Dit bestand bevat 33 arresten die geacht gekend te worden voor het tentamen van Inleiding recht voor niet-juristen. Ze komen uit het boek van J.W.P. Verheugt, 18e druk. De arresten worden kort omschreven en er staat bij vermeld wat het bijbehorende begrip is (over welk thema het arrest gaat).
Nederland ontwapent KLASSIEKE GRONDRECHTEN
De rechter blijkt een ruim standpunt te huldigen met betrekking tot de vraag wat onder de term ‘drukpers’ dient te
worden verstaan, nu in de loop van de tijd allerlei andere middelen van openbaarmaking van gedachten of gevoelens
dan de drukpers ter beschikking zijn gekomen. Zo kon de grondwetgever onmogelijk voorzien dat letters ook in neonlicht
kunnen worden weergegeven.
Iemand had op een toren in neonletters ‘Nederland ontwapent’ aangebracht. Een provincie had in een verordening
strafbaar gesteld degene die aan een onroerend goed reclame of propaganda aanbrengt die vanaf een voor publiek
toegankelijk plaats zichtbaar is. De man werd door de lagere rechter wegens overtreding van de verordening veroordeeld.
De Hoge Raad besliste echter dat de neonletters een zelfstandig middel tot bekendmaking zijn. De provincie had deze
vorm van meningsuiting volgens de Hoge Raad niet mogen verbieden en daarmee was het met de verordening gedaan.
Deze zaak illustreert de bescherming die de rechter aan de burger verleent als het om diens grondrechten gaat (in dit
geval art. 7 Grondwet: vrijheid van meningsuiting, en dan specifiek over de drukpers).
Rechterlijk uitzendverbod PREVENTIEVE CENSUUR
Art. 7 lid 2 Grondwet bepaalt dat er geen voorafgaand toezicht mag worden uitgeoefend op de inhoud van een radio-
of televisie-uitzending. Geldt dit verbod ook in het geval dat iemand vreest dat hij bij een komende televisie-uitzending
op uiterst onzorgvuldige wijze in beeld wordt gebracht? Als in de uitzending inderdaad uiterst onzorgvuldig - en daarmee
onrechtmatig - tegenover zo iemand wordt gehandeld, kan met succes aan de rechter worden gevraagd om de uitzending
te verbieden:
Doel van een televisieprogramma was om misstanden aan de kaak te stellen bij de directie van bedrijven. Dit ging over
een hulpverleningsorganisatie waarin een fout zou zijn gemaakt. De directeur werd op zijn kantoor een aantal keren in het
zicht van de camera ‘afgedroogd’. In kort geding vroeg en kreeg de directeur van de rechter een verbod aan SBS om de
betreffende opnamen uit te zenden. Volgens de Hoge Raad was de handelwijze van de programmamaker tegenover
de directeur onrechtmatig. De Hoge Raad vond een rechterlijk uitzendverbod toelaatbaar.
Harmonisatiewet TOETSING AAN ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN
Wetten in formele zin mogen niet worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen.
Door middel van de Harmonisatiewet was wijziging gebracht in de rechtspositie van studenten die aan een tweede
studie waren begonnen. Volgens de Landelijke Studenten Vakbond leverde de wijziging een verslechtering op. Deze
procedeerde daarover. De vakbond opperde dat de stelling van de Harmonisatiewet (een wet in formele zin) in strijd
was met het beginsel van rechtszekerheid uit het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. De president van de
rechtbank stelde de vakbond op die grond in het gelijk. De Hoge Raad echter achtte het toetsingsverbod ook van
toepassing in de verhouding tussen wet in formele zin en Statuut, zodat de vordering moest worden afgewezen.
Landbouwvliegers TOETSING AAN ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN
Algemeen verbindende voorschriften die afkomstig zijn van lagere wetgevers mogen worden getoetst aan algemene
rechtsbeginselen. In dit arrest gaat het om de toetsing van een AMvB aan het willekeurbeginsel.
