Zeer uitgebreide samenvatting van zowel het volledige boek als de studietaken op YouLearn. Het examen Adolescentiepsychologie aan de OU bevat veel detailvragen, daarom heb ik een uitgebreide samenvatting van het volledige boek gemaakt. LET OP: hoewel deze samenvatting veel pagina's bevat, is ieder ...
2. THEORIEËN OVER DE ADOLESCENTIE ............................................................................................................................................................ 9
7. ONTWIKKELING VAN HET ZELF EN DE IDENTITEIT .................................................................................................................................59
10. DE ROL VAN HET GEZIN ....................................................................................................................................................................................... 91
11. PSYCHOSOCIALE ONTWIKKELING: DE INVLOED VAN LEEFTIJDGENOTEN ............................................................................... 104
14. CRIMINEEL GEDRAG EN EXTERNALISERENDE STOORNISSEN ....................................................................................................... 137
15. HULPVERLENING AAN ADOLESCENTEN ................................................................................................................................................... 150
,SAMENVATTING S47321 ADOLESCENTIEPSYCHOLOGIE | OPEN UNIVERSITEIT | 2017-2018 | MAXIMEPSYCHOLOGIE
1. INLEIDING
LEERDOELEN
• Het begrip 'adolescentie' en de afbakening hiervan
• De karakteristieken van deze ontwikkelingsperiode
• De kenmerken van de normale en pathologische ontwikkeling, en kunt u deze van elkaar onderscheiden.
1.1. ADOLESCENTIE: EEN EERSTE TYPERING
Adolescentie = de periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid, waarbij leeftijd geen waterdicht criterium is om de adolescentie te
definiëren (of om te bepalen welke ontwikkelingsproblemen iemand op een bepaald moment tegenkomt).
(!) Leeftijdsaanduidingen zijn altijd slechts benaderingen. Het typeren van een periode kan beter o.b.v. de aard en het karakter van de
ontwikkeling die in deze periode plaatsvindt.
• Adolescentieleeftijd: 10 tot 22 jaar
o Vroege adolescentie: 10 tot 13 jaar
o Middenadolescentie: 14 tot 18 jaar
o Late adolescentie: 19 tot 22 jaar.
• De emerging adulthood eindigt per definitie pas als de volwassen rollen zijn opgenomen, hetgeen bij de meesten zo rond het 25e
jaar wel gebeurd is.
Er is een discrepantie tussen enerzijds geacht worden al vroeg zelfstandig te zijn, maar anderzijds pas laat echt de middelen hiervoor te
hebben: in westerse landen studeren jongeren langer, trouwen ze later en wonen ze langer thuis. Volgens Moffit kan die discrepantie leiden
tot probleemgedrag. Volgens Arnett is dit juist omgekeerd: het geeft ruimte om nog te experimenteren, jonge twintigers lijken het niet erg
te vinden omdat zij nog geen volwassen rol op moeten nemen hij spreekt van een verlengde adolescentie (of emerging adulthood;
ontluikende volwassenheid).
In de GZ wordt in toenemende mate benadrukt dat er sprake moet zin van transitional care: waarbij jeugd gedefinieerd wordt als de periode
tussen 15-24 jaar en de leeftijd van 18 niet wordt gehanteerd als scherpe grens tussen kinder- en jeugdpsychiatrie en volwassenenpsychiatrie.
Kanttekening, de verlengde adolescentie is niet voor iedereen mogelijk.
