,Project 1 – Psychomotorische ontwikkeling & ontwikkeling brein
Motorische ontwikkeling
De motorische ontwikkeling gebeurt cephalocaudaal en proximodistaal. Caphalocaudaal is vanuit
het hoofd naar beneden en proximodistaal is van binnen naar buiten. Dus eerste de romp en
organen en als laatste de vingers en voeten.
Na de eerste ontwikkeling zijn de nekspieren ontwikkelt waardoor de baby zijn kin omhoog kan doen
terwijl hij op z’n buik ligt. Daarna kunnen kinderen hun borst omhoog doen, naar dingen grijpen, op
de grond rollen en rechtop zitten.
Er zijn drie mogelijkheden qua uitleg over de volgorde, timing en de motorische ontwikkeling.
Maturational viewpoint: Beschrijft motorieke ontwikkeling als het uitvouwen van een
genetisch geprogrammeerde opeenvolging van gebeurtenissen
waarin de zenuwen en spieren zich ontwikkelen naar beneden en
naar buiten. Hierdoor krijgen kinderen steeds meer controle over
lagere en perifere gedeelten van het lichaam.
Experiential/practice hypothese: Gelooft dat het oefenen van de motorieke ontwikkeling erg
belangrijk is, naast de rijping beschreven in maturational viewpoint.
Dynamical systems theory: De motorieke ontwikkeling wordt niet gezien als een genetisch
geprogrammeerd proces dat zomaar tot stand komt. Elke nieuwe
vaardigheid is een constructie die verschijnt als kinderen hun
motorieke ontwikkeling op een actieve manier reorganiseren naar
nieuwe en meer complexere systemen. De kinderen ontwikkelen
deze nieuwe systemen, zodat ze naar interessante voorwerpen
kunnen komen en andere doelen kunnen bereiken.
Motorische ontwikkeling in de kinderjaren
Jaar 3: Kinderen kunnen lopen/rennen in een rechte lijn en springen met beide benen. Ze kunnen
niet goed stoppen of omkeren terwijl ze rennen. 4 jarigen kunnen huppelen, op één been
springen en een bal vangen met beide handen.
Jaar 5: Kinderen kunnen hun armen inspannen terwijl ze rennen. De balans verbeterd, waardoor ze
kunnen fietsen.
Jaar 8/9: Kinderen kunnen huishoudelijke voorwerpen gebruiken en vaardigheden onder de knie
krijgen wat hand-oog coördinatie nodig heeft. Jongens en meisjes zijn bijna even sterk, tot ze
de puberteit bereiken.
Sociaal-emotionele ontwikkeling: De ontwikkeling in omgang met andere personen. Dit bevat
ook de ontwikkeling van persoonlijke emoties en gevoelens.
Cognitieve ontwikkeling: Ontwikkeling van denken, geheugen, taal en waarnemen.
Bewegen heeft een positief effect op de cognitieve-, sociale en persoonlijkheidsontwikkeling.
Psychomotoriek
Interactie tussen motorische en psychische ontwikkelingen, zoals cognities, emoties, intelligentie etc.
Betreft alle bewust gemaakte handelingen. Denk aan het volgen van een bewegend beeld of aan het
beoefenen van een sport. Psychomotoriek houdt dus in dat er bewegingen gemaakt worden die
aangestuurd worden door de hersenen.
Sensomotoriek
Bewegingen die gemaakt worden als reactie op prikkels van de zintuigen. Denk aan in evenwicht
blijven maar ook reflexen als reactie op temperatuur, geluid etc.
2
, Vygotsky
Cognitieve groei vindt plaats in sociaal culturele context. Deze context beïnvloed de mate en vorm
van de groei. Dmv sociale interactie ontwikkelen kinderen cognitieve vaardigheden.
Een belangrijk punt is dat de intellectuele ontwikkeling sterk samenhangt met de cultuur. Kinderen
over de hele wereld ontwikkelen zich dus verschillend, want ze leren om hun brein en mentale
capaciteiten te gebruiken om hun omgeving te interpreteren en te leven naar de normen en waarden
van die cultuur.
De ontwikkeling kan geëvalueerd worden aan de hand van 4 samenhangende levels in interactie met
de omgeving van kinderen.
Microgenetic development: Veranderingen die in (zeer) korte tijd plaatsvinden. Bijv het leren van
een puzzel.
Ontogenetic development: Ontwikkeling van een individu over zijn gehele leven.
Phylogenetic development: Veranderingen over de evolutionaire tijd, gemeten in
duizenden/miljoenen jaren. Men geloofd dat kennis over de
geschiedenis inzicht kan geven over de ontwikkeling van een kind.
Sociohistorical development: Veranderingen die plaats hebben gevonden in de cultuur en in de
normen, waarden en technologieën die voor geschiedenis hebben
gezorgd.
Zone van naaste ontwikkeling
Een kind is bij complexere taken vaak niet in staat om deze zelf uit te voeren. Als het kind dan
geholpen wordt door middel van tips, dan zal het toch lukken. Zo leert een kind dus om de taak
zelfstandig te doen doordat de persoon met ervaring helpt. Er zijn twee manieren van leren, namelijk
context onafhankelijk leren en gestuurde deelname. Dit eerste is het leren dat geen onmiddellijke
relevantie heeft tot de huidige context. Dit wordt gebruikt in de moderne scholen (kennis verwerven
voor de kennis). Bij de tweede vorm van leren is er sprake van volwassenen kind interacties waarbij
de cognities en de manier van denken van het kind wordt aangescherpt als ze deelnemen aan
cultureel relevante activiteiten.
De zone van naaste ontwikkeling kan dus op twee manieren worden uitgevoerd. Er zijn culturen waar
kinderen vaak gescheiden worden vd ouders doordat ze naar school gaan. Op school ontvangen ze
cultureel belangrijke informatie. Maar er zijn ook culturen waar kinderen meestal bij hun ouders zijn
en hierdoor observeren en interacteren terwijl ze cultureel belangrijke activiteiten uitvoeren.
Broers en zussen kunnen ook invloed hebben op de ontwikkeling, omdat ze de kleintjes ook dingen
aanleren. Kinderen die vaker met een volwassene spelen ontwikkelen hun vaardigheden vaak sneller
dan kinderen die vooral alleen spelen. Dit komt doordat de volwassene de situatie structureert.
Interiorisatiemechanisme
Denk aan telraam bij rekenen. Eerst leert een kind 2+3=5 door de blokjes te tellen, maar uiteindelijk
vindt dit denkproces intern plaats ipv extern. Dit laatste is dan interiorisatie. Het oplossen van een
probleem vindt dus in eerste instantie plaats buiten het kind zelf, en veranderd daarna naar een
intern proces. Hulpmiddelen zijn dan niet meer nodig.
Mediatiemechanisme
Alle ontwikkeling van kinderen wordt aangestuurd door sociale interactie. Cognitieve ontwikkeling
wordt gepromoot door de interactie met de omgeving. Hierdoor worden denkprocessen steeds
verbeterd.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IsabelWeijtens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.