IMMUUNANTWOORDEN TEGEN TUMOREN EN TRANSPLANTEN
Immuunantwoorden tov kankercellen & normale vreemde cellen (H10 Basic Immunology!)
Behandeling van kanker:
- chirurgische verwijdering
- bestraling
- chemotherapie: moeilijk want gericht tegen sneldelende cellen dus ook gezonde
sneldelende cellen krijgen last van toxiciteit (hematopoëtische progenitorcellen van
het beenmerg of darmepitheelcellen bv): gebrek aan selectiviteit dus bijwerkingen!
Waarde van de 3 benaderingen hangt af van type tumor & stadium ziekte.
Nieuwe behandelingen:
- verhoging anti-tumor immuunresponsen
Immuunsysteem belangrijk om tumoren in bedwang te houden: HIV patiënten verlaagd
immuunsysteem dus tumoren kunnen plots opduiken, mensen met immunosuppressiva om
bv transplantafstoting tegen te gaan hebben ook risico (huidtumoren, hematologische
tumoren zijn onder sterke controle van immuunsysteem)
- anti-angiogenese therapie = interfereren met bloedvatvorming thv tumor.
Tumoren nood aan zuurstof & voedsel dus bloedvatvorming om tumor ervan te voorzien.
- ‘doelgerichte’/‘targeted’ therapie
gericht tegen 1 enkele molecule van een tumor antigen, een belangrijk eiwit in biologie tumor
- ‘multimodality approach’
welke therapieën combineren we in welke volgorde en wie is gebaat bij welk en hoe
antwoordt een patiënt
- evolutie naar ‘precisiegeneeskunde’ op volle snelheid
Verhoging anti-tumor immuunresponsen:
Ontdekt bij tumorbiopten: veel leukocytinfiltratie (WBC), meer genezingkans, betere
prognose
Relatief risico op tumoren bij transplantpatiënten:
Relatief risico van 50-100 voor Kaposi's sarcoom wil zeggen dat je 50-100x meer risico hebt
om Kaposi’s sarcoom te ontwikkelen na immunosuppressie bij bv niertransplant dan
wanneer je geen niertransplant hebt en dus geen immunosuppressie neemt.
Onthouden: types huidkanker & hematologische lymfoma’s zitten bij hogere risico’s.
Immunodeficiëntie & tumorvirussen:
Infecties met bepaalde virussen geven verhoogd risico op kankers, vooral bij Epstein-Barr
Oorzaken immunodeficiëntie die het risico verhogen: aangeboren, immunosuppressie na
orgaantransplantatie, auto-immuniteit
Types tumorantigenen herkend door T-cellen:
Tumorantigenen: moleculen die de tumor karakteriseren.
1. NEOANTIGENEN: worden gevormd door mutaties, ontstaan tijdens tumorproces.
Nieuw antigen dat ons immuunsysteem niet herkent want mutatie, nieuwe epitoop.
Proteasoomwerking: endogene eiwitten worden zo afgebroken. Fragmentjes ervan
(neoantigeen-epitoop) worden gepresenteerd in MHC I.
2. ABERANT tot expressie gebrachte normale eiwitten: normaal eiwit dat bv niet in
een bepaald celtype naar voor komt, bij tumorgenese komt het wel ineens tot
, expressie door demethylatie: methylatie & demethylatie van DNA bepaalt welke
eiwitten tot expressie komen. Ze kunnen ook gepresenteerd worden in MHC. MHC-
moleculen presenteren alle peptiden, maken geen onderscheid tussen normale &
vreemde peptiden.
3. GEAMPLIFICEERDE GENEN/normale eiwitten die tot overexpressie komen bv
HER2: komt bij bepaalde types borstkanker tot expressie.
4. EIWITANTIGENEN VAN ONCOGEEN VIRUS: bv Epstein-Barr antigenen die zijn
aangetroffen in lymfoma’s.
5. NORMALE EIWITTEN DIE TOT EXPRESSIE KOMEN BIJ WEEFSELS DIE AAN
DE BASIS LIGGEN VAN EEN TUMOR: bv in lymfoma’s of melanoma’s.
ONTHOUDEN: tumoren brengen bepaalde eiwitten op abnormale manier tot expressie, we
kunnen abnormale eiwitten hebben in tumoren, deze kunnen getoond worden aan
immuunsysteem waardoor deze geactiveerd wordt en tumor kan helpen vernietigen. Er is
een veelheid aan tumor-antigenen.
Immunologische antwoorden tegen tumoren:
Tumorcellen worden gedood door bv therapie: dendritische
cel kan stervende tumorcel opnemen: gaat naar regionale
lymfeknoop & gaat daar (bv bij borstkanker) tumorcellen
opnemen, naar okselklieren brengen, activatie van T-cellen:
cytotoxische T-cellen want kunnen andere cellen doden.
Geactiveerde cytotoxische T-cellen worden naar tumor
gevoerd & doden tumorcellen. Tumor heeft echter
overlevingsstrategieën zoals micro-omgeving bv waarbij er
een fibrotische ring wordt rondgevormd dat zorgt dat
cytotoxische CD8 T-cellen niet goed doorkunnen.
Ontsnappen van tumoren aan immuunreacties:
● normaal: ideale antitumor respons
● geen herkenning, geen typisch tumorantigen dan kan
CD8 T-cel niets herkennen, geen immuunantwoord
● tumorcellen waarbij MHC-genen muteren worden niet
aangevallen, deze tumorcellen gaan expressie MHC1 verliezen
waardoor ze geen antigenen kunnen tonen aan CD8 T-cellen dus
overlevingsvoordeel: geen T-cel herkenning van de tumor.
