In Nederland betaalt iedereen belasting. Er zijn verschillende soorten belastingen, maar de
belangrijkste zijn:
1. De inkomstenbelasting
De inkomstenbelasting wordt betaald over het inkomen van natuurlijke personen. De
belasting is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Het wordt geregeld in de Wet op de
inkomstenbelasting (Wet IB).
2. De vennootschapsbelasting
De vennootschapsbelasting wordt betaald over de winst van rechtspersonen (bijvoorbeeld
een bv). De vennootschapsbelasting wordt geregeld in de Wet op de vennootschapsbelasting
(Wet VPB).
3. Loonbelasting
Loonbelasting wordt betaald over het loon van de werknemer. Meestal wordt dit door de
werkgever al ingehouden op het loon. Loonbelasting is een voorheffing op de
inkomstenbelasting. Dit betekent dat het betaalde bedrag aan loonbelasting in minder mag
worden gebracht op de inkomstenbelasting. De loonbelasting wordt geregeld in de Wet
loonbelasting (Wet LB).
4. Omzetbelasting
Omzetbelasting is btw. Dit wordt geheven over de levering van goederen en diensten door
ondernemers. Wanneer we iets in de winkel kopen (van een ondernemer) dan betalen we
omzetbelasting aan die ondernemer. De ondernemer zelf moet deze belasting weer betalen
aan de Belastingdienst. Voor de omzetbelasting is de Wet op de omzetbelasting van
toepassing (Wet OB).
Hoofdstuk 2: Formeel belastingrecht
De belastingbetaler moet in Nederland wonen of hij moet zijn inkomen in Nederland
verdienen. Voorbeeld: Roy staat ingeschreven in het bevolkingsregister in België. Hij heef
daar een bovenwoning en een vestiging van zijn onderneming. Een andere vestiging van zijn
onderneming is in Breda. In Breda heef hij ook een woning met zijn vrouw en kinderen, zijn
kinderen gaan in Breda naar school en Roy heef in Breda verschillende hobby’s. Het sociale
middelpunt van Roy zijn leven is daarom in Breda en dit is ook zijn woonplaats op grond van
artikel 4 AWR.
Op grond van artikel 6 AWR kan de belastinginspecteur een belastingplichtige uitnodigen tot
het doen van een aangife. Iedereen die wordt uitgenodigd om aangife te doen, moet deze
aangife ook daadwerkelijk doen. De inspecteur stelt een termijn van 1 maand op grond van
artikel 9 en 10 AWR. Wanneer er aangife is gedaan voor de inkomstenbelasting en
vennootschapsbelasting zal er een aanslag volgen. Inkomstenbelasting en
vennootschapsbelasting zijn aanslagbelastingen. Uit de gegevens die in de aangife zijn
vermeld zal blijken welk bedrag aan belasting dient te worden betaald. Dit te betalen bedrag
wordt vastgelegd in een aanslag. Je wacht dus eerst op je aanslag voordat je iets betaald. De
omzetbelasting en de loonbelasting zijn aangiftebelastingen. Gelijk met het doen van
aangife moeten ook de omzetbelasting en loonbelasting worden betaald. De
belastingplichtige rekent deze belasting dus zelf uit. Er hoef dus niet eerst een aanslag te
volgen. Voor aangifebelasting geldt een naheffing en voor aanslagbelasting een navordering.
, Wanneer een aanslag later dan drie jaar na het ontstaan van de belastingschuld is opgelegd,
is deze aanslag te laat (art. 11 lid 3 AWR). Voorbeeld: op welke datum moet de aanslag
inkomstenbelasting over het jaar 2014 worden vastgesteld? Omdat de inkomstenbelasting
2014 wordt geheven over het tijdvak 2014, ontstaat de belastingschuld op 31 december
2014 om middernacht. De aanslag zal dan dus uiterlijk 31 december 2017 (drie jaar later)
moeten zijn opgelegd. Wanneer er uitstel is verleend voor het doen van de
inkomstenbelasting moet deze uitstel ook mee worden genomen voor de termijn van drie
jaar. Na deze drie jaar moet de definitieve aanslag dus zijn vastgesteld. De
navorderingsaanslag moet binnen 5 jaar worden opgelegd. Dit moet eventueel ook worden
verlengd met de verlengtermijn die is gegeven.
Een navorderingsaanslag kan alleen worden opgelegd bij een aanslagbelasting op grond van
artikel 16 AWR. Een navorderingsaanslag houdt in dat wanneer er te weinig belasting op de
aanslag is vermeld, er nog een navordering kan volgen. Voor de navordering gelden wel
enkele voorwaarden. Er moet namelijk sprake zijn van een nieuw feit. Dit feit moet bij de
inspecteur niet bekend geweest zijn of had redelijkerwijs niet bekend kunnen zijn. Wanneer
er geen sprake is van een nieuw feit kan de inspecteur alsnog een navordering opleggen als
de belastingplichtige te kwader trouw was. Iemand is bijvoorbeeld te kwader trouw als
iemand bijvoorbeeld al een brief heef gekregen dat er een aanslag moet komen maar dit
niet doet.
Op grond van artikel 16 lid 2 AWR zijn er ook een paar situaties waarin altijd kan worden
nagevorderd. Er hoef dan ook geen sprake te zijn van een nieuw feit of kwader trouw:
1. Een onjuiste verrekening van onder andere een voorheffing of voorlopige aanslag;
2. Een aanpassing in de onderling verdeling van gemeenschappelijke inkomsten van
partners;
3. Onjuist of niet vaststellen van de aanslag door een redelijkerwijs kenbare fout. Er is
sprake van een kenbare fout als de aanslag ten minste 30% te laag is.
Naast de navorderingsaanslag kennen we ook de naheffingsaanslag. Deze geldt bij te late
betaling of het te laat doen van aangife. Een nieuw feit of kwade trouw is hierbij niet vereist.
Ook hiervoor geldt de termijn van 5 jaar. Wanneer er eerder uitstel is verleend moet dit ook
worden meegenomen in de berekening. Let op: het verschil met de navorderingsaanslag is
dat de naheffingsaanslag helemaal tot 31 december loopt. Wanneer het uitstel dus is
verleend tot bijvoorbeeld 10 mei 2017 dan loopt de periode nog steeds tot 31 december.
Voor de bewijslast geldt als hoofdregel dat de belastingplichtige moet bewijzen of aantonen
dat kosten zijn gemaakt. De Belastingdienst heef de bewijslast als het gaat om de inkomsten.
Wanneer de belastingplichtige het niet eens is met de hoogte van de aanslag kan hij een
bezwaarschrif indienen bij de Belastingdienst. Wanneer hij het daar ook niet mee eens is
kan hij een beroepschrif indienen bij de Rechtbank.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kim2017. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.32. You're not tied to anything after your purchase.