100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Cognitieve Psychologie (6461PS011Y) $4.53   Add to cart

Summary

Samenvatting - Cognitieve Psychologie (6461PS011Y)

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Bevat alle literatuurstof inclusief collegestof. Zelf een 7,5 behaald door deze samenvatting. Alles is redelijk makkelijk uitgelegd.

Preview 4 out of 31  pages

  • October 17, 2023
  • 31
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
COGNITIEVE PSYCHOLOGIE SV
WEEK 1

De geest is een systeem in ons brein dat ons in staat stelt om mentale representaties en gedachten van de wereld
om ons heen te vormen, het verwerkt informatie en voert verschillende soorten mentale functies uit (cognitie.)
Voorbeelden van die mentale functies zijn waarneming, aandacht, geheugen, etc.

1868; Donders: Een van de eerste cognitieve psychologische experimenten is gedaan door Donders. Hij
onderzocht de tijd die iemand nodig had om een besluit te maken door te kijken naar de reactietijd: hoelang het
duurt om te reageren op de aan/afwezigheid van een stimulus. De reactietijd mat hij op 2 manieren:
- De eenvoudige reactietijd: Sprake van waarnemen van licht drukken op knop
- De keuzereactietijd: Waarnemen van licht nadenken welke knop in te drukken drukken op knop

Keuzereactietijd duurt 100 ms langer dan eenvoudige reactietijd. Dit experiment is belangrijk, omdat het laat
zien dat we mentale reacties niet direct kunnen meten, maar we ze moeten afleiden door gedrag de observeren.

1879; Wundt: Wundt paste het structuralisme toe: alle basiselementen worden gecombineerd tot een geheel
wat leidt tot onze totale ervaring. Die basiselement zijn bijv. zintuigelijke prikkels, gedachten, gevoelens, etc.
Meetinstrument van structuralisme was introspectie: een techniek waarbij getrainde deelnemers hun sensaties,
gevoelens en denkprocessen in reactie op een stimulus moeten beschrijven. Het structuralisme leverde geen
betrouwbare resultaten op, dus leidde er een verschuiving van het rationalisme naar empiristische benadering.

1885; Ebbinghaus; Ebbinghaus onderzocht d.m.v. Ebbinghaus’s geheugencurve hoe snel iemand geleerde
informatie na verloop van de tijd is vergeten. Dit testte hij door onzinlettergrepen te maken en te leren. Hij mat
hoelang het leren van de lijst de eerste keer duurt, wachtte daarna een bepaalde tijd af (vertraging), en mat dan
opnieuw hoelang het leren van dezelfde lijst duurt. De tweede keer ging sneller. D.m.v. meetinstrument
besparing mat hij hoeveel informatie hij had onthouden. Besparing = oorspronkelijke tijd om de lijst te leren –
de tijd om een lijst te leren na de vertraging. Besparingscurve is een plot waarin de besparing tegen de tijd
wordt afgezet, om te zien hoeveel wordt onthouden na verloop van de tijd. Hieruit is gehaald dat de geleerde info
in de eerste 2 dagen snel afneemt en daarna ‘constant’ blijft. Deze curve is belangrijk, want het liet zien dat
mentale processen gekwantificeerd (meetbaar in cijfers) kon worden en dat functies zoals een curve gebruikt
kunnen worden om een cognitieve eigenschap te beschrijven.

1890; William James: schreef een eerste psychologie boek ‘William James’ Principes van de Psychologie’
met daarin cognitieve onderwerpen. Zijn observaties waren accuraat.

Watson 1913; De introspectiemethode was subjectief en de resultaten waren moeilijk te verifiëren, waardoor de
focus op het bestuderen van de geest werd vervangen door de focus op observeerbaar gedrag; bekend als
behaviorisme. Watson toonde aan dat de principes van klassiek conditionering (Pavlov) ook van toepassing
waren op menselijk gedrag, waardoor gedrag begrepen kon worden in termen van stimuli-respons, en hoef je niet
naar mentale processen te kijken om gedrag te begrijpen.

