Een samenvatting van pagina 23 tot en met 140 en pagina 165 tot en met 206 van het boek De Oudheid van Naerebout en Singor. De stof gaat over deeltentamen I van het vak Oude Geschiedenis op de Universiteit Leiden.
pagina 23 tot en met 140 en pagina 165 tot en met 206
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Geschiedenis
Oude geschiedenis
All documents for this subject (18)
3
reviews
By: annemarijnzoontjes • 2 year ago
By: gohar0208 • 2 year ago
By: mdemoor • 3 year ago
Seller
Follow
anna98
Reviews received
Content preview
Aantekeningen bij OG pagina 23-140 en 165-206
I Inleiding
H1 Bronnen en chronologie
Geschreven bronnen
Primaire bronnen: Directe neerslag van het verleden.
Secundaire bronnen: Literaire bronnen die niet direct uit het verleden komen.
De tweedeling primair/secundair is niet absoluut.
Ongeschreven bronnen
2 subgroepen: voorwerpen (bijv. munten, skeletresten en vegetatie) & door mensen
vervaardigde afbeeldingen.
Relatieve en absolute datering
Relatieve datering: geeft de ouderdom van feiten of objecten aan ten opzichte van andere
feiten en objecten. Bijv. bodemlaag x is ouder dan bodemlaag y.
Absolute datering: geeft de ouderdom van feiten of objecten aan ten opzichte van een vast
punt in de tijd. Bijv. het veenlijk is gestorven na het jaar 453.
Tijdrekensystemen
Egypte: Een jaar had 365 dagen, 12 maanden van 30 dagen en 5 feestdagen.
Romeinse kalender: Eerst kreeg het jaar de naam van de consul, in 46 v. C. werd de
Egyptische kalender ingevoerd met als toevoeging 1 schrikkeljaar in de
4 jaar.
Assyrië: Noemden hun jaar naar de beambten die belast waren met de
tijdrekening, eponieme magistraten.
Babylonië: Doorlopende jaartelling, elk jaar kreeg de naam van een gebeurtenis.
Mesopotamië: Naam van de regerend koning.
Griekenland: Naam van eponieme ambtenaren en koningen.
De christelijke jaartelling ontstond in de 6e eeuw door het toedoen van de monnik Dionusios.
Deze monnik wilde zijn berekende paasdata noteren zonder daarbij een verwijzing te maken
naar de heidense keizer Diocletianus die de christenen had vervolgd. Deze tijdsrekening werd
in de 6e eeuw toegepast in het Byzantijnse Rijk en in de 8e eeuw in Europa.
Controle op herrekening van antieke datering kan plaatsvinden aan de hand van astronomisch
absolute momenten zoals zonsverduisteringen.
Natuurwetenschappelijke dateringsmethoden
Radiokoolstofdatering: Organismen nemen via het opnemen van CO2 en het eten van
andere organismen C-12 en het radioactieve isotoop C-14 op. Na
de dood van het organisme blijft de hoeveelheid C-12 constant,
terwijl het radioactieve C-14 vervalt tot N-14. De resterende
hoeveelheid C-14 geeft met behulp van de halfwaardetijd en
vervalsnelheid de leeftijd van het organisme aan.
,Dendrochronologie: De studie van jaarringen in hout. Bomen vormen ieder jaar een
jaarring met een verschillende dikte, afhankelijk van de
klimatologische omstandigheden. Probleem is dat een
dendrochronologische reeks uit een bepaald studiegebied niet
elders toepasbaar is, vanwege het verschil in klimaat.
Thermoluminiscentie: Vaststellen wanneer een object voor het laatst verhit is tot meer
dan 500 graden Celsius.
H2 Materiele grondslagen
Klimatologische en geologische verandering
Paleoklimatologie: het besturen van het klimaat in het verleden.
Vóór 10.000 v. Chr. was er een vierde ijstijd. Na 10.000 v. Chr. werd het warmer, waardoor
het landijs smolt en de zeespiegel steeg. Dit had grote gevolgen voor de kustlijnen van de
continenten.
1300 v. Chr. – 450 v. Chr.: relatief koud periode
450 v. Chr. – 700 n. Chr.: relatief warme periode
Bij de breuklijnen van aardschollen vinden we aardbevingsgebieden en vulkanen: het
Middellandse Zeegebied, rond het Arabisch schiereiland, langs de zuidrand van de Himalaya,
langs de kustlijn van Zuidoost- en Oost-Azië en langs de westrand van beide Amerika’s.