Bv. Jongeren opgroeiend in risicovolle omstandigheden kunnen zich geen verlengde adolescentie veroorloven
Bv. Meisjes in justitiële instellingen zijn vaak zeer jong moeder en worden daarmee voor volwassen opgaven gesteld
De centrale ontwikkelingstaak is het ontwikkelen van een eigen identiteit (Erikson). Adolescenten gaan zich heroriënteren, vaak op kritische
en op experimenterende wijze, waardoor ze hun nieuwe mogelijkheden en beperkingen leren kennen en accepteren. De reacties van mensen
met wie jongeren een relatie hebben (leeftijd genoten en ouders) spelen hierbij een belangrijke rol. Ze willen zich erkend voelen door deze
mensen. In de voortdurende interactie met anderen komen jongeren tot keuzes en gaan ze verplichtingen aan die grote consequenties
kunnen hebben voor hun toekomst. Dit zijn keuzes m.b.t. persoonlijke relaties, levensovertuiging en maatschappelijke positie. Op deze wijze
ontstaat geleidelijk aan een besef van identiteit, d.w.z. dat de person zichzelf beleeft als iemand met een eigen herkenbare levensstijl die,
ondanks allerlei veranderingen, consistent is en voor de mensen om hen heen als zodanig herkenbaar is.
1.2. PUBERTEIT EN ADOLESCENTIE
• Puberteit: het proces van geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale ontwikkeling die de geslachtsrijping en tal van andere
rijpings- en ontwikkelingsprocessen aanstuurt.
• Als gevolg van deze processen treden er veranderingen op in gedrag en stemmingen: het puberen.
• De adolescentie is de periode waarin jongeren de veranderingen die zich ten gevolge van rijping en ontwikkeling voordoen gaan
integreren tot persoonskenmerken.
ð Beeld is wat simpel (dat de veranderingen de puber ‘overkomen’), zie H3 hormonale veranderingen leiden tot ander gedrag en
dit gedrag kan vervolgens weer aanleiding zijn voor veranderingen in de hormoonhuishouding.
1 | INLEIDING 2
,SAMENVATTING S47321 ADOLESCENTIEPSYCHOLOGIE | OPEN UNIVERSITEIT | 2017-2018 | MAXIMEPSYCHOLOGIE
1.2.1. BEGIN EN EINDE VAN DE ADOLESCENTIE, VERSCHILLEN PER CULTUUR EN SEKSE
De adolescentieperiode moet worden gezien binnen het kader van de gehele levensloop, want wat er in de adolescentie gebeurd wordt
beïnvloed door wat er in de kinderjaren heeft plaatsgevonden enerzijds, en het perspectief dat de volwassenheid biedt anderzijds
Adolescentie vaak gezien als de overgangsperiode tussen de kinderjaren en de volwassenheid dus ligt het voor de hand om het begin van
de adolescentie te koppelen aan de overgang van kinderjaren naar adolescentie en het einde van de adolescentie aan de overgang naar
volwassenheid. “De adolescentie begint in de biologie en eindigt in de cultuur”:
• het begin wordt afgemeten aan objectief waarneembare biologische verschijnselen echter te eenzijdig:
o hormonale veranderingen beginnen al veel eerder dan lichamelijke verschijnselen zijn waar te nemen
o psychisch ontwikkelingsproces loopt niet altijd synchroon met lichamelijke rijping
o ook onderhevig aan cultureel en sociaal bepaalde veranderingen (bv. overgang van basis- naar voortgezet onderwijs)
• het einde wordt meestal getypeerd als het bereiken van de volwassenheid, waarin nieuwe taken centraal staan (aangaan van
persoonlijke, intieme relaties; zorg voor de volgende generatie)
o volwassenheid is geen eindstadium ontwikkeling is voortdurend proces
o verschillende vormen van volwassenheid denkbaar (naargelang persoonlijke, maatschappelijke, culturele
ontwikkeling) dus ook verschillende afrondingen van de adolescentie denkbaar
Sociale en culturele aspecten bepalen in grote mate hoe de adolescentie wordt afgebakend. De verschijningsvorm van de adolescentie kan
dus ook per tijdperk en per cultuur sterk verschillen
• westerse cultuur: identiteit wordt vaak gezien als ‘eigenheid’ en ‘autonomie’
• andere culturen: deel uitmaken van een groep, breed vertakte familie of stam is vaak belangrijker dan identiteit
1.3. EEN MOEILIJKE LEEFTIJD?
Vroeger: adolescentie is periode van Storm and Stress (ook wel Sturm und Drang genoemd) wordt steeds meer vanaf gezien.
