Dit is een samenvatting van alle kennisclips en aanvullend daarop de teksten in het bijbehorende boek van BS1. Alles staat er per kennisclip of per hoofdstuk in, zodat je makkelijk dingen terug kan lezen in het boek als dat nodig is. Ik heb zelf voor deze toets rond de 8 gehaald dus door dit goed t...
Etiologie: de leer van oorzaken van aandoeningen
- Endogene factoren (van binnen): overerving (genetische
afwijking)
- Exogene factoren (van buiten): infectie, fysische factoren
(letsel), chemische factoren (drugs, roken, alcohol, medicijnen,
etc) en voeding gerelateerde factoren
Soorten oorzaken
1. Idiopatische aandoening: oorzaak onbekend
2. Iatrogene aandoening: ontstaan ten gevolge van ingreep
(bloeding na operatie)
3. Congenitale aandoening: aangeboren
Pathogenese: beschrijft de processen in het lichaam die, in reactie
op een eventuele oorzaak, tot ziekte leiden
- Inflammatie (ontsteking)
- Abnormale activiteit van het immuunsysteem
- Neoplasma (nieuwvorming zoals tumoren)
- Ischemie (doorbloedingsstoornis)
- Metabole stoornissen (stofwisseling verstoord op celniveau)
- Degeneratie (afnemen normale functie)
Kennisclip: terminologie behandeling en ziekteverloop
Terminologie behandeling
1. Curatief (gericht op genezing) vs palliatief (gericht op kwaliteit
van leven en comfort)
2. Causaal (gericht op de oorzaak) vs symptomatisch (gericht op
de symptomen)
3. Substitutie/medicamenteuze behandeling (gebruik van
medicijnen)
4. Invasieve ingreep (instrument in het lichaam gebracht) vs
conservatieve behandeling (zonder opereren)
5. Complementair (aanvullend, ondersteunende behandeling)
6. Alternatief (nut is niet wetenschappelijk bewezen)
,Terminologie ziekteverloop
1. Prognose: voorspelling over hoe de ziekte zal verlopen
2. Acuut (plotseling en korte duur) vs chronisch (langzaam begin
en langdurig)
3. Remissie (geen klachten) of exacerbatie (verergeren van
klachten)
4. Recidief: ziekte lijkt weg te zijn maar keert toch terug
5. Complicatie: ongewenste gebeurtenissen
6. Restverschijnselen: blijvende afwijkingen na de behandeling
7. Terminaal: levensverwachting korter dan 3 maanden
Dudink: H1.1 t/m 1.5, 1.7 en 1.8.
Pathologie: de leer van ziekten of aandoeningen in het algemeen
Epidemiologie: het statistisch bestuderen en analyseren van
ziektegegevens
- Morbiditeit: de mate waarin een aandoening in een bepaalde
populatie voorkomt
- Incidentie: aantal nieuwe gevallen van een aandoening in een
bepaalde periode
- Prevalentie: aantal gevallen van een aandoening op een
bepaald tijdstip in een bepaalde populatie
- Mortaliteit: maat voor de sterfte
- Endemische ziekte: infectieziekte dat permanent aanwezig is
onder de bevolking in een bepaald gebied
- Epidemie: infectieziekte verspreid snel, dooft vervolgens uit en
verdwijnt geheel
- Pandemie: uitbraak van een aandoening over meerdere
continenten of wereldwijd
- Uitbraak: sterke toename aantal besmettingen
Subjectieve symptomen: niet meetbaar o.a. pijn, jeuk,
benauwd
Objectieve symptomen: observeerbaar of meetbaar o.a.
bloeddruk, temperatuur
Ambulante behandeling: geen ziekenhuisopname
Klinische zorg: ziekenhuisopname nodig
,Kennisclip: overerving
23 paar chromosomen
- 22 paar autosomen: bevatten alle informatie
- Één paar geslachtschromosomen: bepalen geslacht
Geslachtscellen ontstaan door meiose
Gen: stukje van het DNA waarop de informatie staat om een
specifiek eiwit te vormen
- Bepalen dus de erfelijke eigenschappen
Genoom: totale DNA in een levend wezen
- Locus: een plaats op het chromosoom waar zich genen
bevinden die een bepaalde erfelijke eigenschap bevatten
- Allel: variant van een bepaald gen
Transcriptie: DNA omzetten tot mRNA (kopiëren)
- In de celkern
Translatie: mRNA omzetten tot eiwit dmv tRNA (eiwitsynthese)
- In het cytoplasma door een ribosoom
Overerving
1. Autosomaal recessieve overerving (op autonoom)
- Komen alleen tot uiting als een persoon het betreffende alles
van beide ouders krijgt, en dus homozygoot is
2. Autosomaal dominante overerving (op autonoom)
- één afwijkend allel van een van de genetische ouders is
voldoende om ervoor te zorgen dat een aandoening tot
expressie komt
3. Geslachtsgebonden recessieve overerving (op
geslachtschromosoom)
- Mannen hebben het vaker dan vrouwen
4. Geslachtsgebonden dominante overerving (op
geslachtschromosoom)
Mutatie: afwijking in het erfelijk materiaal
1. Puntmutatie: slechts een enkele nucleotide is veranderd
- Deletie: nucleotidepaar is verdwenen
- Insertie: extra nucleotidepaar ingevoegd
- Substitutie: een nucleotidepaar is vervangen door een ander
nucleotidepaar
, 2. Genoommutatie: aantal chromosomen is veranderd.
3. Chromosoommutatie: verandering in het chromosoom
- Translocatie: stukje chromosoom is verplaatst (crossing-over)
- Duplicatie: verdubbeling van de sequentie
- Inversie: een deel van de volgorde van stikstofbasen is
omgedraaid
Polygenetisch: Het overervingpatroon van twee of meer paren
genen zonder invloed van het milieu
Multifactorieel: Een samenspel van meerdere genen en invloeden
van buitenaf bepaalt of bij iemand de aandoening wel of niet tot
uiting komt
Kennisclip: diagnostiek
Diagnostiek: het stellen van de medische diagnose
Anamnese: vraaggesprek medische voorgeschiedenis
- Speciële anamnese: vraagt de klacht uit
- Algemene anamnese: algemene gegevens patiënt
- Heteroanamnese: uitvragen van gegevens via een ander
Lichamelijk onderzoek
- Inspectie: observeren patiënt
- Percussie: bekloppen van lichaamsdelen met vingers op
vingers
- Auscultatie: beluisteren organen met stethoscoop
- Palpatie: aftasten van lichaamsdelen
Vitale functies: ademfrequentie, hartfrequentie, bloeddruk,
bewustzijn en temperatuur
- ABCDE-methodiek
Differentiaaldiagnose: lijst op grond van anamnese en lichamelijk
onderzoek
- Op volgorde van waarschijnlijkheid
Kennisclip: aanvullend onderzoek
Aanvullend onderzoek
- Laboratoriumonderzoek
- Beeldvormend onderzoek: structuur en functioneren van
lichaamsdelen wordt zichtbaar gemaakt
- Functie onderzoek: werking van organen en andere
lichaamsdelen worden onderzocht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller felinevegt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.