100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Uitwerkingen leerdoelen Burgerlijk procesrecht (cijfer:8,2) $7.01
Add to cart

Summary

Samenvatting Uitwerkingen leerdoelen Burgerlijk procesrecht (cijfer:8,2)

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document bevat alle uitwerkingen van het vak burgerlijk procesrecht aan de EUR/ESL (blok 3, jaar 2) (2022/2023).

Preview 4 out of 42  pages

  • October 18, 2023
  • 42
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Probleem 1 – leerdoelen:

1. Aan de hand van welke regels wordt bepaald of een procedure met een dagvaarding of een verzoekschrift begint?
2. Aan welke vereisten moet een inleidend processtuk (dagvaarding/verzoekschrift) voldoen en hoe moeten de
voorvragen worden beantwoord?
3. Welke regels gelden voor de gevolgen van een fout in de dagvaarding/verzoekschrift?
LD1:
Verschillen tussen dagvaardings- en verzoekschriftprocedures:
1. Aanvang:
De dagvaardingsprocedure vangt meestal aan met een dagvaarding. Een dagvaarding is een oproep, gericht
tot de tegenpartij en uitgebracht door een deurwaarder, om op een bepaalde dag voor de rechter te
verschijnen met een omschrijving van de eis en de gronden daarvan.
De verzoekschriftprocedure wordt ingeleid met een schriftelijk verzoek, ingediend bij de griffie van de
bevoegde rechterlijke instantie.
2. Competenties:
In 1e aanleg is in het algemeen de rechtbank het bevoegde gerecht om van burgerlijke zaken kennis te
nemen (=absolute competentie). Voor beide procedures gelden eigen regels die aangeven of de sector civiel
(waarvoor verplichte procesvertegenwoordiging geldt) dan wel de kantonrechter (waar partijen in persoon
kunnen procederen) de zaak zal behandelen en aansluitend welke rechtbank of welke kantonrechter
(=relatieve competentie). De relatieve competentie is per procedurevorm verschillend geregeld. In
dagvaardingszaken is in beginsel de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd (art 99 Rv), terwijl
in verzoekschriftzaken de rechter van de woonplaats van de verzoeker bevoegd is (art 262 Rv).
3. Voortgang van het geding:
Dagvaardingsprocedure: hier reageert de gedaagde schriftelijk op de dagvaarding. Dan wordt een
mondelinge behandeling bevolen, tenzij de rechter de zaak daarvoor niet geschikt acht. Na de mondelinge
behandeling kan verdere conclusiewisseling worden toegestaan (repbliek/dupliek). Uiteindelijk wordt bij
vonnis uitspraak gedaan.
Verzoekschrift: hier wordt na ontvangst van het verzoekschrift vastgesteld wanneer het verzoek ter zitting
zal worden behandeld. Daarvoor worden de verzoeker en andere belanghebbenden door de griffie
opgeroepen. In de tussentijd kunnen belanghebbenden een verweerschrift indienen. Na de behandeling ter
zitting, waarbij alle verschenen belanghebbenden door de rechter worden gehoord, volgt een beschikking.
4. Opstelling rechter:
In de dagvaardingsprocedure is de rechter minder actief dan in de verzoekschriftprocedure. De rechter is in
de dagvaardingsprocedure meer afhankelijk van de partijen dan in de verzoekschriftprocedure.
5. Termen in de wet:
‘Vordering’ en ‘vorderen’ duiden op de dagvaardingsprocedure. ‘Verzoek’ en ‘verzoeken’ duidt op
verzoekschriftprocedure.
LD2:

Dagvaarding:
De dagvaarding is het gedingstuk waarbij de gedaagde door de deurwaarder in opdracht van de eiser wordt
opgeroepen om op een bepaalde dag voor de rechter te verschijnen ter zake van een door de eiser tegen de
gedaagde in te stellen rechtsvordering.

In de dagvaarding moet de eis van de eiser en de gronden waarop hij deze doet steunen worden omschreven (art
111 lid 2 sub d Rv). Het voorschrift dat de eiser in de dagvaarding de gronden van de door hem ingestelde eis
moeten vermelden ziet op de stelplicht en de daarbij behorende motiveringsplicht. De stukken waar in dit verband
een beroep op wordt gedaan, moeten bij de dagvaarding worden gevoegd (art. 85 lid 1 Rv).