Bv. oppervlakkige uitingen van non-conformisme (bv. opvallende kleding en haardracht) worden te zwaar gewogen
In werkelijkheid: een periode die voor bijna iedereen wel wat stress oplevert, maar waar ook bijna iedereen uiteindelijk goed doorheen komt.
1.3.1. ALTIJD PROBLEMATISCH?
In hoeverre zijn emotionele onrust en moeilijk gedrag in de adolescentie een algemeen voorkomend verschijnsel? Of hebben we hier te
maken met een stereotype opvatting? Moeten de emotionele verwarring en problematisch gedrag van (sommige) jongeren worden opgevat
als normaal verschijnsel of indicatie voor stoornis in ontwikkeling? Bij beantwoorden van deze vragen moeten drie zaken aan de orde komen:
1. Maak een onderscheid tussen eenmalige stemmingen/gedragingen en langdurige patronen
• Empirisch onderzoek geeft weinig steun aan de stelling dat meeste jongeren een periode doormaken met ernstige
gedragsproblemen/emotionele onevenwichtigheid
• Nieuwe idee ‘emerging adulthood’ heeft geleid tot het formuleren van een nieuwe crisis (quarterlife crisis) – jongeren ervaren
moeilijkheden bij het vinden van een plaats in de volwassen wereld (bv. baan zoeken/jaar reizen/samenwonen?) maar onderzoek
spreekt deze crisis tegen: met de meeste jongeren gaat het in deze periode prima en neemt welzijn toe
2. Maak een onderscheid tussen spanningen die gepaard gaan met onevenwichtigheden die jongeren in het algemeen ervaren en
spanningen signalen zijn van een dreigende gestoorde ontwikkeling
• Bij sommige jongeren komen wel degelijk ernstige emotionele problemen/gedragsstoornissen voor
• Als dit onderscheid niet goed wordt gemaakt risico dat dreigende stoornissen te weinig aandacht krijgen en ten onrechte
worden gezien als normaal verschijnsel
3. Maak onderscheid tussen problemen die echt uit adolescentie voortkomen en problemen uit periode vóór de adolescentie
• Veel problemen gaan tijdens adolescentie weer over zonder consequenties voor verder functioneren jongeren bij wie dit niet
zo is blijken vaan al vóór de adolescentie problematiek te hebben gehad
• Belangrijk ontwikkelingspsychologische kijk te hebben voorgeschiedenis van kind zegt veel over hoe problemen tijdens
adolescentie moeten worden ingeschat
1 | INLEIDING 3
,SAMENVATTING S47321 ADOLESCENTIEPSYCHOLOGIE | OPEN UNIVERSITEIT | 2017-2018 | MAXIMEPSYCHOLOGIE
Bv. Moffit theorie antisociaal gedrag life course persistent vs. adolescence limited
Bv. depressieve gevoelens die veel jongeren ervaren vs. depressieve gevoelens van een kind die dat van jongs af aan al heeft
Bv. meisjes die vroeg in de puberteit komen hebben hogere kans op probleemgedrag, maar geldt vooral voor meisjes die ook vóór
de puberteit al problemen hadden
ð Conclusie: emotionele onrust/probleemgedrag is bijna nooit het directe of logische gevolg van de veranderingen tijdens de
adolescentie. Consequentie: als er wél problemen zijn moet dit is als serieus signaal worden opgevat
Bv. Als een jongere ernstige problemen vertoond is het niet verstandig dit toe te schrijven aan het normale proces van opgroeien
het is waarschijnlijker dat er dan ook echt iets fout gaat in de ontwikkeling van de jongere
1.4. EEN ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGISCH UITGANGSPUNT
Ontwikkelingspsychologisch onderzoek is primair gericht op het opsporen van veranderingen die zich binnen de persoon in het verloop van