Het Besluit Luchtvaarttoepassingen bestrijdingsmiddelen en een daarop rustende uitvoeringsregeling waren vastgesteld.
In het belang van het leefmilieu was het spuiten van bestrijdingsmiddelen in de landbouw met daarvoor bestemde
vliegtuigjes dusdanig beperkt dat sommige ‘spuitvluchten’ niet meer konden worden uitgevoerd. Voor degenen die
deze vluchten uitvoerden, dreigde grote schade te ontstaan. De Vereniging van Nederlandse Landbouwluchtvaart-
bedrijven en de Nederlandse Landbouwvliegers Vereniging vorderden dan ook dat de beide wettelijke regelingen buiten
werking werden gesteld wegens strijd met algemene beginselen van ongeschreven recht. De Hoge Raad oordeelde dat
de rechter algemeen verbindende voorschriften (wetten in materiële zin) mag toetsen aan algemene rechtsbeginselen.
De rechter moet daarbij wel de nodige terughoudendheid betrachten.
Guldemond-Noordwijkerhout BEVOEGDHEID BURGERLIJKE RECHTER
Guldemond is eigenaar van een stuk grond en heeft daarin een vaarsloot gegraven. Een openbaar voetpad dat over
zijn terrein loopt, is daardoor in tweeën gesneden. 9 jaar later maakt gemeente Noordwijkerhout bezwaar tegen de
sloot en begint deze met zand te dempen op de plaats waar hij het voetpad kruist. Guldemond dagvaardt de gemeente
voor de burgerlijke rechter en vordert dat de gemeente wordt bevolen om het storten van zand op zijn grond te staken.
De gemeente meent dat de burgerlijke rechter onbevoegd is om van deze zaak kennis te nemen, omdat hun handelingen
verricht zijn in het kader van een specifieke overheidstaak (onderhoud van een weg). Over de rechtmatigheid van het
gebruik van deze publiekrechtelijke bevoegdheid mag de burgerlijke rechter geen oordeel geven stelt de gemeente. De
Hoge Raad is van mening dat de burgerlijke rechter bevoegd is omdat Guldemond zijn vordering heeft gebaseerd op een
regel van burgerlijk recht (handhaven van het ongestoord bezit van zijn sloot). De bevoegdheid van de rechter is
, afhankelijk gesteld van het voorwerp van het geschil, dat is van het recht waarin de aanlegger vraagt te worden
beschermd, en niet van den aard van het recht waarop de verweerder zijn verweer grondt.
Schellen en deuropeners BEVOEGDHEID BURGERLIJKE RECHTER
Bij bovenstaand arrest doet zich de vraag voor of de burgerlijke rechter ook bevoegd is van een geschil kennis te nemen
als eiser de mogelijkheid heeft om een procedure bij een andere rechterlijk instantie aan te spannen. Bij bovenstaand
arrest speelde dit probleem niet. In een aantal gevallen voorziet de wet wel in een andere procedure, doorgaans een
procedure bij de bestuursrechter. Aan de Hoge Raad is ooit de vraag voorgelegd of eiser in zijn vordering ontvankelijk is als
hij tegelijkertijd zo’n andere procedure zou kunnen beginnen. In het Schellen en deuropeners-arrest heeft de Hoge
Raad beslist dat eiser bij de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk is in zijn vordering als de wet voor de beslechting van
een geschil een andere rechtsgang heeft aangewezen. De burgerlijke rechter is op zichzelf wel bevoegd (eiser baseert
de vordering immers op een regel van burgerlijk recht), maar hij verklaart eiser in de vordering niet-ontvankelijk in zijn
eis omdat er een andere deugdelijke rechtsgang openstaat.