De eis moet duidelijk zijn omschreven. Het moet voor de gedaagde duidelijk zijn wat van hem verlangd wordt en
waarover de rechter heeft te beslissen. Eiser kan een primaire en subsidiaire eis instellen. Veel vorderingen worden
zo ingericht wegens de onzekerheid welke feiten uiteindelijk zullen komen vast te staan of welke rechtsregel van
toepassing zal worden verklaard.
1

,Vrijwel elke eis gaat gepaard met een aantal nevenvorderingen. Zij worden bij voorkeur aanstonds in de dagvaarding
opgenomen. De belangrijkste zijn:
- De uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis. Dit houdt in dat de tenuitvoerlegging van een veroordelend
vonnis doorgang kan blijven vinden, ook als zou de wederpartij tegen het vonnis een gewoon rechtsmiddel (hoger
beroep/cassatie) instellen (art. 233 Rv).
- De veroordeling van de gedaagde in de proceskosten (art. 237 Rv).
- Vergoeding van de wettelijke rente (art. 6:119 BW) (als de vordering de voldoening van een geldsom betreft)
- De oplegging van een dwangsom (als de eis iets anders inhoudt dan betaling van een geldsom)

In de dagvaarding moeten ook de door de gedaagde verweren en de gronden daarvoor worden opgenomen (art. 111
lid 3) (=substantiëringplicht). Deze bewijsaandraagplicht is beperkt tot de punten waarop de gedaagde verweer heeft
gevoerd en waarvan de bewijslast bij de eiser ligt.

Gedagvaard wordt bij exploot. Een exploot is een ambtsedig proces-verbaal betreffende een door de deurwaarder
verrichte ambtshandeling. Veelal gaat het daarbij om het overbrengen van mededelingen, maar ook andere
handelingen worden in een exploot vastgelegd (zoals het leggen van beslag).
 Houdt de overgebrachte mededeling een oproep in om voor de rechter te verschijnen dan heet het exploot
een dagvaarding.

De voorschriften van een dagvaarding zijn te vinden in art. 45-66 Rv en in art. 111-124 Rv.

De dagvaarding moet, als exploot, na de datum van de betekening de naam en woonplaats vermelden van de eiser.
Is de eiser een natuurlijk persoon dan moeten de voornamen worden opgenomen (art. 45 lid 3 sub b Rv). Van
rechtspersonen moet de aard van hun rechtspersoonlijkheid, hun statutaire naam, eventuele handelsnaam, plaats
van statutaire vestiging en/of kantoor-/filiaaladres worden vermeld. Op gelijke wijze dient de naam en woonplaats
van de gedaagde te worden vermeld (bij een natuurlijk persoon zijn de initialen voldoende) (art. 45 lid 3 sub d Rv).
In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen (kanton) zal, indien de eiser bij gemachtigde procedeert
diens naam en adres in de dagvaarding worden opgenomen (art. 111 lid 2 sub b Rv). Kunnen partijen niet in persoon
procederen (rechtbank, hoger beroep, cassatie) dan dient de dagvaarding tevens de aanwijzing te bevatten van de
advocaat die voor de eiser zal optreden (art. 111 lid 2 sub c Rv).
In de dagvaarding moet de eiser vermelden waar zijn woonplaats (in NL) is (art. 111 lid 2 sub a Rv). In veel gevallen
wordt in deze woonplaatskeuze voorzien doordat de eiser woonplaats geacht wordt te hebben gekozen bij zijn
advocaat dan wel zijn gemachtigde (art. 79 lid 2 en 80 lid 4 Rv).

De dagvaarding wordt gewoonlijk door de advocaat of de gemachtigde van de eiser opgesteld; alleen de onbekende
gegevens laat hij open. De niet ingevulde gegevens hebben betrekking op de datum waarop de dagvaarding is
uitgebracht, de personalia van de deurwaarder en de wijze waarop de deurwaarder de dagvaarding heeft betekend.
De advocaat/gemachtigde stuurt vervolgens de dagvaarding naar de deurwaarder. Deze kan de dagvaarding
uitbrengen:
- Aan de gedaagde in persoon (art. 46 lid 1);
- Aan de woonplaats van de gedaagde (art. 46 en 47 Rv);
- Door middel van terpostbezorging (art. 47 Rv).
 Als de dagvaarding de gedaagde in het geheel niet bereikt, bijv. omdat de huisgenoot de dagvaarding niet
aan de gedaagde ter hand heeft gesteld, is de dagvaarding niet ongeldig (eigen risico van de gedaagde).

Eiser zal te rade moeten gaan bij de regels inzake de taakverdeling tussen afdeling civiel en kanton, om tot de
beslissing te komen welke rechter van de zaak kennis zal moeten nemen. Vervolgens zal hij aan de hand van de
regels van de relatieve bevoegdheid vaststellen aan welke rechtbank hij de zaak zal moeten voorleggen. Dan moet
worden vastgesteld tegen welke dag gedagvaard zal worden. Tevens moet hij weten welke dag van de week de
roldag van de betreffende rechter is. De eiser zal nu de gedaagde oproepen om op een roldag van de aangewezen
rechter te verschijnen.