de tijd voltrekken: intra-individuele veranderingen. Verschillen die daarbij in het verloop van de ontwikkeling tussen individuen voordoen:
de inter-individuele veranderingen
1.4.1. ADOLESCENTIE: KARAKTERISTIEKE ONTWIKKELINGSPERIODE + ONTWIKKELINGSTAKEN
Ontwikkelingspsychologisch gezichtspunt richt zich primair op intra-individuele veranderingen. Veranderingen worden opgevat als een
opeenvolging van stadia of fasen: gedragswijzen en attituden zijn typerend voor een bepaald niveau van psychologische ontwikkeling, soms
samenhangend met structurele veranderingen en de structuur van het denken. Typerend voor de fase van de adolescentie:
• Vormen van eigen identiteit en bereiken van autonomie t.o.v. ouders
• Manieren van omgaan met innerlijk beleefde conflicten (bv. ambivalente gevoelens t.o.v. ouders)
• Bepaald niveau van cognitief functioneren (bv. denken over morele vraagstukken)
Denken over ontwikkeling in termen van opeenvolgende fasen = controversieel:
• Enerzijds nodig om een periode in ontwikkeling met bepaalde kenmerken of niveaus aan te duiden
• Anderzijds hoeft onderscheiden van niveaus niet te betekenen dat gedrag van individuen met eenzelfde ontwikkelingsniveau over
de hele linie uniformiteit vertoont.
Men is het er over eens dat het zinvol is kwalitatief verschillende ontwikkelingsniveaus te onderscheiden, maar mét kanttekening van de
algemene geldigheid van de fasen. Bv. ontwikkelingstaken van jongeren zijn kwalitatief verschillend van die van kinderen. Slot komt met een
nadere uitwerking van ontwikkelingstaken voor de adolescentie. Deze zijn geformuleerd voor de HV die werkt met antisociale jongeren,
omdat men daar vaak geneigd is de aandacht op de problemen te richten, en niet vanuit een ontwikkelingsperspectief te bekijken.
• vormgeven aan veranderende relaties binnen het gezin
• zorgdragen voor de gezondheid en het uiterlijk
• zinvol invullen van vrije tijd
• vormgeven aan intimiteit en seksualiteit
• participeren in onderwijs of werk
• vriendschappen en sociale contacten onderhouden
• omgaan met autoriteit bv. aparte ontwikkelingstaak geworden omdat dit aspect bij het wel of niet ontwikkelen van antisociaal
gedrag een belangrijke rol speelt.
1.4.2. ONTWIKKELINGSPROCES MET CONTINUE EN DISCONTINUE MOMENTEN
Continuïteit: ontwikkeling gaat meestal voort in de richting die er al lang in zit Bv. jongeren met wie het tot een bepaald moment vrij goed
ging, blijven zich ook wel goed ontwikkeling en vice versa. Maar soms wordt dit proces onderbroken en lijkt er eerder sprake van
discontinuïteit. Bv. jongeren met wie het tot een bepaald moment vrij goed ging, gaat het ineens minder goed. Discussie is complex, mede
doordat er verschillende definities mogelijk zijn:
• Continuïteit heeft betrekking op processen en mechanismen: variabelen die op verschillende leeftijden weliswaar dezelfde
functie hebben, maar in vorm verschillend uiten naargelang de leeftijd.
Bv. hechte relaties: stabiliserende functie in hele levensloop, maar jongere geeft die anders vorm dan peuter.
1 | INLEIDING 4
,SAMENVATTING S47321 ADOLESCENTIEPSYCHOLOGIE | OPEN UNIVERSITEIT | 2017-2018 | MAXIMEPSYCHOLOGIE
Continuïteit in deze is dus meer de kern van een psychologisch verschijnsel gedragingen aan oppervlakte kunnen verschillen.
Andersom kan ook dezelfde gedragingen uitingen van heel andere kern.
