Onderstaand staan de huiswerkopdrachten die per week voorafgaand aan het
werkcollege gemaakt dienen te worden.
Huiswerkopdrachten week 1: Formeel belastingrecht en Inleiding
Inkomstenbelasting
Vraag 1
Rebecca is interieuradviseur en heeft een eigen bedrijfje. Ze heeft in 2015 de
vakopleiding interieurstyling aan de interieuracademie afgerond en sindsdien
huurt ze een pandje aan de Oosterhamrikkade in Groningen. Daar maakt ze
complete ontwerpen en moodboards. Dit doet zijn 4 à 5 dagen in de week,
afhankelijk van de grootte van de opdracht. In maart 2017 heeft ze voor zichzelf
een bovenwoning (eigen woning) aan de Korreweg gekocht. Per 1 mei 2017 heeft
Rebecca haar intrek in het huis genomen. Om de eigen woning te kunnen
financieren heeft ze een lening afgesloten bij de Rabobank. Ze betaalt 3% rente
per jaar.
Rebecca haar grootvader is in februari 2017 overleden. Rebecca en haar broer
zijn de erfgenamen. Haar ouders leven namelijk al jaren niet meer. Verder heeft
Rebecca van haar tante begin 2017 een schenking van € 5.000 ontvangen.
Omdat Rebecca vaak veel spullen moet meenemen, gaat ze met de auto naar
haar werk. Ze heeft vorig jaar een auto (ter waarde van € 7.500) van haar
(inmiddels ex)vriend gekregen, zodat ze met de auto naar haar werk kan rijden.
a. In bovenstaande casus kan Rebecca te maken krijgen met veel
belastingsoorten. Benoem de verschillende belastingen waar Rebecca mee
te maken kan krijgen. Je hoeft bij de beantwoording geen wetsartikelen te
noemen én ook geen bedragen.
Ze betaalt:
- Inkomstenbelasting -> want ze heeft een eigen bedrijf
- Omzetbelasting -> want omzet uit bedrijf.
- Erfbelasting -> vanwege overleden grootvader
- Schenkbelasting -> want de schenkingen
- Motorrijtuigenbelasting -> want eigen auto
- (Vennootschapsbelasting zou alleen als haar eigen bedrijf een bv of een nv
zou zijn)
- Gemeentelijke belasting -> de onroerendezaakbelasting want ze heeft een
woning gekocht
- Provinciale belasting -> op provinciale en gemeentelijke is de AWR vaak
van toepassing
- Overdrachtsbelasting -> vanwege overdracht woning bij de koop van de
woning
b. Stel: Rebecca heeft geen eigen bedrijfje, maar is in loondienst bij Home &
Style BV (=werkgever). Wat verandert er in je antwoord?
Ze moet dan ook loonbelasting betalen omdat ze een werknemer is. Ze hoeft dan
geen omzetbelasting meer te betalen of vennootschapsbelasting (afhankelijk van
wat voor bedrijf ze heeft). Ze blijft wel IB plichtig over het brutoloon dat ze
ontvangt. Haar werkgever houdt haar loonheffing in op grond van de wet LB
(loonbelasting).
,Vraag 2
a. Wat is het verschil tussen een aanslag- en een aangiftebelasting? En welke
van de in vraag 1 genoemde belastingen zijn aangiftebelastingen?
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting zijn aanslagbelastingen. Uit de
gegevens die in de aangifte zijn vermeld zal blijken welk bedrag aan belasting
dient te worden betaald. Dit te betalen bedrag wordt vastgelegd in een aanslag.
Je wacht dus eerst op je aanslag voordat je iets betaald. De omzetbelasting en de
loonbelasting zijn aangiftebelastingen.
Gelijk met het doen van aangifte moeten ook de omzetbelasting en loonbelasting
worden betaald. De belastingplichtige rekent deze belasting dus zelf uit. Er hoeft
dus niet eerst een aanslag te volgen. Voor aangiftebelasting geldt een naheffing
en voor aanslagbelasting een navordering.
b. Rebecca vraagt zich af wat een “navorderingsaanslag” is en in welke
gevallen deze kan worden opgelegd. Leg haar dit, aan de hand van de wet,
in je eigen woorden uit.
