Uitgebreide en volledige samenvatting van het boek 'Insolventierecht' van Polak/Pannevis. Alle hoofdstukken zijn samengevat. Er zijn geen paragrafen weggelaten. Boek lezen voor tentamen is niet meer nodig.
4. De gevolgen van de faillietverklaring, deel 1 10
5. De gevolgen van de faillietverklaring, deel 2 19
6. De gevolgen van de faillietverklaring, deel 3 27
7. Het bestuur over de failliete boedel 31
8. De voorzieningen na de faillietverklaring en het beheer van de curator 35
9. Verificatie der schuldvorderingen 37
10. Het akkoord 41
11. De vereffening van de boedel 43
12. Rechtstoestand van de schuldenaar na afloop van de vereffening 46
13. Bepalingen van internationaal recht 47
14. Rehabilitatie 49
15. Bijzondere bepalingen voor de afwikkeling van betalingen en effectentransacties en van 49
faillissementen van kredietinstellingen en verzekeraars
16. Surseance van betaling 51
17. Het surseance-akkoord 54
18. Inleiding op de wettelijke regeling van de schuldsanering 56
19. Het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling 56
20. De gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling 57
21. Het bestuur van de boedel, de voorzieningen na de uitspraak en de taak van de bewindvoerder, 59
de verificatie van vorderingen
22. Het akkoord 60
23. De vereffening van de boedel 60
24. Termijn en beëindiging van de schuldsaneringsregeling 61
25. Bijzondere bepalingen en slotbepalingen 62
1
,1. Hoofdlijnen insolventierecht
1.1 Insolventie
De schuldeiser kan zich verhalen op alle goederen van zijn schuldenaar (3:276 BW). Alle schuldeisers hebben
onderling een gelijke rang, tenzij voorrang o.g.v. wet (3:227 BW): pand, hypotheek en voorrechten (3:278 BW).
De schuldenaar bepaalt zelf in welke volgorde schulden worden voldaan. Hij moet daartoe voldoende solvabel
zijn. De waarde van de bezittingen (activa) moet groter zijn dan de waarde van de schulden (passiva). Het
vermogen moet positief zijn en er moeten genoeg liquide middelen zijn (liquiditeit). Wanneer de schuldenaar
niet voldoende solvabel en liquide is, is hij insolvent, en ontstaat er een juridisch chaotische situatie t.o.v. de
schuldeisers.
1.2 Insolventieprocedures
De insolventieprocedure is een collectief verhaal ten behoeve van alle schuldeisers. De gelijkheid van de
schuldeisers (paritas creditorum) staat centraal. De Fw kent drie insolventieprocedures. Bij alle drie geldt een
solvabiliteitstoets: kunnen alle schulden worden voldaan uit het vermogen van de schuldenaar?
1. Faillissement:
De curator maakt het vermogen te gelde en verdeelt de opbrengst onder de schuldeisers. De R-C houdt toezicht
op curator. Natuurlijke en rechtspersonen die hebben opgehouden te betalen kunnen bij rechterlijk vonnis failliet
worden verklaard (1 lid 1 Fw).
2. Surseance van betaling
Een onderneming die voorziet schulden niet te kunnen betalen kan surseance (uitstel van betaling) aanvragen
onder begeleiding van een bewindvoerder (214 Fw). R-C houdt toezicht op bewindvoerder. Wanneer surseance
illusoir is, wordt het omgezet in faillissement (242 Fw).
3. Schuldsanering natuurlijke personen
Natuurlijke personen kunnen schuldsanering aanvragen (284 Fw) om onder begeleiding van een bewindvoerder
hun vermogen te laten beheren en vereffenen. R-C houdt toezicht op bewindvoerder. Na schuldsaneringstraject
heeft schuldenaar een schone lei: restantvorderingen zijn niet meer afdwingbaar, maar natuurlijke verbintenissen
geworden.
1.3 Schuldeisers
De schuldeiser in de zin van de Fw is diegene die op de dag dat de insolventieprocedure wordt geopend een
prestatie kan vorderen en de vordering op de goederen van de schuldenaar kan verhalen. Hij moet een
geldvordering hebben, of een andere vordering die omgezet kan worden in een geldvordering, die in rechte
geldend gemaakt kan worden. Wanneer de vordering bestaat voor de datum waarop de insolventieprocedure
werd geopend, spreken we van pre-faillissementsschuldeisers. Nieuwe verplichtingen die de schuldenaar is
aangegaan na de opening van de insolventieprocedure spelen geen rol in de insolventieprocedure en moeten
worden voldaan uit de gelden die de schuldenaar zelf ter beschikking heeft (post-faillissementsvorderingen).
1.4 Rangorde
Preferente schuldeisers:
Met voorrechten. Eerst degene met een vordering op een bepaald goed, daarna degene met een vordering op alle
goederen.
Concurrente schuldeisers:
Zonder voorrechten.