2

,Tussen de dag waarop dagvaarding wordt uitgebracht en de roldatum waartegen is gedagvaard moet ten minste een
week zitten (art. 114 Rv). Deze termijn wordt verlengd als de woonplaats of werkelijke verblijfplaats van de
gedaagde buiten NL is (art. 115 Rv). Het staat de eiser vrij de gedaagde op een langere termijn voor de rechter te
roepen. De gedaagde kan deze termijn verkorten (art. 126 Rv).

Verzoekschrift:
Bij een verzoekschriftprocedure vangt de procedure aan met een verzoekschrift (rekest) dat door de verzoeker
(rekestrant) tot de bevoegde rechter wordt gericht en bij de griffie van het gerecht wordt ingediend. Dan volgt een
mondelinge behandeling waarbij de rechter zich ervan overtuigt of het verzoek moet worden toegewezen. Tot aan
deze behandeling kunnen belanghebbenden een verweerschrift indienen. De beslissing wordt in de vorm van een
beschikking gegeven.
Als er verplichte rechtsvertegenwoordiging is, dan moet het verzoekschrift zijn ondertekend door een advocaat (art.
278 lid 3 Rv). Dit is een verschil met de dagvaarding, daar wordt het betekend en ondertekend door een
deurwaarder.
Net als bij de dagvaarding geldt dat een verzoekschriftprocedure alleen op initiatief van belanghebbenden kan
worden aangevangen. Daarnaast mag de rechter ook in de verzoekschriftprocedure niet buiten de grenzen van de
hem voorgelegde kwestie treden (art. 24 Rv).

De verschillen tussen de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure zijn zo veel mogelijk
teruggedrongen. Voor sommige verzoekschriftprocedures gelden nog afzonderlijke procesvoorschriften (zoals art.
798-828 Rv).

Staat er in de wet ‘verzoeken’, dan kan het met een verzoekschrift worden ingeleid (art. 261 Rv).

De hoofdregel van de relatieve bevoegdheid in deze procedure is dat de rechter van de woon- of verblijfplaats van
de verzoeker/belanghebbenden bevoegd is (art. 262 sub a Rv). Uitzonderingen op deze regel staan in art 263-268 Rv.
Wijzen die regels geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter in Den-Haag bevoegd (art 269 Rv).

LD3:
In de dagvaarding moet de eiser de rechter aanwijzen die van de zaak kennisneemt (art. 111 lid 2 sub e), hierbij moet
rekening gehouden worden met de absolute en relatieve competentie. Ontbreekt de absolute competentie, dan
verklaart de rechter zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen. Wanneer is gedagvaard door een recht die
volgens de bepalingen van de relatieve bevoegdheid onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen, dan zal de
rechter zich bij een dagvaardingsprocedure in het algemeen niet ambtshalve onbevoegd mogen verklaren. Dit kan
alleen als de gedaagde vóór alle weren ten gronde het verweer voert dat de rechter niet relatief is bevoegd (dus als
hij het aangeeft in zijn conclusie van antwoord (art 110 1 e zin Rv).
Er zijn echter 3 situaties waarin de rechter wel de mogelijkheid heeft om zich ambtshalve relatief onbevoegd te
verklaren, namelijk in zaken 1)m.b.t. vorderingen van ten hoogste €25.000, 2)individuele arbeidsovereenkomstzaken
en 3)zaken als bedoeld in art. 101 en 103 Rv.
Als de rechter die zich onbevoegd heeft verklaard van oordeel is dat de zaak bij een andere rechter had moeten
worden aangebracht, dan dient hij de zaak naar deze rechter te verwijzen (art. 73 en 110 lid 2 Rv).
In verzoekschriftprocedures zal de rechter op grond van art 270 lid 1 Rv zichzelf wel ambtshalve onbevoegd
verklaren en de zaak doorverwijzen naar een andere rechter.

Is het inleidend stuk verkeerd gekozen (dagvaarding ipv verzoekschrift of andersom) dan leidt dat niet tot niet-
ontvankelijkheid. De procedure is en blijft aanhangig; alleen zal de rechter zo nodig de aanlegger (verzoeker/eiser)
bevelen het stuk te verbeteren of aan te vullen (art. 69 Rv).