Bv. huilen van baby is karakteristiek voor kind met moeilijk temperament, vaak huilende adolescent eerder een timide,
uit het veld geslagen temperament
• Continuïteit veronderstelt een voorspelbaar patroon van relaties tussen gebeurtenissen en ervaringen in een eerdere levensfase
en een bepaalde uitkomst later.
- Continuïteit in deze is meer de kern van de persoon: vroegere ervaringen voorspellen latere functioneren.
- Veel discussie over, maar over het algemeen consensus dat in de vroege levensjaren al een stramien ontwikkelt dat
medebepalend is voor de wijze waarop men met latere ervaringen omgaat
Bv. leeftijd vinden partner en baan bleek afhankelijk van impulscontrole op vier tot zesjarige leeftijd
Tegelijkertijd wijst men erop dat het gedrag in de eerste levensjaren slechts beperkte voorspellingsmogelijkheden heeft voor
gedrag op latere leeftijd, in de jaren daarop kunnen zich nieuwe invloeden aandienen.
KOERSWIJZIGEN
Discontinue momenten treden op als sprake is van koerswijzigingen die zich in psychosociaal opzicht op verschillende momenten in de
levensloop kunnen voordoen. Er bestaan een aantal centrale protectieve factoren in het leven van veerkrachtige personen. Sociale
ondersteuning en bepaalde persoonlijkheidstrekken blijken hen te wapenen tegen moeilijkheden en te helpen bij het uitzetten van een
nieuwe koers. Dit draagt bij aan het zelfvertrouwen, wat op zijn beurt weer samenhangt met het ‘toevallig’ ontmoeten van iemand die
mogelijkheden wist aan te reiken en in staat was zin aan hun leven te geven, en zo een positiever zelfbeeld te bewerkstelligen. Nieuwe
mogelijkheden kunnen de effecten van ongunstige condities veranderen plasticiteit.
Soms zien we continuïteit, soms zien we discontinuïteit. De opvatting dat de ontwikkeling gedurende de adolescentie continue en discontinue
momenten vertoont, heeft geleid tot een sterkere nadruk op de variaties die zich gedurende het ontwikkelingsproces kunnen voldoen
komt naar voren in beschrijven en analyseren van levenslooptrajecten (lifetrajectories).
Bv. hoe groot is de kans dat vroegrijpe meisjes, wanneer zij vriendschap sluiten met een oudere jongen, vroegtijdig school verlaten?
Welk soort gedrag ontwikkelen jongens die naast gedragsproblemen ook aandachtstekorten en hyperactiviteit vertonen?
Uit analyses levenslooptrajecten blijkt een grote variëteit als gevolg van de mogelijkheden die zich voordoen en keuzes die jongeren maken.
Er zijn keerpunten mogelijk, waarop een aanvankelijk ongunstig verlopende ontwikkeling positief wordt beïnvloed en andersom.
Bv. trajecten die tot delinquentie leiden kan soms sprake zijn van acceleratie: ongunstig verlopende ontwikkeling zet zich onder
invloed van bepaalde factoren versneld in negatieve richting voort.
1.4.3. ONTWIKKELINGSPSYCHOPATHOLOGIE: SAMENSPEL TUSSEN INDIVIDU EN OMGEVING
Deze stroming richt zich op onderzoek naar de condities waaronder stoornissen in de ontwikkeling optreden, in stand blijven of verdwijnen,
en naar de individuele verschillen in aanpassing die daarbij voorkomen.
Bv. situaties die een verhoogd risico inhouden (bv. vroegtijdig school verlaten, hoger risico om later in randgroepen terecht te
komen) hoeven niet onvermijdelijk te leiden tot minder goed ontwikkelingsverloop.
Er blijkt een groot onderscheid in weerstand en vatbaarheid voor beïnvloeding door moeilijke gebeurtenissen (zie ook protectieve factoren
vorige paragraaf). Naast risico- en protectieve factoren wordt er ook gewezen op een complex samenspel tussen individu x omgeving die de
richting van een ontwikkelingstraject bepaalt. Levensomstandigheden hangen deels samen met stappen die men zelf onderneemt en deze
stappen hebben op hun beurt weer invloed op latere ervaringen.
