nicely extended, not very good because there are some weird sentences here and there and small misspellings.
By: marliekepennekamp • 5 year ago
By: elynemassier • 6 year ago
By: mariannenijhuis • 6 year ago
By: nonber • 5 year ago
By: reneeroorda • 6 year ago
By: merelleijenaar • 5 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
k2908
Reviews received
Content preview
Leerpsychologie
Week 1
College-aantekeningen
Hoorcollege 1 – 13/09/2017
Kind leert altijd in een context.
Leerpsychologie
Leerlingfactoren:
- Betrokkenheid
- Leerstrategieën
School- en contextfactoren:
- Schoolklimaat
- Peers en ouders/gezin: bijv. weinig ondersteuning en stress thuis.
Dit speelt allemaal mee bij het leren van kinderen.
Ook zorgen dat kinderen ontvankelijk zijn voor het leren: zelfbeeld, relatie leerkracht.
Onderwijsonderzoek
- Beschrijvend: hoge ecologische validiteit.
- Correlationeel
- (quasi-) experimenteel: RCT (randomized control trial) is beste soort experiment. Quasi-experimenteel
houd bestaande groepen aan.
Ecologische validiteit (= sluit de situatie die ik onderzocht heb aan bij hoe het echt is) is veel lager in
experimentele onderzoeken.
- Peer-reviewed tijdschrift: controle-check.
Bio-ecologisch model (Bronfenbrenner)
Kind niet individueel, maar in omgeving. Een situatie staat nooit op zichzelf.
Voorbeeld boek het Pauperparadijs: arme mensen naar heropvoedingskampen: vorm van socialisatie, sociaal-
cognitief.
- Microsysteem:
Voorbeeld: de leerkracht
o Self-efficacy (van de leerkracht): overtuiging dat je voldoende vaardigheden en kennis hebt
om een bepaalde taak te volbrengen. Dit beïnvloedt gedrag. Hoge self-efficacy: leerkrachten
geven minder snel op en hebben vaker hoge verwachtingen van leerlingen. Gestimuleerd
door omgeving: collega’s, faciliteiten school, zien van effect.
o Opvoedingsstijl (van de leerkracht). Opvoedingsstijlen Baumrind op twee dimensies:
ondersteunend/acceptatie/warmte en controle/hoe veeleisend.
Steunend Niet steunend
Accepterend en gericht op Afwijzend en gericht op de
het kind ouder
Veeleisend Autoritatief Autoritair
Ouder heeft hoge Relatie is wederzijds en Relatie is controlerend en
verwachtingen responsief. Autonomie beheersend (regels en
binnen grenzen. Uitleg, psychologisch). Dreiging en
communicatie met kind. straf. Ouder verwacht
gehoorzaamheid.
Niet veeleisend Permissief Afwijzend-verwaarlozend
Ouder heeft lage Relatie is toegeeflijk, Ouders zijn minder
verwachtingen meegaand. Volgen het kind. betrokken. Houden kind niet
Weinig pogingen tot erg in de gaten, stellen geen
controle en sturing grenzen. Gericht op zichzelf.
Selffulfilling prophecy en pygmalion-effect: verwachtingen zorgen voor bepaald gedrag.
1
, Hechting: hoe je emotioneel verbonden bent met belangrijke mensen om je heen. De eerste
hechting heeft invloed op alle relaties die je later aangaat. Goede hechting: belangrijk voor
ouders/leerkracht is fijngevoeligheid: positief, responsief, consequent.
Voorbeeld: peers en vriendschap
o Peers: mensen van ongeveer dezelfde leeftijd, status en ‘macht’.
o Vriendschap: intimiteit, wederkerigheid. Verticale vriendschap: vriendschap tussen mensen
met verschillende leeftijd.
o Vriendschap in peer-relaties: unieke context voor leren en ontwikkeling. Waarom? Tussen
peers is sprake van gelijkwaardigheid, hierdoor mogelijkheid tot vrijer uiten wat je denkt.
