In deze samenvatting is alle stof die behandeld is in de hoor- en werkcolleges uitgelegd. Het geheel is logisch ingedeeld per college en biedt een goede ondersteuning voor het behalen van het tentamen. Bevat ook samenvatting van deel 2 van de cursus.
Hoorcolleges
College 1: Introducie
Colleges 2-7: Inleiding wetenschapsfilosofie
Colleges 8-13: Rationaliteit en redeneerfouten
College 14: Vragenuurtje
Werkcolleges: ondersteuning van de hoorcolleges
Eindcijfer bestaat uit:
• 70% Tentamen (23 oktober 2017)
o Zes open vragen
• 30% essayopdracht (6 oktober 2017)
o ± 500 woorden
Wat is filosofie?
Wat zijn filosofische problemen? Voorbeelden:
• Wat is kennis? Epistemologie
• Wat betekent het om te zeggen dat iets waar is? Metafysica
• Bestaat er zoiets als vrije wil? Filosofie van de geest
• Wat is de beste manier om in het leven te staan? Ethiek
• Is schoonheid een kwestie van smaak? Esthetiek
Waarom zijn het filosofische (en niet bv. wetenschappelijke) problemen? Dit komt doordat het
diepere problemen zijn. De wetenschap kan ze (nog) niet oplossen. Ook kan het zo zijn dat er geen
correct antwoord is op de vraag.
Wat is wetenschapsfilosofie?
Vragen die een wetenschapsfilosoof stelt:
• Wat is wetenschap?
• Wat is de beste wetenschappelijke methode?
• Wat is het verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap/religie/gezond verstand?
• Wat kan wetenschap ons over de wereld vertellen?
Zo kan een filosoof vier soorten rollen aannemen. De wetenschapsfilosoof als…
1. De koningin: ze bestudeert vragen die relevant zijn voor alle wetenschappen. Bv:
onderscheid tussen goede en slechte argumenten, of is observatie betrouwbaar?
2. Een pionier: ze worstelt met problemen waar geen oplossing voor is.
3. Een cartograaf: ze denkt na over hoe alle wetenschappen samenhangen.
4. Een strontvlieg: ze stelt lastige en vervelende vragen en probeert wetenschappers van hun
stuk te brengen/meer na te laten denken.
2
, HC2
Rationalisme en empirisme
Tot 1550 dacht men alles wel zo een beetje te weten wat er te weten viel. Echter, in de periode
1550-1700 ontstond de wetenschappelijke revolutie. In gebieden zoals natuurkunde, scheikunde,
geneeskunde en psychologie werden vele ontdekkingen gedaan. Dit zorgde ervoor dat veel van wat
men zeker dacht te weten ondermijnd werd. Het resultaat was een enorme strijd tussen kerk en
wetenschap. Zodoende ontstonden er drie belangrijke sceptische vraagstukken over de kennis: wat is
kennis, hebben we kennis en waar komt onze kennis vandaan?
De drie klassieke antwoorden op de vraag: Wat is kennis?
• Scepticisme: we hebben geen kennis
• Rationalisme: echte kennis komt vooruit uit het goed gebruiken van je verstand (ratio)
• Empirisme: echte kennis is gebaseerd op zintuigelijke waarneming
1. Wat is kennis?
Noodzakelijke en voldoende voorwaarden
Voordat we de vraag kunnen beantwoorden, moeten we eerst weten wat kennis is. Een manier om
een begrip te definiëren is door te vragen naar noodzakelijke en voldoende voorwaarden. Iets is
voldoende als het goed genoeg is om het doel te bereiken, maar het is niet noodzakelijk, maar als
iets noodzakelijk is, dan is het onmisbaar, maar niet voldoende om het doel te bereiken.
Voorbeeld 1: wanneer is iemand een goede chauffeur?
Als hij goed de verkeersregels kent noodzakelijk, maar niet voldoende.
Als hij attent is in het verkeer noodzakelijk, maar niet voldoende.
Voorbeeld 2: wanneer is deze aardappel eetbaar?
Wanneer hij gekookt is voldoende, maar niet noodzakelijk.
Voorbeeld 3: wanneer is iemand vrijgezel?
Als hij/zij geen vriend/vriendin heeft voldoende en noodzakelijk
Om een goede definitie te vinden moet je een lijst condities hebben die allemaal noodzakelijk zijn en
als geheel voldoende beschouwd worden.
JTB-kennis (justified, truth, belief)
Wat zijn de noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor kennis? Volgens de filosoof Plato zijn er
drie condities (voorwaarden) die individueel noodzakelijk en gezamenlijk voldoende zijn:
• Overtuiging: je moet X geloven om X te kunnen kennen.