Bv. bij tienjarige meisjes met gedragsproblemen bleken problemen op jongvolwassenleeftijd samen te hangen met:
• Gezinsklimaat;
• Kunnen maken van concrete toekomstplannen;
• Keuze van vrienden;
• Partnerkeuze.
1 | INLEIDING 5
,SAMENVATTING S47321 ADOLESCENTIEPSYCHOLOGIE | OPEN UNIVERSITEIT | 2017-2018 | MAXIMEPSYCHOLOGIE
Sommige meisjes die aanvankelijk goed ontwikkelen als gevolg van een gunstig gezinsklimaat en het kunnen maken van
toekomstplannen, eindigen toch ongunstig omdat ze delinquente vrienden of delinquente partner hebben.
ð Risico en protectieve factoren zijn van invloed op ontwikkeling, en niet alleen invloeden van buitenaf maar ook keuzes die
jongeren zelf maken.
ð Gedachte sluit nauw aan bij theorieën uit het dynamisch interactionisme, die benadrukken dat mensen hun eigen omgeving
vormgeven, maar op hun beurt ook dor hun omgeving worden vormgegeven (transactionele modellen).
HOE BEÏNVLOEDT IEMAND ZIJN OMGEVING?
Drie manieren worden onderscheiden waarop het genotype samenhangt met de omgeving (manieren van persoonomgeving interactie):
• De passieve interactie: persoon krijgt de omgeving die door biologische verwanten (ouders) wordt aangeboden passief want
kind speelt geen directe rol bij het creëren van de overlap tussen genetische en omgevingsfactoren
• Evocatieve interactie: individu beïnvloedt een omgeving door reacties die men bij anderen oproept omgeving verandert als
gevolg van de reacties die persoon uitlokt
Bv. persoonskenmerken als verlegenheid lokken bepaalde reacties van omgeving uit.
• Actieve interactie: individu selecteert een omgeving omgeving verandert als gevolg van acties van persoon
Bv. vrienden die bij je passen, werkkring waar je thuis voelt
ð Tijdens adolescentie blijkt een verandering van passieve naar actieve interacties te ontstaan belang van acties en keuzes van
iemand neemt toe (zie ook 3e bron ontwikkelingstaken H2).
ð Evocatieve interactietype is gedurende alle levensfasen te vinden, maar lijkt in de adolescentie een belangrijkere plaats in te
nemen.
ð In toenemende mate hangen effecten van een bepaalde omgeving af van persoonskenmerken van jongere. Men dacht lang dat
jongeren met een bepaald soort temperament/ persoonlijkheid extra vatbaar was voor negatieve omgevingsinvloeden (diathesis-
stress model), maar recent lijkt het dat diezelfde kwetsbare jongeren ook vatbaarder zijn voor positieve omgevingsinvloeden
(differential susceptibility, “individueel verschillende vatbaarheid”).
1 | INLEIDING 6
,SAMENVATTING S47321 ADOLESCENTIEPSYCHOLOGIE | OPEN UNIVERSITEIT | 2017-2018 | MAXIMEPSYCHOLOGIE
STUDIETAAK 1.1.1
DE ADOLESCENTIE, BEGRIPSBEPALING
1. Welke casus beschrijft een typische adolescent? Geef een korte toelichting bij het antwoord
• Casus 1. Peter is vierdejaars student rechten, hij is 21 jaar en houdt wel van zijn studentenleventje. Hij heeft niet te veel
verantwoordelijkheden, hij gaat minimaal drie keer per week stappen met zijn dispuutgenoten. Hij heeft niet veel contact
met zijn ouders maar kan wel altijd op zijn ouders terugvallen als nog voor het eind van de maand zijn geld alweer op is.