Belangrijk is als je ook vrienden bent, de neiging tot samenwerken groter is, ook omdat je het
goed met elkaar kunt vinden. Vrienden, omdat ze ook vrienden zijn, houden meer rekening
met elkaars gevoelens.
- Mesosysteem
- Exosysteem
- Macrosysteem: bijv. onderwijsbeleid
o USA: No Child Left Behind: kinderen moeten bepaald niveau halen. Lastige is de accountability
cultuur daar speelt: afrekencultuur/verantwoordingscultuur. Als scholen denken dat ze
afgerekend worden op de prestatie van hun leerlingen, zullen ze makkelijkere toetsen geven
etc. Gevaar dat scholen en leerkrachten dus strategisch gaan handelen.
o NL: referentieniveaus taal en rekenen (leerkrachten moeten hier veel vaardigheden voor
bezitten: naar doel werken, materialen ter beschikking hebben), opbrengstgericht werken en
differentiatie (reflecteren).
- Chronosysteem: over de tijd heen.
Sociale status
Sommige kinderen zijn populairder dan anderen. Dit kan je meten:
- Sociomatrijs
o Met wie speel/werk je graag?
o Met wie speel/werk je niet graag?
Afbeelding: noem 2 kinderen met wie je het liefste speelt. Bij optelling zie je welke kinderen het vaakst
worden genoemd; Giovanny is het populairst, 3 kinderen met een 0 (baart dit zorgen?). Het zegt alleen
dat je niet populair bent, maar verder niks. Hiervoor moet je de vraag erbij te betrekken met wie je
niet graag speelt (zie rode blokjes afbeelding). Hieruit blijkt: giovanny is inderdaad populair. David
wordt afgewezen door de groep. Harm heeft op beide 0 en wordt genegeerd. Inge 3 keer positief, 4
keer negatief, dus haar status is controversieel.
- Sociogram: met pijlen de relatie aangeven. Zie plaatje: Jochem is populair. Hierin is niet te zien of
kinderen genegeerd, afgewezen of controversieel zijn, het zegt alleen iets over de populariteit. Clique:
klein groepje van vriendschappen die wederkerig zijn. Pjotr en Ella kunnen zorgen baren. Kim en Tessa
misschien ook want staan beetje buiten de groep. Jongens zijn ook soort van losse clique hier.
Sociale status hangt samen met de sociale ontwikkeling. Populaire kinderen ontwikkelen zich beter, je moet in
ieder geval niet impopulair zijn. Is er wel een causaal verband? Niet goed te onderzoeken.
Sociale ontwikkeling = hoe ga je om met de mensen om je heen. Morele ontwikkeling = complexer = hoe zou je
om moeten gaan met de mensen om je heen?
Morele ontwikkeling
Intentie: wat is je bedoeling met wat je doet? Voorbeeld: als je iets stuk maakt doe je dat expres of per
ongeluk?
Perspectief: kan je je verplaatsen in een ander?
Hostile attributional bias: eerder een vijandigheid/negativiteit aan een ander toeschrijven. Voorbeeld: zo
iemand denkt eerder dat een ander iets expres doet. Zulke kinderen hebben vaker negatievere interacties met
anderen.
Theory of Mind kan je je verplaatsen in een ander? Eerste test hiervoor is: Sally-Ann test. Kinderen dit leren
door er veel over te praten.
Theorieën van morele ontwikkeling:
- Piaget: regels staan vast > regels zijn buigzaam > regels zijn sociale afspraak.
2
, - Kohlberg: gericht op zelf > gericht op sociale relaties en conventies > gericht op idealen. 3 fasen: pre-
conventioneel, conventioneel en post-conventioneel.
Hoe dit onderzoeken: kinderen een klein verhaald – vignet – voorleggen met een onoplosbaar probleem: mag
stelen als je niet anders kan? Het gaat niet om de uiteindelijke oplossing dat het kind geeft, maar de redenering
erachter.
