Legaliteitsbeginsel
● Bepaald overheidshandelen moet op een wettelijke grondslag zijn gebaseerd.
● Bevoegdheid moet voldoende specifiek, duidelijk en kenbaar zijn
● Het bestuur verkrijgt publiekrechtelijke bevoegdheid door:
1. Attributie
2. Delegatie
● Een ander oefent namens het bestuur publiekrechtelijke bevoegdheid uit door mandaat.
● Negatief overheidsoptreden: gebiedend of verbiedend beperken van vrijheid en/of
eigendom van een burger (Eingriffsverwaltung). Uitdrukkelijk een wettelijke grondslag
vereist. Het ingrijpen van de overheid in de vrijheidssfeer van de burger via een gebod of
verbod.
● Positief overheidsoptreden: Het verstrekken van steun door de overheid, zoals
subsidies en uitkeringen (Leistungsverwaltung).
● Wesentlichkeitstheorie: gaat niet om de vraag of er sprake is van negatief of positief
overheidsoptreden, maar wordt de eis van een wettelijke grondslag verbonden met het
belangrijke en fundamentele karakter van de overheidsbeslissing.
● Rechtsregel Methadonbrief: voor overheidsoptreden dat feitelijk gebiedend of
verbiedend van aard is, is een wettelijke grondslag vereist.
● Rechtsregel Fluoridering: voor overheidsoptreden dat ingrijpend van aard is, is een
wettelijke grondslag vereist.
○ Uit beide arresten blijkt dat, hoewel er geen sprake was van negatief
overheidsoptreden, deze feitelijk wel dezelfde werking hadden en daarom een
wettelijke grondslag wordt vereist. Dit laat zien dat de reikwijdte van het
legaliteitsbeginsel soms verder gaat dan alleen bij negatief overheidsoptreden.
● Voor subsidies is het legaliteitsbeginsel gecodificeerd in art. 4:23 lid 1 Awb. Deze
bepaling eist een wettelijke grondslag voor subsidieverlening. Art. 4:23 lid 3 sub d Awb
geeft echter een uitzondering voor deze hoofdregel.
Specialiteitsbeginsel
Het specialiteitsbeginsel vloeit voort uit het legaliteitsbeginsel. Het specialiteitsbeginsel houdt in
dat een bestuursorgaan zijn bevoegdheid alleen mag gebruiken om een specifiek belang na te
streven. Het gaat hierbij om de reikwijdte van de bevoegdheid die is toegekend. Hun
bevoegdheden en rechten zijn dus doelgebonden.
● art. 3:4 lid 1 Awb = codificatie: verplicht afwegen van rechtstreeks bij besluit betrokken
belangen, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de bevoegdheid
een beperking voortvloeit. Alleen de betrokken belangen mogen worden meegewogen.
○ Precieze opvatting: voor zowel het verlenen/weigeren van een vergunning als het
verbinden van eventuele voorschriften daaraan, worden alleen het particuliere
belang van de aanvrager en het algemeen belang van het vergunningstelsel
meegewogen.
, ○ Gematigde opvatting: deze is bijna gelijk aan de precieze opvatting, behalve dat
bij het verbinden van eventuele voorschriften aan de vergunning ook de
rechtstreeks betrokken particuliere belangen van derden worden meegewogen,
tenzij (1) een ander wettelijk stelsel dat belang beschermt of (2) het voorschrift
een verkapte weigering inhoudt.
Particuliere belangen van direct-belanghebbenden: het bestuursorgaan moet
voor zowel het verlenen/weigeren van de vergunning als het verbinden van
eventuele voorschriften daaraan, altijd de belangen betrekken van de
direct-belanghebbenden.
Particuliere belangen van derde-belanghebbenden: het bestuursorgaan hoeft
voor het verlenen/weigeren van de vergunning de belangen van de
derde-belanghebbenden niet te betrekken. Voor eventuele geboden voorschriften
aan de vergunning moeten de belangen van derde-belanghebbenden betrokken
worden, tenzij (1) een ander wettelijk stelsel dat belang beschermt of (2) het
voorschrift een verkapte weigering inhoudt.
○ Rekkelijke opvatting: voor zowel het verlenen/weigeren van een vergunning als
het verbinden van eventuele voorschriften daaraan, worden alle rechtstreeks
betrokken algemene en particuliere belangen meegewogen.
● Standaarduitspraak Sinterklaasintocht: alleen de bij de besluitvorming betrokken
belangen mogen worden meegewogen
● Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb): kennis vergaren omtrent de relevante feiten
en de af te wegen belangen.