• Casus 2. Marijke is tien jaar en zit in groep zeven van de basisschool. Ze is wel tien centimeter gegroeid sinds vorig jaar en
ze krijgt ineens borstjes. Voor Marijke betekenen haar ouders heel veel, ze heeft wel een beste vriendin waar ze soms
geheimen mee deelt.
2. Definieer de onderstaande begrippen (raadpleeg hiervoor een woordenboek):
• adolescentie
• puberteit
• tiener
• jongvolwassene
• jeugd
3. Wat wordt er bedoeld met de uitspraak 'de adolescentie begint in de biologie en eindigt in de cultuur'?
4. Wat zijn de belangrijkste punten van kritiek op bovenstaande uitspraak?
STUDIETAAK 1.1.2
STORM AND STRESS?
1. De publicatie van Adolescence van de psycholoog Granville Stanley Hall in 1904 kenmerkt volgens velen het begin van het veld
van de adolescentiepsychologie. Stanley Hall is het meest bekend om het begrip Storm and Stress (of "Sturm und Drang”). Wat
wordt er bedoeld met het begrip Storm and Stress en is dit een correcte weerspiegeling van de adolescentie?
2. Adolescentie is ‘de moeilijke leeftijd’ van tegendraads (puberaal) gedrag en stemmingswisselingen als logisch gevolg van de
veranderingen tijdens de adolescentieperiode. Beschrijf waar vanuit ontwikkelingspsychologisch oogpunt rekening mee
gehouden moet worden bij de interpretatie van gedragingen en emoties tijdens deze moeilijke leeftijd. Met andere woorden:
wanneer is het gedrag als puberaal en wanneer als problematiek te bestempelen?
STUDIETAAK 1.1.3
ADOLESCENTIE VANUIT EEN ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGISCH UITGANSPUNT
Wanneer er vanuit een ontwikkelingspsychologische invalshoek gekeken wordt naar de adolescentie, ligt de nadruk vaak op intra-individuele
veranderingen, veranderingen die zich binnen een persoon in het verloop van de tijd voltrekken. Hierbij kan er sprake zijn van continuïteit
(de ontwikkeling gaat voort in de richting die er al in zit) of van discontinuïteit (een wending in de ontwikkeling).
1. Hoewel elk ontwikkelingstraject individuele continue en discontinue momenten of elementen kent, zijn er ook drie
ontwikkelingsniveaus die kenmerkend zijn voor de ontwikkeling van iedere adolescent. Welke drie zijn dit? En kunt u een
voorbeeld geven van een factor of situatie die kan zorgen voor discontinuïteit in de ontwikkeling?
2. Beschrijf de rol van de drie typen persoon-omgeving-interacties (passieve, evocatieve en actieve interactie) tijdens de
adolescentie.
ANTWOORDEN STUDIETAAK 1.1.1
Vraag 1. Marijke en Peter zijn allebei adolescent.
• Marijkes lichamelijke rijping is op gang gekomen en ze begint al meer naar haar leeftijdgenoten toe te trekken. Deze
ontwikkelingen typeren de vroege adolescentie.
• Peter is zich als student aan het ontwikkelen tot advocaat (een maatschappelijke positie) en heeft een persoonlijke relatie met
zijn dispuutgenoten. Om Peter op zijn eenentwintigste nog als adolescent te beschouwen lijkt wat vreemd maar anderzijds is hij
nog niet geheel volwassen in termen van onafhankelijkheid. Deze eigenschappen zijn kenmerkend voor de late adolescentie.
Hoewel de adolescentie globaal genomen de leeftijd van 10 jaar tot 22 jaar omvat, is het koppelen van leeftijdsaanduidingen aan de
adolescentie(fasen) weinig zinvol vanwege de grote individuele variatie in de aanvang en het beloop van de ontwikkelingen.
Vraag 2.
• Het begrip adolescentie refereert naar de transitiefase waarin jongeren de veranderingen die zich ten gevolge van rijping en
ontwikkeling voordoen gaan integreren tot persoonskenmerken.