Moreel redeneren.
Antisociaal en prosociaal gedrag
Socialisatie:
- Modeling: ouder, leerkracht of peers als rolmodel, of voorbeelden via media en videospelletjes.
- Communicatie: discussie over positieve waardering van prosociaal gedrag
- Gelegenheid: kunnen/mogen helpen
- Discipline: bij antisociaal gedrag (of afwezigheid prosociaal gedrag) straf plus uitleg
Hulpgedrag
In filmpje is te zien:
- Moeder zit in de hoek, kind staat hier eerst: kind gebruikt moeder als veilige basis (hechting).
- ToM/intentie: kind begrijpt dat die man de boeken in de kast wil leggen. Dus ook een jong kind, zonder
taalgebruik, kan al inzien wat een ander wil.
- Prosociaal gedraag: kind heeft er niet per se baat bij, maar doet het voor de ander zonder dat hij een
beloning ervoor terugkrijgt.
Literatuur H2 + H4
Hoofdstuk 2 Learning, teaching and educational psychology
Leren en lesgeven vandaag de dag
Onderwijspsychologie = de studie van ontwikkeling, leren, motivatie, lesgeven en beoordeling in en buiten
scholen.
Studenten van nu: dramatische diversiteit en opmerkelijke technologie
In 2003 was 12% van de mensen in de USA geboren in een ander land, en 18% spreekt een andere taal dan het
Engels thuis (de helft hiervan spreekt Spaans). Vanaf 2050 zal er geen etniciteit meer in de meerderheid zijn:
elke Amerikaan zal lid zijn van een minderheidsgroep. Bijna 20% van de Amerikaanse kinderen leven in
armoede. In 2008-2009 kregen meer dan de helft van de kinderen met een handicap/beperking les in gewoon
onderwijs. Ookal zijn de studenten toenemend verschillend qua ras, etniciteit, taal, economisch niveau, de
leerkrachten zijn dit niet. Het percentage blanke leerkrachten neemt toe, en die van zwarte neemt af. Dit boek
gaat over het begrijpen van het complexe proces van ontwikkeling, leren, motivatie, lesgeven, en beoordeling
zodat je een capabele en zelfverzekerde leerkracht wordt.
Vertrouwen in elke context
Teachers sens of efficiacy = het geloof van de docent dat hij/zij het zelf kan bereiken om moeilijke studenten te
helpen met leren.
Hoge verwachtingen van docenten en leerlingen
NCLB: No Child Left Behind act uit 2002. Dit vereist een gestandaardiseerde prestatiegericht testen van lezen en
wiskunde elk jaar voor alle leerlingen in grade 3 tot 8 en nog een keer in high school. Gebaseerd op deze
testscores moeten scholen elk jaar bepalen of hun leerlingen genoeg vooruitgang boeken (Adequate Yearly
Progress) om vaardig te worden in dat betreffende subject. In 2010: Obama: ‘A blueprint to reform: The
Reautorization of the Elementary and Secondary Education Act. Deze act beschreef een visie voor reautorisatie
van de NCLB. Het had 5 prioriteiten:
- College en carrière klare studenten aan einde van high school.
- Goede docenten en leiders in elke school.
- Gelijkheid en kansen voor alle leerlingen.
- Verhoog het level en beloon excellentie.
- Promoot vernieuwing en blijf verbeteren.
Maken docenten het verschil?
3
, De eerste onderzoeken over het feit of doceren invloed had op het leren, kwamen met de uitkomst dat alleen
rijkdom en sociale status invloed hadden op het feit of iemand leerde of niet. Hoe kan worden vastgesteld of
doceren werkelijk een verschil maakt? Dat kan door te kijken naar je eigen ervaring; heeft een leerkracht
invloed gehad op jouw leven? Een van de doelen van onderwijspsychologie is om achter die individuele
ervaringen te kijken en grotere groepen te testen. De drie studies die hieronder worden besproken laten een
grote invloed van leerkrachten op leerlingen zien.