• Waarheid: X moet waar zijn om X te kunnen kennen.
• Rechtvaardiging: je overtuiging moet gerechtvaardigd zijn om X te kunnen kennen.
Met andere woorden: je hebt kennis over X wanneer je overtuiging m.b.t. X waar en rechtvaardig is.
2. Hebben we kennis?
Nee: scepticisme
Vanuit dit oogpunt hebben we geen kennis, want hoewel we overtuigingen hebben, en sommige
overtuigingen toevallig waar kunnen zijn, weten we nooit zeker dat ze waar zijn en dus hebben we
geen rechtvaardiging. Hierin speelt vaak toeval een rol. Het kan daardoor wel waar zijn en je kan
hiervan overtuigd zijn, maar het is niet per se rechtvaardig.
Michel de Montaigne: onze zintuigen en ons verstand zijn onbetrouwbaar, dus er is geen kennis. Hij
beweert dus dat de JTB-definitie niet correct is.
3
, Ja: anti-scepticisme
Er zijn wel degelijk dingen die we zeker weten. Descartes: hij begon te redeneren vanuit het
standpunt van Michel de Montaigne. Cogito ergo sum (Ik denk, dus ik besta).
Voorbeelden dat men wel kennis heeft:
Wiskundige overtuigingen (kennis die onbetwijfelbaar is).
Fenomenale ervaringen (als je sneeuw ziet is die wit, deze waarneming is onbetwijfelbaar).
3. Waar komt onze kennis vandaan?
Rationalisme: echte kennis komt (deels) voort uit het goed gebruiken van je verstand.
Nativisme: er bestaat ingeboren kennis (gaat vaak samen met rationalisme).
Descartes was een rationalist en een nativist. Hij zei dat alle zintuigelijke waarnemingen
onbetrouwbaar zijn. Je kan dus alleen vertrouwen op heldere en duidelijke ideeën (ik denk dus ik
besta). Daarna wordt alles deductief afgeleid: theoriën (ideeën) leiden tot hypothesen.
Voorbeelden van deductie:
Alle appelbomen zijn bomen, dit is een appelboom dit is een boom
Alle Fs zijn G, a is een F a is een G
Heldere en duidelijke ideeën algemene kennis deductie particuliere kennis
Empirisme: ervaring opgedaan via zintuigelijk waarneming is dé bron van kennis.
Tabula rasa: er bestaat geen ingeboren kennis (gaat vaak samen met empirisme.
Aristoteles was een empirist. Hij zei: Nihil est in intellectu, quod non prius fuerit in sensu (niets is in
het intellect dat zich niet eerst in de zintuigen bevond). Daarom geldt bij het empirisme juist
Observaties inductie algemene kennis
Voorbeelden van inductie:
Ik zie vier witte zwanen (geen andere kleuren) alle zwanen zijn wit
Ik heb drie groene appels en drie rode appels 50% van alle appels zijn rood
Het verschil tussen deductie en inductie zit in de zekerheid. Inductie kan door een enkele afwijkende
observatie veranderen, terwijl deductie vast staat.
Rationalisme vs. empirisme
Empirisme is de common sense (gezond verstand) opvatting. Als je wilt weten hoe iets zit, moet je
kijken. Dit lijkt het beste te passen bij hoe wetenschap werkt. Echter, er zijn twee belangrijke
problemen voor empiristen:
• Empirisme leidt tot scepticisme: waarnemingen zijn immers onbetrouwbaar. De beelden die
we in ons hoofd hebben zijn mentale kopieën van het origineel. Wat je ziet hangt dus af van
hoe je hersenen het plaatje verwerken (denk aan de jurk: blauw/zwart of wit/goud?). Je weet
dus nooit zeker of jouw kopie op het origineel lijkt: scepticisme.
John Locke maakte hierdoor onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten.
Secundaire kwaliteiten zouden voor iedereen anders kunnen zijn (bv. kleurverschil door
lichtinval), terwijl primaire kwaliteiten altijd hetzelfde zijn (bv. hardheid). Echter, George
Berkeley sprak dit tegen. Hij zei dat alles secundair is, aangezien alle eigenschappen
verschillend waargenomen kunnen worden door mensen.
• Empirisme leidt tot inductieproblemen. De enige manier waarop je vertrouwen in inductie
kan hebben is op basis van ervaring uit het verleden (als je genoeg observaties hebt gedaan,
kan je ervan uitgaan dat het zo is). Maar deze ervaringen samen vormen ook inductie. Je kunt
dus alleen geloven dat inductie betrouwbaar is als je er vanuit gaat dat inductie betrouwbaar
is: circulair probleem.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller llvandervliet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.