● Verbod détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb): bevoegdheid nemen besluit niet voor
een ander doel gebruiken dan waarvoor die bevoegdheid is verleend (misbruik
bevoegdheid, zwaar verwijt: handelen met verkeerde intenties). Bepaalt eigenlijk welke
belangen juist niet meegewogen mogen worden.
● Evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb): evenredige belangenafweging.
Drietrapstoets:
○ Geschiktheid
○ Noodzakelijkheid
○ Evenwichtigheid
Oriëntatiepunten toetsingsintensiteit:
○ Aard en gewicht van de bij het besluit betrokken belangen
○ Ingrijpendheid van het besluit en de mate waarin het fundamentele rechten van
de belanghebbende aantast
● Voordeel: het bestuur wordt door het niet meewegen van alle belangen veel doelmatiger.
● Nadeel: het project van burgers wordt ‘opgeknipt’ in verschillende activiteiten.
● Kwantum/Venlo: kijken of een redelijk mens tot hetzelfde besluit was gekomen nu er
sprake is van een redelijke belangenafweging. “De bestuursrechter zal bij de
beoordeling van een op een belangenafweging berustend besluit toetsen of de afweging
van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is, dat het bestuur niet in redelijkheid
tot dat besluit heeft kunnen komen.” Bevoegdheden met beleidsruimte worden
terughoudend getoetst, bestraffende sancties worden wol getoetst.
, ● Woningsluiting Harderwijk: in plaats van dat er gekeken wordt of er naar redelijkheid tot
het besluit is gekomen, wordt er nu gekeken naar de afweging van
○ De redenen van de te dienen doelen vs.
○ De nadelige gevolgen voor een of meer belanghebbenden
○ → nu dus kijken naar de drietrapstoets
● De rechter toetst de belangenafweging in het licht van het evenredigheidsbeginsel niet
meer aan de hand van de Kwantum/Venlo lijn (de willekeur toets), maar sluit sinds de
uitspraak Woningsluiting Harderwijk aan bij de bewoordingen van art. 3:4 lid 2 Awb. De
mate van intensiteit van toetsing bestaat voortaan uit een glijdende schaal van
terughoudendheid tot volle toetsing. De intensiteit van de toetsing wordt bepaald door
onder meer 1: de aard en het gewicht van de bij het besluit betrokken belangen; en 2: de
ingrijpendheid van het besluit en de mate waarin het fundamentele rechten van de
belanghebbenden aantast. Daarbij voert de rechter een drietrapstoets uit, waarbij wordt
gekeken naar de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de
maatregel.
Attributie
Toekenning van een nieuwe bestuursbevoegdheid aan een bestuursorgaan. Organen die met
een wetgevende bevoegdheid zijn bekleed kunnen bevoegdheden attribueren. De grondslag
van deze wetgevende bevoegdheid vind je in de Grondwet of een wet in formele zin. Een
bestuursorgaan kan een door de wetgever geattribueerde bevoegdheid niet zonder machtiging
van de wetgever uit handen geven. Als er in een wet een beschikkingsbevoegdheid wordt
gegeven is het vaak een vorm van attributie, omdat die bevoegdheid daarvoor nog niet bestond.
Delegatie
Bestuursorgaan (delegans) draagt bestaande bevoegdheid over aan een ander (delegataris),
die de bevoegdheid als eigen bevoegdheid/onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.
Wettelijke grondslag vereist; delegatie geschiedt bij besluit (art. 10:15 Awb).
● Delegans kan een bevoegdheid niet meer uitoefenen (art. 10:17 Awb)
● Delegatie aan ondergeschikten is niet toegestaan (art. 10:14 Awb)
● Op verzoek delegans inlichtingen door delegataris (art. 10:16 Awb)
● Intrekking van delegatie is steeds mogelijk (art. 10:18 Awb)
Mandaat
De bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen (art. 10:1 Awb).
Bestuursorgaan (mandans/mandaatgever) machtigt een ander (mandataris/gemandateerde) om
in naam en onder juridische verantwoordelijkheid van de mandans een publiekrechtelijke
bevoegdheid uit te oefenen. Besluit van de mandataris geld als besluit van de mandans. Geen
wettelijke grondslag vereist, omdat er geen verschuiving van bevoegdheden is.
● Algemeen of bijzonder mandaat (art. 10:5 Awb): voor uitoefening van bepaalde
bevoegdheden of voor een concreet geval. Algemeen mandaat wordt schriftelijk
verleend (lid 2).
● Mandaat aan niet-ondergeschikten (art. 10:4 Awb): behoeft instemming gemandateerde
en diens ‘baas’.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Femke302. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.41. You're not tied to anything after your purchase.