1. De kwaliteit van de leerkracht-leerling relatie in de peuterschool voorspelt verschillende aspecten van
school succes tot en met groep 8.
2. De tweede studie vind gelijkaardige resultaten voor leerlingen van preschool tot grade 5.
3. Deze studie onderzocht prestaties op wiskunde van studenten in twee grote schooldistricten in groep
3, 4 en 5. Weer maakte de kwaliteit van de leerkracht het verschil: leerlingen die drie kwalitatief goede
leerkrachten op rij hadden, presteerden beter dan leerlingen die één of meer minder competente
leerkrachten hadden gehad. In een studie die kinderen volgt van groep 3 naar 5, bleken twee factoren
de kinderen te helpen bij wiskunde om het gat van prestatie te verkleinen: hoger level instructie en
een positieve relatie met leerkrachten.
Wat is goed lesgeven?
In 4 klaslokalen
Goede leerkrachten zijn toegewijd aan hun leerlingen. Ze moeten om kunnen gaan met een grote
verscheidenheid aan vaardigheden van leerlingen en uitdagingen: verschillende talen, verschillende
thuissituaties, verschillende vaardigheden en beperkingen. Ze moeten instructie aan kunnen passen aan de
beoordeling van wat de leerling nodig heeft. Ze worden gezien als experts en navigeren hiervoor door
academisch materiaal. Tegelijkertijd moeten ze ook zorgen voor de emotionele behoeften van het kind, hun
zelfvertrouwen verhogen en verantwoordelijkheid bevorderen. Vanaf de eerste lesdag plannen ze en leren ze de
basisprocedures voor het leven en leren in hun klas.
De meeste mensen zijn het erover eens dat leerkrachten theoretische kennis moet bezitten en praktisch
vindingrijk moeten zijn. Leerkrachten moeten algemene theoretische kennis en context-specifieke inzichten
bezitten.
Reflecteren is erg belangrijk voor een leerkracht.
Gedifferentieerde instructie
Gedifferentieerde instructie is een manier om de verschillen van leerlingen om te zetten in iets waar je aan kunt
bouwen. Het basis idee van gedifferentieerde instructie is dat docenten niet alleen de onderwerpen in
beschouwing moeten nemen, maar ook de leerlingen. In gedifferentieerde klaslokalen werken studenten op
verschillende snelheden, soms met verschillende leeropties, en ze worden beoordeeld op indicatoren die aan
hun interesses en behoeften voldoen. Gedifferentieerde instructie vereist van alle leerlingen doelgerichtheid,
uitdaging, bevestiging, macht en de kans om bij te dragen. De zelfverzekerde leerkracht ziet deze verschillende
leerlingen als kansen, geen problemen en antwoord met vernieuwing, investering, doorzettingsvermogen,
uitdaging en reflectie.
Beginnende leerkrachten
Het leren om les te geven is een gradueel proces. De zorgen en problemen van leerkrachten veranderen
naarmate ze vaardigeren worden. Tijdens de beginnende jaren moet er aandacht gegeven worden aan het
handhaven van discipline, motiveren van leerlingen, meegaan met verschillen tussen leerlingen, evalueren van
werk van leerlingen, omgaan met ouders, uit de weg kunnen met de andere leerkrachten. Zelfs met deze
zorgen, brengen veel beginnende leerkrachten energie en creativiteit naar hun lesgeven en verbeteren ze elk
jaar. De meer ervaren leerkracht kan gaan naar zorgen over professionele groei en de effectiviteit van lesgeven
in een grote range van leerlingen.
De rol van onderwijspsychologie
Zolang als onderwijspsychologie al bestaat zijn er discussies over wat het nou precies is.
In het begin: onderwijspsychologie en lesgeven linken
Onderwijspsychologie wordt al gelinkt met het lesgeven sinds het begon in de Verenigde Staten een eeuw
geleden.
Onderwijspsychologie vandaag de dag
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller k2908. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.