Skinner 1938; Skinner introduceerde operant conditionering: gedrag dat positief wordt versterkt wordt vaker
in de toekomst uitgevoerd, gedrag dat negatief wordt versterkt wordt minder vaak uitgevoerd.
Kritiek op de stimulus-respons theorie was deze niet kan waarom mensen verschillend reageren op verschillende
aspecten van dezelfde stimuli, dus er kon niet verklaard worden waarom we soms selectief reageren op bepaalde
aspecten en andere aspecten negeren. Bijv. je hebt een buffet met verschillende gerechten. Volgens de stimulus-respons theorie zou je
automatisch op elk gerecht hetzelfde reageren. Maar in werkelijkheid kies je selectief welke gerechten je wilt proeven en welke je liever overslaat

,Tolman & Chomsky; Tolman en Chomsky hanteerde niet de benadering van het behaviorisme.
- Tolman plaatsten ratten in een doolhof. De rat werd op plaats A geplaatst en verkende de doolhof.
Vervolgens werd er voedsel gepresenteerd op plek B. De rat draaide vanaf starpunt A altijd naar rechts
op het voedsel op plek B te pakken. Echter, als de ratten op startpunt C werden geplaatst, draaide de
ratten naar links,omdat dit een kortere route was. Dit gaat in tegen behavioristen die zouden zeggen dat
een rat, ongeacht welke starpunt, telkens naar rechts zou draaien.
- Chomsky was het niet eens met Skinner, die beweerde dat taal werd aangeleerd door operant
conditionering. Chomsky’s tegenargument was dat kinderen ook zinnen produceren die nooit worden
beloond, zoals onjuiste grammatica. Hij stelde dat taal een aangeboren biologisch mechanismen.
Na de uitspraken van Chomsky en Tolman was er rond de jaren 1950 sprake van een cognitieve revolutie:
een verschuiving binnen de psychologie van de behavioristen naar de focus op het begrijpen van de geest.
Dus psychologie ging van stimulus black box response naar input mental process output.

Sommige psychologen stelde voor om een informatie-verwerkingsbenadering te gebruiken voor het
bestuderen van de geest. Dit idee was gebaseerd op de introductie van digitale computers. Volgens de
informatie-verwerkingsbenadering bestaat informatieverwerking uit een aantal stadia.

Het experiment van Cherry onderzocht hoe de geest kan omgaan met inkomende informatie, waarbij hij een
dichotisch experiment uitvoerde. Dichotisch: gelijktijdig aan beide oren verschillende geluidsfragmenten
afspelen. De deelnemers moesten hun aandacht richten op een van de twee geluidsfragmenten (attend message)
en het andere fragment (unattended message) negeren. Men kan de unattend message wel horen, maar de
boodschap niet herinneren.

- John McCarthy 1955; McCarthy introduceerde kunstmatige intelligentie: een machine die
vergelijkbare intelligentie als mensen vertonen. Eerste computerprogramma met kunstmatige
intelligentie werd de logic theorist genoemd (Newell & Simon).
- George Miller 1956; Miller ontdekte beperkingen bij de verwerkingscapaciteit van mensen, namelijk
het feit dat mensen ongeveer 7 items tegelijk kunnen onthouden.

Modellen in de cognitieve psychologie
Modellen: visuele of conceptuele representaties die ons helpen complexe structuren of processen te begrijpen.
Verschillende soorten modellen:
 Structurele modellen: leggen makken de specifieke functies van bepaalde hersenen uit. Leggen NIET
uit hoe deze structuren betrokken zijn.
 Procesmodellen: beschrijft de stappen en processen die betrokken zijn bij een taak.
 Hulpbronmodellen: lijken op procesmodellen, maar richten zich op de mentale inspanning of
middelen die nodig zijn voor het uitvoeren van een bepaalde taak. De modellen laten zien dat
verschillende processen vaak deze mentale middelen nodig hebben, wat kan leiden tot concurrentie
tussen deze processen.

Tips om deze informatie nog beter te onthouden:
 Spacing: Als je deze informatie dan verspreid over tijd en dan herhaaldelijk leert
 Interleaving: Als je verschillende onderwerpen binnen hetzelfde domein afwisselend leert
 Leren op basis van retrieval: leren door informatie op te halen die je eerder hebt opgeslagen.
HOOFDSTUK 2
Om cognitie volledig te begrijpen, is het nodig om op verschillende niveaus van analyse onderzoek te doen
(analyseniveaus).