Goudse bouwmeester NATUURLIJKE VERBINTENIS
De Hoge Raad heeft ooit een dringende morele verplichting als bron van een natuurlijke verbintenis erkend:
Een aannemer had met de gemeente-architect van Gouda afgesproken dat hij aan hem €16.000 zou betalen als de
aannemer de opdracht zou krijgen voor de bouw van een complex woningen. Vervolgens deed de architect zijn uiterste
best om de gemeente ertoe te bewegen het project aan de aannemer te gunnen. Dat lukte: de aannemer kreeg de
opdracht en betaalde aan de architect het toegezegde bedrag aan steekpenningen. Het onderonsje kwam echter uit.
De architect werd bang dat hij zou worden ontslagen en daarom stortte hij het bedrag van €16.000 in de gemeentekas. De
gemeente ontsloeg hem toch. De architect vorderde daarop het gestorte bedrag terug van de gemeente. Dit baseerde hij
op onverschuldigde betaling. Rechtbank, hof en Hoge Raad waren echter van oordeel dat de architect het geld aan de
gemeente had betaald omdat hij daartoe jegens de gemeente moreel verplicht was. Omdat hij het geld in de gemeentekas
had gestort op grond van een op hem rustende verplichting van moraal en fatsoen, voldeed hij volgens de Hoge Raad aan
een natuurlijke verbintenis en had hij dus verschuldigd betaald.
Hofland-Hennis AANBOD OF UITNODIGING?
Degene die een aanbod doet tot het aangaan van een overeenkomst, maakt zijn wil daartoe aan anderen kenbaar. Soms
echter doet iemand eigenlijk niet meer dan een uitnodiging om in onderhandeling te treden. Dan blijft vooralsnog in het
midden of het tot een aanbod zal komen:
Hofland biedt via zijn makelaar zijn woning in een woninggids te koop aan. Hennis bezichtigt het huis en deelt aan de
makelaar mee dat hij het huis wil kopen. Hofland echter weigert bij nader inzien zijn aanbod gestand te doen. Hij meent
dat zijn aanbod in de gids vrijblijvend was, zodat hij na de aanvaarding van het aanbod door Hennis ook zelf nog met de
verkoop van zijn huis akkoord had moeten gaan. De Hoge Raad was het daarmee eens: een advertentie waarin een
individueel bepaalde zaak voor een bepaalde prijs te koop wordt aangeboden, leent zich niet door eventuele gegadigden
anders te worden opgevat dan als een uitnodiging om in onderhandeling te treden.
Booy-Wisman VERKEERDE INLICHTING (DWALING)
Wisman wilde van Booy een nieuwe mobiele kraan kopen voor het lossen van schepen. Wisman had voorafgaand aan de
koop aan Booy meegedeeld dat voor hem van doorslaggevende betekenis was dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer te
zijner tijd een kentekenbewijs zou afgeven (Wisman wilde met de kraan over de openbare weg kunnen rijden). Booy
verzekerde Wisman dat de kraan aan de geldende voorschriften zou voldoen en dat voor soortgelijke kranen al eerder
kentekenbewijzen waren afgegeven. Wisman kocht daarop de kraan van Booy. De keuring van de kraan viel echter negatief
uit: de kraan was te zwaar en te breed voor gebruik op de openbare weg. Wisman beriep zich op dwaling en
vorderde vernietiging van de koopovereenkomst. De Hoge Raad vond dit terecht.
Voor een succesvol beroep op dwaling moest het voor de wederpartij kenbaar zijn dat de door haar gegeven inlichting
voor de ander van doorslaggevende betekenis was. Als de wederpartij bewijst dat de overeenkomst door de ander ook
zonder de verkeerde inlichting zou zijn gesloten, mislukt het beroep op dwaling.
Van der Beek-Van Dartel TEN ONRECHTE ZWIJGEN (DWALING)
Als de wederpartij tegen beter wet in zwijgt, in de wetenschap dat daardoor bij de ander een onjuiste voorstelling
ontstaat, is een succesvol beroep op dwaling mogelijk:
Verkoper van een woning laat na aan de koper mee te delen dat de gemeente heeft aangekondigd de woning te zullen
vorderen voor bewoning door derden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller miesja. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.