Als er te weinig belasting op de aanslag is vermeld, kan er alsnog een
navorderingsaanslag volgen. Er moet sprake zijn van een nieuw feit, ofwel een
feit dat de inspecteur niet bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn
(art. 16 AWR). Als er bijvoorbeeld geen sprake is van een nieuw feit maar iemand
is te kwader trouw dan kan de inspecteur alsnog een aanslag opleggen. Je kan te
kwader trouw herkennen aan bijvoorbeeld het feit dat iemand eerder al een brief
heeft gekregen dat er een aanslag moet komen. Zie voorbeeld in boek over
lijfrente-uitkering. De termijn van een navorderingsaanslag gaat lopen vanaf het
tijdstip waarop de schuld is ontstaan.
c. Rebecca wil ook graag weten in welke gevallen een “naheffingsaanslag”
kan worden opgelegd. Kun je haar dit ook kort uitleggen?
Naheffingsaanslag is de belastingaanslag bij het niet (tijdig) betalen van
aangiftebelasting (of als er te weinig betaald is). Art. 20 lid 1 AWR. Er is geen
nieuw feit of kwader trouw oid vereist. Het verschil met de termijn is dat bij een
naheffingsaanslag de termijn gaat lopen per kalenderjaar dus het loopt helemaal
door tot 31 december.
Vraag 3
Korrie de Kok, in loondienst werkzaam bij een warenhuis, moest voor 1 april 2017
haar aangifte inkomstenbelasting 2016 indienen. Op 31 maart 2017 diende Korrie
een verzoek in voor uitstel van het doen van aangifte. Dit verzoek werd verleend
tot 1 september 2017. Uiteindelijk diende Korrie op 1 juli 2017 haar aangifte in.
a. Wat is de uiterste datum waarop de aanslag inkomstenbelasting 2016
moet zijn vastgesteld door de belastingdienst? Motiveer je antwoord met
behulp van de wet.
Op grond van artikel 11 lid 3 AWR treedt de aangifte uiterlijk binnen 3 jaar na het
einde van het belastingtijdvak in werking. De schuld ontstaat op 31 december
2016 dus normaal gesproken met de 3 jaar zou het 31 december 2019 zijn. Dit
wordt nog verlengd met het uitstel dat verleend is op grond van artikel 9 lid 2
AWR. Er is 5 maand uitstel verleend. Deze termijn moet je optellen bij de tijd die
de belastingdienst heeft om de aanslag op te leggen. Dus wordt het 31 mei 2020.
Het feit dat Korrie uiteindelijk op 1 juli 2017 haar aangifte heeft ingediend doet
hier niet aan af.
,De belastingaangifte gaat over een volledig kalenderjaar. In casu over het jaar
2016. Dus begint de schuld op 31 december 2016.
b. Korrie heeft sinds 2010 een bankrekening in Luxemburg met een saldo van
€ 50.000. Dit spaarsaldo is niet door Korrie aangegeven, want zij meende
dat dit in Nederland niet belast zou zijn. Door gegevensuitwisseling binnen
de Benelux is de inspecteur hiervan pas in 2017 op de hoogte gebracht.
Kan de inspecteur navorderen?
Op grond van artikel 16 AWR kan de inspecteur navordering. Hiervoor is vereist
dat er sprake moet zijn van een nieuw feit of kwade trouw of een in lid 2
genoemde situatie. Er is sprake van een nieuw feit is omdat de inspecteur niet
wist van de buitenlandse bankrekening. Er is namelijk geen contact geweest over
de buitenlandse rekening. Er is ook geen sprake van kwader trouw omdat Korrie
niet wist dat ze het moest opgeven. In principe kan de inspecteur herstellen
binnen 5 jaar na het ontstaan van de belastingschuld maar voor buitenlandse
inkomsten geldt een termijn van 12 jaar. De inspecteur heeft dus nog tijd om te
kunnen navorderen. De schuld is gaan lopen op 31 december 2010 dus uiterlijk
op 31 december 2022 moet de inspecteur de navorderingsaanslag opleggen (art.
