H3 Klimaat en landschapzones
Paragaaf 3.1 De atmosfeer: een omhulsel van gas
Verschil tussen weer en klimaat:
- Weer: Het weer is een toestand in de dampkring op een bepaald moment en een bepaalde
plaats.
- Klimaat: Het klimaat is een gemiddelde toestand van het weer over een langere periode en
vaak een groter gebied.
Zwaartekracht zorgt ervoor dat de gassen niet in de ruimte verdwijnen. De grootste concentrate van
gassen is dicht bij de aarde te vinden. Meer dan 80% van de gassen die de dampkring vormen tref je
aan in de onderste 10 km.
De atmosfeer is opgebouwd uit 4 lagen:
1. Troposfeer: Dit is de onderste laag. Waar temperatuur met
grotere hoogte daalt.
- Bij de polen 9 km dik.
- Bij de evenaar 12 km dik.
- Hoe hoger hoe kouder.
2. Stratosfeer:
- Bevat veel ozongas: dit gas fltert de voor mens schadelijke
ultraviolete uitstraling van het zonlicht.
- Door de opname van ozon wordt de stratosfeer warm.
3. Mesosfeer: Meteorieten verbranden hier.
4. Thermosfeer: Bevat minder dan 1% van de atmosferische
gassen.
Stralingsbalans
Stralingsbalans of energiebalans = evenwicht tussen hoeveelheid
straling die atmosfeer bereikt en hoeveelheid straling die
atmosfeer weer verlaat:
● Omzetng kortgolvige zonnestraling in warmte en
terugkaatsing door aarde als langgolvige straling.
● Broeikasgassen stralen meeste warmte weer terug naar
aarde.
De hoeveelheid straling die een bepaald gebied op aarde ontvangt is afankelijk van:
- De albedo: vermogen tot terugkaatsing
- Breedteligging:
Hoe lagere breedteligging, hoe grotere invalshoek van zonnestralen.
- De gesteldheid van het aardoppervlak:
Water warmt langzamer op en koelt langzamer af ten opzichte van het land.
Zonlicht dringt dieper in water door dan in land. (Dezelfde hoeveelheid energie moet
dus over grotere oppervlakte water verdeeld worden)
Doordat water in beweging is, wordt de warmte beter verdeeld dan op het land.
Het kost meer energie om water een graad warmer te krijgen dan land.
, Bij verdamping van water gaat energie uit het water naar de dampkring. Boven land
is de verdamping natuurlijk veel lager.
energie- of stralingsbalans van de aarde
Breedteligging (temperatuurfactor 1)
Meer straling op lage breedte, door:
Bolling aarde, waardoor zonnestralen daar loodrecht vallen en dus meer straling per
oppervlakte-eenheid,
Kortere weg door dampkring, waardoor minder energie door lucht wordt opgenomen.
Hoogteligging (tempratuurfactor 2)
Albedo: Gesteldheid aardoppervlak (tempratuur factor 3)
● Albedo (=weerkaatsing van het zonlicht) verschilt van gebied tot
gebied. Hierdoor lucht erboven meer/minder warm.
Wind en zeestromen (tempratuurfactor 4)
• Wind vanaf zee zorgt voor matgend efect.
• Wind vanaf lagere breedte zorgt voor opwarmend efect.
Dicht bij de evenaar (op lage breedte) vallen
de zonnestralen loodrecht in. Hierdoor is de
hoeveelheid straling per oppervlakte-
eenheid er groter dan op hoge breedte. Doordat de zonnestralen ook
een korte weg door de dampkring afeggen, wordt er minder energie
door de lucht opgenomen.
Een poolgebied refecteert meer zonnestraling dan een bos. Het bos
neemt daardoor meer energie op en
verwarmt de lucht erboven meer dan dat de lucht boven een
ijsoppervlak wordt verwarmd.
Figuur: breedteligging, instraling, uitstraling en transport