● tumoren die immunosuppressieve cytokinen secreteren die
T-cel activatie inhiberen
● cellen worden aangetrokken rond tumor, hebben een
immunosuppressief effect: inhibitie van T-cel activatie of
differentiatie naar Th1-cellen en CTL.
Onthouden: tumoren kunnen op vele manieren ontsnappen aan
tumorresponsen zoals geen neoantigenen & geen MHC.
Kanker immunotherapie: zie later hoofdstuk immunomodulatoren
● passieve immunotherapie met monoklonale antilichamen
● adoptieve T-cel therapie
, ● immuuncheckpoint blokkade: immuuncheckpoint situeert zich bij accessory
molecules zoals CD28 & B7 (co-stimulerend) maar ook co-inhiberende (PD1-PDL1)
● stimulatie van de gastheer antitumor antwoorden door vaccinatie met tumor-
antigenen
IMMUUNANTWOORDEN TEGEN TRANSPLANTEN:
Wat is transplantatie? Overbrenging van cellen, weefsels, organen van 1 plaats naar een
andere. Vaak gezond weefsel (transplantaat) van een gezond individu (donor) naar een ziek
individu (ontvanger of gastheer).
Problemen van transplantatiegeneeskunde:
Ischemiereperfusie-schade: schade die ontstaat door gebrek aan doorbloeding, voedsel,
zuurstof & schade die ontstaat wanneer je het terug plots doorbloedt.
Komt ook voor bij bv atherosclerose hartinfarct: geen doorbloeding dus schade. Daarom
transporttijden belangrijk.
Transportproblematiek grotendeels uitsluitbaar bij living (un)related donors: levende
donoren bij nieren (minimale transporttijd).
Compatibiliteit is ook belangrijk!
Moleculen die zorgen voor incompatibiliteit: HLA en MHC moleculen zijn belangrijkste
transplantatie antigenen want zeer veel polymorfisme tussen verschillende individuen.
Genetische barrières: types transplantatie:
- autograft: bij patiënt van een deel van het lichaam naar ander deel lichaam bv
huidtransplantatie
- isograft: transplantatie tussen 2 genetische identieke individuen bv identieke tweeling
- allograft: gebeurt klassiek: gezonde donor geeft het aan een verschillend individu
- xenograft: donor & ontvanger verschillen van species (varkensnier, hart) (moeilijk:
grote antigeenverschillen zorgen voor snelle afstoting dus wordt genetisch
gemanipuleerd door deleties varkensgenen & inserties humane genen)
(moeilijk: risico zoönose: virale infecties)
Transplantaties:
- gevasculariseerde organen: nier, lever, hart, long, pancreas, darm
(levertransplantatie: lever heeft groot regeneratief vermogen dus slechts deel
transplanteren is voldoende, niet volledig)
- weefsels - niet gevasculariseerd: kleppen, lenzen
- cellen - hematopoëtische stamcellen: beenmerg, perifeer bloed stamcellen,
stamcellen uit navelstrengbloed
Histo(in)compatibiliteit:
- mate van antigen (on)gelijkheid tussen transplantaat en ontvanger
- meest hevige afstoting bij verschillen in MHC (HLA) antigenen
- verschillen in ABO bloedgroepantigenen veroorzaken ook afstoting omdat ABO
antigenen op endotheel en epitheelcellen zitten dus weefselschade
, Transplantatie-antigenen en inductie van immuunantwoorden tegen
transplanten: ontvanger T-cel herkent allogeen MHC, respons die
ontstaat kan zeer sterk zijn.
Directe en indirecte herkenning van alloantigenen:
Directe alloherkenning:
Donor dendritische cel (APC) die MHC heeft: dit wordt herkend door
T-cel van ontvanger. T-cel herkent niet-geprocessed allogeen MHC
op het transplant.
Indirecte alloherkenning:
Ontvanger dendritische cel kan MHC processen & presenteren in
zijn eigen MHC: peptidefragmenten hiervan tonen aan T-cel die het
herkent.
In beide gevallen herkent T-cel iets vreemd & wordt het geactiveerd.
Een bijkomende manier van allo-herkenning blijkt belangrijk: ‘semi-
directe’ allo-herkenning
Dendritische cellen stoten kleine vesikels uit: exosomen: kunnen intacte MHC-moleculen
transporteren. Zo kan MHC de dendritische cel verlaten & terechtkomen op ontvanger-
dendritische cellen want exosomen kunnen contact maken met ontvanger-dendritische cel.
Onthouden: ontvanger T-cellen kunnen donor MHC herkennen: intact of verwerkt door
ontvanger-dendritische cel. T-cel gaat daar heel normale immuunrespons op doen:
vreemd antigen herkennen & elimineren
Sensitisatie & afstoting:
Donor-dendritische cel & ontvanger-dendritische cel tonen MHC. Thv regionale lymfeknoop
zorgen ze dat T-cellen worden
geactiveerd. CD4 & CD8
worden geactiveerd, gaan via
bloedbaan terug naar
getransplanteerde orgaan:
zorgen voor inflammatie door
cytokinen & kunnen cellen van
orgaan doden.
Immunologische mechanismen
van transplantaatafstoting:
3 grote vormen afstoting:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sieuwkevanlooveren. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.41. You're not tied to anything after your purchase.