Neuronen
Neuronen zijn hersencellen die informatie ontvangen en doorgeven aan andere cellen. Het zenuwstelsel bestaat
uit een netwerk van individuele neuronen. Vroeger werd er gedacht dat het zenuwstelsel continu was (nerve

,net/zenuwnettheorie). Deze theorie werd vervangen door het neuronleer/neuron doctrine: het idee dat
individuele cellen signalen doorgeven in het zenuwstelsel, en dat deze cellen niet continu zijn met andere cellen.
Neurale circuits: neuronen die alleen verbonden zijn met specifieke andere neuronen

Een neuron bestaat uit:
- Cellichaam: metabolische centrum van het neuron om het neuron in leven te houden.
- Dendrieten: ontvangen informatie
- Axonen/zenuwvezels: geven signalen door

Synaps: de verbinding tussen 2 neuronen.

Zenuwreceptoren zijn gespecialiseerde cellen die gevoelig zijn voor bepaalde vormen van sensorische input,
zoals geluid, aanraking, etc. Ze bevinden zich niet in de hersenen. Stimuli wordt gedetecteerd door
zenuwreceptoren zenuwreceptoren sturen dit door naar neuronen info wordt verwerkt

Ontstaan van actiepotentiaal
Actiepotentialen zijn boodschappen die door axonen worden verzonden waardoor neuronen met elkaar kunnen
communiceren. Zo ontstaat een AP:
1. Rustpotentiaal, in rust heeft een axon een spanningsverschil van -70 mV tussen de binnen- en
buitenkant van de axon. De binnenkant van de axon is negatief geladen t.o.v. buitenkant.
2. Stimulus: als er voldoende sterke stimulus het neuron bereikt, kan het de rustpotentiaal veranderen.
3. Depolarisatie: als reactie op de stimulus veranderd het axon zijn lading en wordt het positiever t.o.v. de
buitenkant.
4. Actiepotentiaal: wanneer de depolarisatie groot genoeg is en een bepaalde drempel bereikt, wordt er
een actiepotentiaal door het axon heen gestuurd. De lading binnen de axon stijgt naar +40mV. Hoe
dichter de axonen bij elkaar liggen (snelheid) en hoe meer informatie ze bevatten, hoe intenser je de
sensatie ervaart.
5. Repolarisatie: Na het doorgeven van de AP keert de axon weer in rustpotentaal.

Micro-elektroden: kleine holle buisjes gevuld met geleidende zout om de elektrische signalen van neuronen te
registreren. Er zijn 2 soorten micro-elektroden:
 Opname elektroden: worden in het neuron geplaatst om daar de elektrische signalen op te vangen en
op te nemen.
 Referentie elektroden: worden op een afstand van de neuronen geplaatst, waardoor ze niet worden
beïnvloed door de elektrische signalen van de neuronen.

Het principe van neurale voorstelling/code stelt dat onze ervaring niet rechtsstreek wordt gevormd door
stimuli, maar door de manier waarop die stimuli in ons zenuwstelsel wordt gedecteerd, verwerkt en
geïnterpreteerd. Het zenuwstelsel creëert als het ware een mentale voorstelling van de stimuli, waardoor wij die
stimuli kunnen ervaren.

Hubel & Wiesel; kenmerkdetectoren: neuronen in de visuele cortex die reageren bij de aanwezigheid van een
specifiek kenmerk van een stimuli. Elke kenmerkdetector is gespecialiseerd in het detecteren van een bepaald
aspect van visuele informatie, zoals kleur, vorm, beweging, etc.

Voorbeelden van die kenmerkdetectoren zijn: Neuronen in de visuele cortex die reageren op eenvoudige
stimuli, zoals lijnen, randen, oriatiëntaties. Kenmerkdectectoren suggereren dus een hiërarchische verwerking:
het stapsgewijs opbouwen van visuele informatie terwijl het door verschillende hiërarchische niveaus in de
hersenen gaat.

