Mega samenvatting OP1 | Onderzoekspracticum 1 (6471OZP1)
10 views 0 purchase
Course
Onderzoekspracticum 1 (6471OZP1)
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Een mega samenvatting van 6 pagina's voor onderzoekspracticum 1!
Hierin is alle stof mega kort samengevat, in termen en begrippen en je moet de stof al kennen om hiermee te leren.
BIJEENKOMST 1
Soorten onderzoek zijn beschrijvend, (cor)relationeel, quasi-experimenteel en experimenteel
Doelen van onderzoek zijn beschrijven, voorspellen en verklaren
Theorie bewijzen is logisch gezien onmogelijk en falsificeren is praktisch gezien onmogelijk
Conceptuele definitie = betekenis in concepten operationaliseren naar operationele definitie = meetbaar en
concreet maken
Voorbeelden:
Nominaal - religie
Ordinaal – opleidingsniveau
Interval – IQ
Ratio - leeftijd
Een grafiek is afhankelijk van meetniveau
- Histogrammen en boxplots voor interval en ratio variabelen
- Stem-en-leaf-plot is ook vorm van histogram, boxplot is robuust tegen uitbijters
- Staaf- en cirkeldiagrammen voor ordinale en nominale variabelen
Variabele kunnen onafhankelijk (oorzaak, x) of afhankelijk (gevolg, y) zijn
Discreet gemeten = waarden waar niets tussen zit, dus nominaal of ordinaal
Continu gemeten = waarden waar altijd iets tussen zit, vaak interval of ratio
Centrummaten: gemiddelde, modus en mediaan
Spreidingsmaten:
- Standaarddeviatie (σ/S) = gemiddelde afstand van alle variabelen tot
gemiddelde
- Standaardvariantie (S2) = kwadraat van standaarddeviatie
- Interkwartiel afstand = afstand tussen 1e en 3e kwartiel (Q1 en Q3), hierin is mediaan Q2
- Uitbijter = als score meer dan 1,5 keer de kwartielafstand ligt
Schaaltransformatie = meting omzetten naar andere schaal, dan verandert de spreiding
Let op bij verschuiving verandert de spreiding niet
Centrale tendentie = respondenten kiezen middelste antwoordcategorieën (neutraal)
BIJEENKOMST 2
4 soorten metingen: observatie, fysiologische maten, vragenlijsten en archief
Voor observatie 3 beslissingennemen:
1 Setting: naturalistisch of vooropgezet of veldexperiment (tussenvorm)
2 Onderzoeker: verborgen of openlijk
3 Methode: gestructureerd of ongestructureerd?
Response bias = neiging van respondenten tot bepaald antwoordpatroon
- Halo-effect = vragen over iemand positief beantwoorden omdat je 1 positieve eigenschap van diegene kent,
maar verder ken je diegene niet zo goed
- Leniency bias = vragen over iemand positief beantwoorden doordat je iemand te goed kent
- Logische fout = respondent koppelt twee vragen logisch aan elkaar, terwijl dit niet zo is (assertief en
agressief)
- Plafond- en bodemeffecten = bij herhaald onderzoek de eerste keer te makkelijke test, dan wordt het
moeilijk om in herhaalde metingen verbetering te meten (plafondeffect) of andersom (bodem)
- Sociale wenselijkheid = sociaal gewenst antwoord geven bij gevoelige onderwerpen, dit kan je voorkomen
door anonimiteit of tegenvragen ertussen te doen
- Ja-zeggers/nee-zeggers = alle hoogste en laagste antwoorden invullen
Vanuit ethiek zijn er 3 benaderingen:
1 Deontologische benadering = zwartwit over goed of fout, je doet alleen het goede
2 Utilitaristische benadering = afweging tussen kosten en baten van aanpak
3 Sceptische benadering = geen ethische regels, iedereen zelf bepalen, dit is nu achterhaald
Andere ethische punten zijn: niet verleiden tot deelname door betaling (alleen onkosten, waardebon), rekening met
fysieke en mentale belasting, vertrouwelijk behandelen, passende data-analyse, integriteit en informed consent =
toestemming na informeren over doelen en nut
, Dichtheidscurve = benadering van histogram, totale oppervlakte is de gehele populatie, dus 1 of 100%
Normaalverdeling = vorm van dichtheidscurve met kenmerken: symmetrisch, unimodaal en klokvorming, totale
oppervlakte is 1 en vorm wordt bepaald door µ en σ
Z-score = aantal standaarddeviaties dat individuele score afwijkt van gemiddelde van gehele populatie
Doel hiervan is uitspraken op groepsniveau doen en positie van individuele score bepalen t.o.v. populatie
x i−μ
Formule Z-score = z=
σ
Xi is de individuele score en µ het populatiegemiddelde
Standaardnormaalverdeling = normaalverdeling waarvan alle scores zijn omgezet naar Z-scores, met een
gemiddelde van 0 en standaarddeviatie van 1
BIJEENKOMST 3
Doelen van correlatie en regressie is voorspellen van relaties bij kennis over 1 variabele, dus bij numerieke variabelen
en dan y op basis van x
- Correlatie is gericht op sterkte van verband, zonder richting
- Regressie is gericht op voorspelling van respons uit predictor
Predictor = onafhankelijk, oorzaak, verklaring = y-as
Respons = afhankelijk, gevolg, uitkomst = x-as
Symmetrische samenhang = geen onderscheid, correlatie
Asymmetrische samenhang = wel onderscheid, regressie
Formule rechte lijn = y=a+bx
- a = intercept, dat is het startpunt van de regressielijn
- b = helling, dus hoe steil de lijn loopt
Formule voor voorspelde waarde = regressievergelijking = ^y =b0 +b1 x
- B0 = intercept, dat is de waarde van voorspelde y bij x=0
Dus als x=0 niet in je grafiek ligt, dan ligt je intercept er niet in en is het zinloos
- B1 = het regressiegewicht = helling = regressiecoëfficiënt
Sy
b 0= y−b1 x b 1=
Sx
Correlatiecoëfficiënt (Pearson’s r) = indicatie voor samenhang, waarde tussen -1 en 1
Hoe verder van 0 af, hoe sterker het verband en -1 is perfect negatief en 1 is perfect positief
1
Formule correlatiecoëfficiënt = r = Σ ¿) (¿)
n−1
Je maakt van alle x- en y-waardes Z-scores, optellen bij elkaar en dat delen
door n-1
Voor uitrekenen is gebruik van tabel handig
Verklaarde variantie = correlatiecoëfficiënt in kwadraat r2, zoveel percentage verschil in een verklaart zoveel in het
ander en r2 = 1 is perfect verband, dan 100% sterke relatie
Residu/onverklaarde variantie = verschil tussen voorspelde y en geobserveerde y
- Uniek getal per individu, bij positief residu is jouw voorspelling te laag en bij negatief residu is jouw
voorspelling te hoog
- Hoge r2, dan laag residu en dan past regressie goed bij data
Maar lage r2, grote spreiding rondom regressielijn, dan is verband heel zwak of niet aanwezig
2 S ^y
Formule residu = r = 1 – r2 = wat je overhoudt, dus het residu
Sy
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roosvanderlans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.