kan gezien worden als een buizensysteem in huis dat
bestaat uit water onder druk
o 3 loodgieters: Id: kranen open, ego: kranen dicht, superego: druk afleiden
Fundamentele assumptie
o De menselijke geest is een hydraulisch systeem
o Persoonlijkheidsverandering wijst op een verandering in de manier waarop
psychische energie ontladen wordt
2.5 Dynamische krachten van persoonlijkheid
Driften (instincten)
o Libido/seksuele drift: zet mensen aan tot het ervaren van sensueel genot
o Thanathos/agressieve/destructieve drift: zet mensen aan tot agressieve en
destructieve gedragingen
Angst (enkel het ego kan angst ervaren)
o Neurotische angst (id en ego): angst voor een ongekend gevaar
o Morele angst (superego en ego): angst voor iets wat je weet dat je moet doen
(bv: je ouders in huis nemen)
o Realistische angt (externe wereld en ego): angst waar je niet bij stilstaat maar
waarvan er een kans bestaat dat het gebeurt (bv: auto-ongeval)
2.6 Verdedigingsmechanismen vh ego tegen pijn
Repressie: ongewilde angstige ervaringen onderdrukken
Reactie formatie: impulsen onderdrukken door het tegengestelde gedrag te vertonen
Verplaatsing: frustraties uitwerken op andere personen dan je echt boos op bent
Fixatie: in een bepaald psychologisch stadium blijven hangen
Regresie: terugkeren naar een vorig psychologisch stadium
Projectie: eigen gedrag projecteren op anderen
Introjectie: incorporeren van positieve eigenschappen van anderen aan jezelf
Sublimatie: onderdrukken door uit te reageren op een aanvaarde manier (bv: sport)
2.7 Ontwikkelingsstadia
Infantiele periode (geboorte – 5j): meest cruciale in ontw vd persoonlijkheid
o Orale fase, anale fase en fallische fase
F: Mannelijke Oedipus complex: castratie angst
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saskiabruyninckx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.