1 Het endomysium bevindt zich rondom de :
1. hele spier
2. fasciculus
3. spiervezel
2 Het perimysium is het vlies bindweefsel rondom de:
1. spiervezel
2. fasciculus
3. hele spier
3 Het bindweefselvlies dat de spier omhult heet:
1. endomysium
2. epimysium
3. perimysium
4 Sarcomeren zijn opgebouwd uit:
1. fibrillen
2. filamenten
3. myocyten
5 Dikke filamenten worden gevormd door:
1. actine
2. myosine
3. tinine
6 Dunne filamenten worden gevormd door:
1. actine
2. myosine
3. tinine
7 Sarcomeren zijn de functionele eenheden van de spier.
1. juist
2. onjuist
8 Sarcomeren bevinden zich tussen:
1. A-banden
2. H-banden
3. Z-schijven
9 Het sarcoplasmatisch reticulum is:
1. het bindweefselvlies rondom de spiervezel
2. een depot in de spiervezel
3. de functionele eenheid van de spier
10 Welke uitspraak over het sarcotubulaire systeem is juist?
1. het speelt een rol bij de voortgeleiding van de prikkel
2. het bestaat uit contractiele delen
3. het is dient als versteviging voor de bloedvaten in de spier
11 Arteriolen in de spier dienen voor de bloedafvoer uit de spier.:
1. juist
2. onjuist
12 De motorische eindplaat bevindt zich tussen:
1. sarcotubulair systeem en myosine
2. spiervezelmembraan en myofilamenten
3. zenuwvezel en spiervezel
13 Myofilamenten zijn opgebouwd uit myofibrillen.
1. juist
, 2. onjuist
14 Een fasciculus is opgebouwd uit vezels.
1. juist
2. onjuist
15
De bipennate spier is:
1. 1
2. 2
3. 3
4. 4
16
De fusiforme spier is:
1. 1
2. 3
3. 4
17 Een spier die met zijn twee koppen één gewricht overspant noemen we een
1. biarticulaire spier
2. monoarticulaire spier
3. polyarticulaire spier
18 Spiervezel type IIx is een rode vezel.
1. juist
2. onjuist
19 Fast twitch vezels zijn rood:
1. juist
2. onjuist
20 Type IIa spiervezels zijn … dan/als type IIx spiervezels:
, 1. even snel
2. langzamer
3. sneller
21 De meest geschikte spiervezel voor duuractiviteiten is de
1. type I vezel
2. type IIa vezel
3. type IIx vezel
22 Myosine koppen hebben calcium ionen nodig om een crossbridge te maken.
1. juist
2. onjuist
23 ATP is nodig om de crossbridges tussen de myofilamentent verbreken.
1. juist
2. onjuist
24 Bij een contractie kunnen de Z lijnen (schijven) verder uit elkaar komen te
liggen.
1. juist
2. onjuist
25 Het troponine complex:
1. bedekt de receptorplaats voor myosine
2. geleidt de prikkel
3. pompt het calcium terug
26 Als je een spier 30% ten opzichte van de rustlengte stretcht kun je ..
crossbridges maken dan/als in de rustlengte.
1. evenveel
2. meer
3. minder
27 Rigor mortis (lijkstijfheid) is een gevolg van:
1. ATP gebrek
2. calcium in het sarcoplasma
3. verval van filamenten
28 Wat gebeurt er met de H-band bij een concentrische contractie?
1. deze wordt breder
2. deze wordt smaller
3. verandert niet
29 ATP is nodig voor de heropname van calcium in het sarcoplasmatisch reticulum.
1. juist
2. onjuist
30 Bij een isometrische contractie is geen ATP nodig.
1. juist
2. onjuist
31 De release van calcium uit het sarcoplasmatisch reticulum is een reactie op:
1. het beëindigen van de contractie
2. een impuls uit een zenuwvezel
3. het vrijkomen van ATP
32 Fijnmotorische bezigheden vereisen … motorische eenheden.
1. grote
2. kleine
33 Het aantal spiervezels in een motorische eenheid bepaalt de grootte van de
motorische eenheid.
, 1. juist
2. onjuist
34 Een motorische eenheid bevat meerdere motorische neuronen.
1. juist
2. onjuist
35 Een motorische eenheid kan meer dan 50 spiervezels bevatten.
1. juist
2. onjuist
36 Tijdens een contractie wisselen motorische eenheden elkaar zo mogelijk af.
1. juist
2. onjuist
37 Myoglobine zorgt voor een voorraad … in de spier.
1. bloed
2. glycogeen
3. zuurstof
38 De Krebs cyclus met de oxidatieve fosforylering zorgen voor … moleculen ATP
per molecuul glucose.
1. 1
2. 3
3. 36
39 Lactaat wordt gevormd bij de;
1. aërobe stofwisseling
2. glycolyse
3. splitsing van creatine fosfaat
40 Aëroob metabolisme valt niet te combineren met anaëroob metabolisme in een
spiercel.
1. juist
2. onjuist
41 Om een marathon te lopen heb je het meeste aan je …
1. creatinefosfaat
2. glycolyse
3. Krebs cyclus / oxidatieve fosforylering
42 Creatinefosfaat is een bron van ATP bij:
1. de start van een beweging
2. het volhouden van een beweging
3. zowel de start als het volhouden van een beweging
43 Een spier die gelijk van lengte blijft terwijl hij aanspant maakt een … contractie.
1. concentrische
2. excentrische
3. isometrische
44
Welke contractie van de m. biceps brachii zie je hier?
1. concentrische
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SmartBlue. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.