Onjuiste of onvolledige aanduidingen van de identiteit en hoedanigheid van de eiser leiden niet zonder meer tot
niet-ontvankelijkheid. Kan er in redelijkheid geen misverstand over bestaan welke partij als eiser is bedoeld dan
heeft de wederpartij geen belang bij een beroep op de onjuiste naamsvermelding. Een onjuiste partijaanduiding kan
3

, worden gerectificeerd als het onder de gegeven omstandigheden voor de wederpartij kenbaar was dat er sprake was
van een vergissing, die wederpartij door de vergissing en de rectificatie daarvan niet benadeeld is of in haar
verdediging is geschaad en de rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden.  Arrest Van der Lugt/Zegers
 Deze uitlegregel en rectificatiemogelijkheid gelden op gelijke wijze bij een onjuiste aanduiding van de
aanstonds of na verzet verschenen gedaagde.

Veel bepalingen over dagvaardingen zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid (art. 120 lid 1 Rv).
Allereerst geldt dat ieder gebrek dat nietigheid meebrengt vóór de dienende dag kan worden hersteld door het
uitbrengen van een deurwaardersexploot (art. 120 lid 2 jo 66 lid 2 Rv). Als geen herstelexploot is uitgebracht, dan
verschilt de werking van de nietigheid naar gelang de gedaagde wel of niet op de gebrekkige dagvaarding is
verschenen.
Verschijnt de gedaagde niet in het geding dan verleent de rechter geen verstek tegen hem (art. 121 lid 1 Rv). Als er
sprake is van een geldige dagvaarding zal de procedure zonder zijn aanwezigheid worden gevoerd (art. 139 jo 121).
De rechter zal dan de vordering van eiser toewijzen. Is er een gebrek in de dagvaarding dan kan geen verstek worden
verleend, de rechter zal dan een nieuwe roldatum bepalen (art. 121 lid 2 Rv).
Verschijnt de gedaagde wel op de zitting en beroept hij zich daar op de nietigheid van de dagvaarding, dan zal de
rechter dit beroep alleen honoreren als het gebrek zo erg is dat de gedaagde daardoor in zijn belangen is geschaad
(art. 122 lid 1 Rv).
!! Bovengenoemde gevolgen zijn n.v.t. op het ontbreken van de in art. 111 lid 3 Rv genoemde vereisten voor een
dagvaarding. De rechter beveelt in dat geval de eiser om alsnog de ontbrekende gegevens te verstrekken.


Arrest Van der Lugt/Zegers:
De HR oordeelde in r.o. 3.3 dat de omstandigheid dat verschillende rechtspersonen met op elkaar lijkende namen bij
het geschil zijn betrokken, niet in de weg staat aan rectificatie. De rectificatie van de naamaanduiding van de eiser in
de dagvaarding strekte in dat geval tot herstel van een vergissing die Van der Lugt in de gegeven omstandigheden
redelijkerwijs had moeten begrijpen. Door deze vergissing en de daaropvolgende rectificatie is Van der Lugt noch
benadeeld noch in zijn verdediging geschaad, waardoor geen sprake was van een ontoelaatbare wijziging van de
eiser.
 Rechtsregel: Een aanvankelijk onjuiste partijaanduiding kan worden gerectificeerd als 1) het onder de
gegeven omstandigheden voor de wederpartij kenbaar was dat van een vergissing sprake was, 2) de
wederpartij door de vergissing en de rectificatie daarvan niet is benadeeld of in haar verdediging is geschaad
en 3) de rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden.
Arrest Openbaar betekenen of betekenen aan briefadres?:
Aangezien van een briefadres slechts sprake kan zijn in de gevallen dat de keuze daarvoor is verplicht dan wel de wet
die keuze mogelijk maakt, moet, mede gelet op de omstandigheid dat betekening op een briefadres effectiever is
dan openbare betekening, voor de toepassing van art. 45-47 Rv een briefadres worden aangemerkt als gekozen
woonplaats. Dat betekent dat in dat geval geen sprake is van een onbekende woonplaats of onbekende werkelijke
verblijfplaats als bedoeld in art. 54 lid 2 Rv, zodat exploten aan het briefadres moeten worden betekend en voor
openbare betekening is dus geen plaats.

Arrest Coronabetekening (met noot Mierlo):
Zolang de RIVM-richtlijnen voorschrijven dat afstand moet worden gehouden, mag de deurwaarder betekenen op
grond van art. 47 lid 1 RV en een afschrift van het exploot in een gesloten envelop door de brievenbus doen, anders
dan in de wet staat, hoeft de deurwaarder niet eerst te proberen om op de voet van art. 46 lid 1 Rv in persoon te
betekenen. Deze afweging wordt aan de deurwaarder overgelaten (hij moet bepalen of toch in persoon kan worden
betekend).
Noot: hierin wordt arrest Openbaar betekenen of betekenen aan briefadres herhaald en wordt de theorie van art. 45
lid 3 sub b, art. 46 en 47 Rv besproken.



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Iris02. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.01
  • (0)
Add to cart
Added