Natuurlijke vegetatiezones en klimaatzones
Op veel plaatsen is de natuurlijke vegetatie vervangen door cultuurgewassen of aangetast door
landbouw
Eerste zone: noorden van de wijngrens met van noord naar zuid, toendra, boreaal
bos, gemengd bos en loofbos, steppe en woestijn.
Noord-Europa: subarctische klimaat
West-Europa: zeeklimaat
Midden-Europa: landklimaat
Centraal-Azië: in het zuiden een koud en droog continentaal klimaat, in het noorden
een vochtig subarctisch klimaat (lange strenge winters).
Noordoost-Siberië/
Noordoost-China: vochtig continentaal klimaat (koude winters en warme zomers).
Tweede zone: tussen de wijngrens en de kreeftskeerkring. Mediterrane vegetatie,
steppe en woestijn.
Zuid-Europa/
Noord-Afrika: mediterraan klimaat (droge zomers, milde vochtige winters)
Egypte/het Nabije
Oosten/Arabisch
Schiereiland: woestijnklimaat (behalve in het gebied rond de Nijl)
Afghanistan/
Himalaya: hooggebergtevegetatie en steppevegetatie
, Zuid-China subtropisch klimaat
Rond 5000 v. Chr. werd het klimaat in Noord-Afrika droger en in de 3e eeuw v. Chr. raakte
Noord-Afrika afgescheiden van de rest van Afrika.
Derde zone: bezuiden de kreeftskeerkring. Subtropische en tropische vegetatie.
Hiertoe behoort het Indische subcontinent, de moessonbossen in de
Gangesdelta, Sri Lanka en Zuidoost-Azië. De regenval neemt toe van
west naar oost.
Carrying capacity
Landbouw: het door de mens manipuleren van andere levende organismen om in de
eigen voedselvoorziening te kunnen voorzien.
Carrying capacity: het draagvermogen van een bepaald milieu, de maximale
bevolkingsdichtheid waarbij het natuurlijk evenwicht tussen mens en
milieu in stand blijft.
Ontstaan en verbreiding van de landbouw
2 redenen voor landbouw: schaarste & het produceren van een surplus
In de eerste zone en in Centraal-Azië en Iran was vooral sprake van veeteelt en jagen; er was
geen landbouw door het ongunstige klimaat. Landbouw bloeit op aan de randen van het
Euraziatisch continent, in de Vruchtbare Halvemaan (huidige Zuidoost-Turkije, Noord-Syrië,
Irak en Palestina).
9000 v. Chr.: in Azië zetten de eerste zelfstandige ontwikkeling van landbouw in
8000 v. Chr.: domesticatie van dieren en planten in de Vruchtbare Halvemaan
7000 v. Chr.: zelfstandige ontwikkeling van tuinbouw in het huidige Nieuw-Guinea.
6500 v. Chr.: landbouw krijgt vaste voet in Europa en West-Pakistan
6000 v. Chr.: zelfstandige ontwikkeling van landbouw van producten als maïs, peper bonen
in Mexico.
5000 v. Chr.: verbouwing van gierst in Noord-China en rijst in Zuid-Chine en Oost-Azië
4000 v. Chr.: verbouwing gierst en sorghun in Afrika
3000 v. Chr.: domesticatie van druiven en olijven in Syrië en Egypte
2500 v. Chr.: domesticatie van druiven en olijven bereikt Griekenland.
Secundary products revolution: Op de domesticatie van planten en dieren volgde de
secundary products revolution. Hierbij won men
secundaire producten van landbouw en veeteelt zoals
wol, linnen en zuivelproducten. Ook werden dieren
gebruikt als trek- en lastdieren i.p.v. enkel voor
consumptie.
Sedentaire beschavingen kwamen tot ontwikkeling in Europa, Voor-Azië, India, Pakistan en
Zuidoost- en Oost-Azië. Hier groeiden twee economische stelsels: dat van de
veeteeltnomaden die exploiteren en dat van de sedentaire landbouwers die investeren.
Landbouwers wonnen vaak in conflicten (bijv. in de 2e eeuw v. Chr., toen de Iraniërs en de
Indo-Ariërs Iran en India veroverden), omdat ze meer grond bezaten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anna98. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.