Het probleem van sensorische codering heeft te maken met de vraag hoe sensorische informatie wordt
gecodeerd en omgezet in neurale signalen die door de hersenen kunnen worden begrepen. Zintuigelijke

, codering: een proces waarbij neuronen de zintuigelijke informatie omzetten in elektrische signalen.
Verschillende ideeën over zintuigelijke codering:
 Specifiteitscodering: specifieke neuronen die vuren in reactie op specifieke object. Echter weten we
niet zeker of specifiteitscodering waar is. Bijv. een specifiek neuron reageert alleen op object A en niet
op andere objecten..
 Populatie codering: groot aantal neuronen vuurt in een specifiek patroon om een bepaald object voor te
stellen. Bijv. Dezelfde neuronen vuren bij het zien van object A als bij object B, maar het patroon
waarin ze afvuren verschillen.
 Spaarzame codering: een klein groepje neuronen vuren en maken een specifiek patroon, waarbij de
meerderheid van de neuronen stil blijft.
Populatie en spaarzame codering zou ook toepasbaar kunnen zijn op geheugenactivering.

Neuropsychologie
Lokalisatie van functies: specifieke hersengebieden zijn verantwoordelijk voor specifieke functies. De
hersenschor is verantwoordelijk voor de meeste cognitieve functies.

Grootste deel van neuropsychologisch onderzoek is gedaan op mensen die een hersenletsel opliepen ten gevolge
van een beroerte. Een van de eerste die lokalisatie van functie rapporteerde was Broca. Zijn patiënt had een
schade aan zijn linker frontale kwab, waarna hij veel moeite had met praten. Daarom suggereerde Broca dat de
linker frontale kwab gespecialiseerd is in produceren van spraak. Dit wordt nu Broca’s gebied genoemd.
Wernicke onderzocht een groep patiënten die schade hadden opgelopen aan een deel in de temporale kwab,
waarna hun taalgebruik nog vloeiend en grammaticaal correct bleef, maar het onsamenhangend was. Dit gebied,
Wernicke’s gebied, is verantwoordelijk voor het begrijpen van taal.

Andere voorbeelden van de lokalisatie van de functie zijn de primaire receptieve
gebieden van de zintuigen:
 Occipitale kwab: ontvangen signalen van de ogen.
 Temporale kwab: ontvangen signalen van de oren en Is betrokken bij
verwerking van complexe visuele informatie
 Pariëtele kwab: verantwoordelijk voor de het kunnen waarnemen van
tast, druk en pijn. Bevat dan ook de somatosesnsorische cortex.
 Frontale kwab: verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals
plannen, besluiten maken, denken, impulsbeheersing en problemen
oplossen.

Prosopagnosie: onvermogen om gezichten te herkennen door schade in de rechter temporale kwab.

Om een conclusie te trekken over de functie van een bepaald gebied, maken onderzoekers gebruik van dubbele
dissociatie: situatie waarin we bij een persoon kunnen aantonen dat functie A verstoord is en functie B intact
blijft, terwijl bij een ander persoon functie A intact is en functie B verstoord. Hierdoor kan men concluderen dat
de functie a en b beide verschillende m hersengebieden hebben die verantwoordelijk zijn voor hun functie.

Hersenscans
 MRI: hiermee kunnen we beelden maken van de structuren binnen het brein, waardoor afwijkingen
kunnen worden opgespoord. Nadeel: het heeft geen neurale activiteit weer
 fMRI: hiermee kunnen we welke verschillende hersengebieden actief worden bij het uitvoeren van een
cognitieve taak. Verschillende ontdekkingen in de temporale kwab zijn gedaan m.b.v. fMRI zijn:
 Neuronen bij het parahippocampal place area PPA worden actief bij het zien van foto’s van
binnen en buitenscènes.
 De extrastriate body area EBA wordt actief bij het zien van foto’s van lichamen(delen)
 De fusiforme gezichtszone FFA wordt geactiveerd door het zien van foto’s van gezichten.

Gedistribueerde representatie: het idee dat specifieke cognitieve functies afhangt meerdere hersengebieden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yara20. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.53. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

57114 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.53
  • (0)
  Add to cart