Boedelschuldeisers:
Kosten afhandeling insolventieprocedure.
1.5 Fixatiebeginsel
Passiva en activa worden bepaald naar de dag waarop de insolventieprocedure wordt geopend.
1.6 Het vermogen; niet de persoon
De schuldenaar komt tijdens de insolventieprocedure niet onder curatele te staan en blijft handelingsbekwaam.
2
, Post-insolventievorderingen kunnen niet worden verhaald op het vermogen dat wordt beheerst door de
insolventieprocedure (deze zijn ook niet gefixeerd).
1.7 Openbare orde; dwingend recht
Bepalingen Fw hebben vaak betrekking op het algemeen belang. Daarom zijn de bepalingen van openbare orde
en dwingend. Er kan geen afstand van worden gedaan. De rechter moet de bepalingen ambtshalve toepassen.
1.8 Toepasselijk recht
In beginsel is alleen Nederlands recht van toepassing bij een in Nederland uitgesproken insolventie. De Europese
Insolventieverordening geeft regels m.b.t. grensoverschrijdende insolventies binnen de EU. Ook bepalingen van
internationaal privaatrecht in Fw.
1.9 De Faillissementswet; aanverwante regelingen
De Fw is op 1 september 1896 in werking getreden. 1 december 1998 is de Wsnp ingevoerd (Titel III Fw). Per
20 januari 2012 door Interventiewet de mogelijkheid voor de Nederlandsche Bank om banken en verzekeraars in
moeilijkheden te interveniëren. Per 1 juli 2013 Fw aangepast m.b.t. collectieve afhandeling van massaschade.
Ten uitvoering van het herijkingsprogramma zijn verschillende wetswijzigingen in voorbereiding (pre-pack,
bestuursverbod, strafbaarstellingen pauliana’s). De Wet versterking positie curator is in de consultatieronde. De
Wet continuïteit ondernemingen II in voorbereiding. Op 1 april 2009 trad het Procesreglement insolventiezaken
in werking. Recofa (Landelijk Overleg van Rechter-commissarissen Insolventies) heeft richtlijnen voor
faillissementen en surseances van betaling opgesteld (Recofa-richtlijnen). Later ook voor
schuldsaneringsregelingen. De Vereniging voor Insolventierecht Adocaten (Insolad) heeft praktijkregels voor
curatoren vastgesteld, die op 8 april 2004 in werking traden.
2. Faillissement in het algemeen
2.1 Faillissementsbeslag
Het faillissementsbeslag is een beslag op het gehele vermogen van de schuldenaar. Het vermogen wordt door de
aangewezen curator beheerd en vereffend onder de gezamenlijke schuldenaren onder toezicht van de rechter-
commissaris. Op deze manier worden afzonderlijke beslagen door schuldeisers voorkomen. Buiten faillissement
wordt beslag gelegd op bepaalde goederen door een deurwaarder of opsporingsambtenaar. Bij het
faillissementsbeslag verliest de schuldenaar van rechtswege de beheer en beschikking over zijn gehele
vermogen. Het faillissementsbeslag geldt voor alle schuldeisers die een opeisbare vordering hebben ten tijde van
de faillietverklaring. De boedel wordt onder hen verdeeld met inachtneming van voorrechten, pand en
hypotheek. Op het moment van faillietverklaring worden alle vorderingen gefixeerd.
2.2 Twee fasen
Fase 1: Beheersfase
De curator beheert het vermogen, de vorderingen van de schuldeisers worden vastgesteld (geverifieerd). De fase
eindigt met de verificatievergadering (vorderingen en voorrechten schuldeisers worden vastgesteld). Het
faillissement kan tijdens de vergadering eindigen door een akkoord.
Fase 2: Vereffeningsfase
Wanneer er geen akkoord is bereikt tijdens de verificatievergadering treedt de staat van insolventie in (173 lid 1
Fw) en begint de vereffeningsfase. De curator maakt het vermogen te gelde en betaalt de opbrengst uit op de
geverifieerde vorderingen.
Deze tweefasenstructuur is te vinden in de opbouw van de Faillissementswet en in de kerntaak van de curator:
hij is belast met het beheer en de vereffening van de boedel (68 lid 1 Fw).
Het uitgangspunt van de wet is dat het vermogen pas in de vereffeningsfase te gelde wordt gemaakt en verdeelt
onder de schuldeisers.
2.3 Huidige praktijk
De wettelijke volgorde wordt zelden toegepast, want de schulden zijn meestal groter dan het vermogen. In de
praktijk worden vaak eerst alle goederen van de boedel te gelde gemaakt, waarna berekend wordt of er
uitgekeerd kan worden aan de schuldeisers en of een verificatievergadering wel op zijn plaats is. Zo niet, dan
blijft de verificatievergadering achterwege. Wanneer alleen de preferente schuldeisers voldaan kunnen worden,
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maximezeilt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.69. You're not tied to anything after your purchase.