16 lid 4 AWR).
Vraag 4
William werkt voor een Belgisch bedrijf in België. Door de week woont hij op een
kamer in Gent. Elke vrijdag reist hij weer naar Rotterdam om samen met vrienden
het weekend door te brengen. Ook heeft hij daar een eigen woning. Op maandag
vertrekt hij dan weer naar België. Wat is de fiscale woonplaats van William?
De fiscale woonplaats van William is Rotterdam omdat het sociale middelpunt
van zijn leven in Rotterdam is (art. 4 lid 1 AWR).
Vraag 5
Leg kort de heffingssystematiek van de Wet Inkomstenbelasting uit. Verwerk
hierin de wijze waarop de verschillende tarieven, aftrekposten en
heffingskortingen worden meegenomen.
Heffingsgrondslag (art 2.3 Wet IB)
• Belastbaar inkomen uit Werk en Woning
box Winst uit onderneming
Loon en pensioen
36,55- 52%
I Resultaat uit overige werkzaamheden
Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
Eigen woning
box • Belastbaar inkomen uit Aanmerkelijk Belang
Inkomsten uit aandelen (dividend)
II Verkoop van aandelen
25%
box • Belastbaar inkomen uit Sparen en Beleggen
Bezittingen 30%
III Schulden
Je kijkt eerst welk inkomen in welke box moet. Daarna kijk je naar
persoonsgebonden aftrekt, te verrekenen verliezen, heffingskortingen en
voorheffingen. De persoonsgebonden aftrekposten mag je zo fiscaal gunstig
mogelijk aftrekken. Dan haal je de verliezen eraf en hou je belastbaar inkomen
per box over. Tel je bij elkaar op en dan heb je de aanslag. Hier haal je de
heffingen vanaf en dan hou je het verschuldigde bedrag over.
, Het schema begint in artikel 2.3 wet IB. De heffingsgrondslag is het door de
belastingplichtige in een bepaald kalenderjaar genoten belastbaar inkomen uit
werk en woning. Het gaat hierbij ook om het inkomen van de ondernemer uit zijn
onderneming. Het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang zijn aandelen etc.
Dit is aanmerkelijk bij 5% en meer (art. 4.6 IB). Dus bij 5% en meer komt het in
box 2 en anders komt het in box 3 en moet je dus 30% belasting betalen. Box 1:
Gaat om brutosalaris en eigen woning. Persoonsgebonden aftrekposten (PGA) zijn
kosten waarvan de fiscus zegt dat je deze van je belastbaar inkomen mag
aftrekken. Dit doe je eerst in box 1, dan 3 en dan 2. Een bedrag mag door de PGA
in een box niet lager zijn dan 0.
Systematiek Wet IB
Inkomen - PGA - Vv =Belastbaar x Tarief =BerekendeIB
inkomen
box I - ten 1e - VvboxI = box I 36,55- 52% = IB box I
box II - ten 3e - VvboxII = box II 25% = IB box II
box III - ten 2e = box III 30% = IB box III
Schema op blz. 47 in het boek is ook overzichtelijk.
Heffingskortingen
Soort Artikel Kenmerken
Algemene heffingskorting 8.10 Voor iedereen
Arbeidskorting 8.11 Inkomen uit tegenwoordige arbeid
Werkbonus 8.12 63 jaar en werkend
Inkomensafhankelijke 8.14a Werkende ouder
combinatiekorting met kind jonger dan 12 jaar
Jonggehandicaptenkorting 8.16a Wajongers
Ouderenkorting 8.17 AOW en ouder
Alleenstaande ouderenkorting 8.18 AOW en ouder, zonder partner
Korting groene beleggingen 8.19 Gericht op duurzaamheid
Vraag 6
Noem vijf bronnen van inkomen die in box 1 worden belast. Noem ook per
element een voorbeeld en waar dit in de wet inkomstenbelasting is terug te
vinden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kim2017. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.