• Het begrip puberteit refereert aan het proces van geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale ontwikkeling die de
geslachtsrijpheid en tal van andere rijpings- en ontwikkelingsprocessen aanstuurt. Het markeert het beginpunt van de
adolescentie.
• Tiener is een leeftijdsaanduiding. Volgens Van Dale is iemand een tiener tussen zijn tiende en twintigste jaar. In de volksmond
wordt een tiener vaak beschouwd als iemand in de leeftijd van dertien tot negentien jaar. Dit zijn doorgaans de jaren die
1 | INLEIDING 7
,SAMENVATTING S47321 ADOLESCENTIEPSYCHOLOGIE | OPEN UNIVERSITEIT | 2017-2018 | MAXIMEPSYCHOLOGIE
overlappen met de adolescentie.
• Jongvolwassene verwijst naar iemand in de leeftijd tussen adolescentie en volwassenheid, ook wel aangeduid met late
adolescentie.
• Jeugd is een bredere term en staat voor het tijdperk van het jong-zijn, de leeftijd tot de volwassenheid. De adolescent valt dus
per definitie onder ‘de jeugd’ en doorgaat verschillende fasen als puber, tiener en jongvolwassene gedurende deze periode.
Vraag 3. Hiermee wordt bedoeld dat het begin van de adolescentie dikwijls wordt afgemeten aan objectief waarneembare biologische
verschijnselen, zoals fysiologische veranderingen die uiteindelijk de geslachtsrijpheid veroorzaken, de lichamelijke verschijnselen waaruit
geslachtsrijpheid blijkt of de versnelling van de lengtegroei. Cultuur als einde van de adolescentie verwijst naar het bereiken van de
volwassenheid, waarin nieuwe taken centraal staan: het aangaan van persoonlijke, intieme relaties en de zorg voor de volgende generatie.
Vraag 4. Het begin van de adolescentie uitsluitend in verband brengen met deze biologische veranderingen geeft meerdere problemen. Ten
eerste weten we inmiddels dat de hormonale veranderingen al veel vroeger beginnen, al ver voordat er lichamelijke veranderingen waar te
nemen zijn. Ten tweede loopt het psychisch ontwikkelingsproces niet altijd synchroon met de lichamelijke rijping. Ten derde zien we aan het
begin van de adolescentie ook al belangrijke veranderingen die sociaal en cultureel bepaald zijn (denk aan de overgang naar het voortgezet
onderwijs).
ANTWOORDEN STUDIETAAK 1.1.2
Vraag 1. Storm and Stress refereert naar de opvatting dat de adolescentie een periode is van grote emotionele beroering en opstandigheid.
De benaming is afgeleid van de Duitse Sturm und Drang-beweging in de muziek en de literatuur. Sturm und Drang: deze opvatting kent
inmiddels veel kritiek omdat het een periode is die voor bijna iedereen wel wat stress oplevert, maar waar ook bijna iedereen uiteindelijk
goed doorheen komt.
Vraag 2. Bij de interpretatie van gedragingen en emoties tijdens de adolescentie moet met de volgende zaken rekening gehouden worden:
• Het onderscheid tussen eenmalige stemmingen of gedragingen en meer langdurige patronen. De adolescentie is een periode van
uitproberen (van bijvoorbeeld alcohol, drugs of antisociale gedragingen). Meestal is dit onschadelijk en leidt het niet tot
langdurige problemen. Ook de stemmingswisselingen die vaak plaatsvinden zijn niet noodzakelijkerwijs gekoppeld aan
ingrijpende en langdurige problematiek.
• Het onderscheid tussen spanningen behorende bij een periode waarin jongeren voor nieuwe taken worden gesteld en spanningen
die we moeten beschouwen als signalen dat de ontwikkeling gestoord dreigt te raken. Wanner dit onderscheid niet wordt
gemaakt loopt men het gevaar aan dreigende stoornissen in de ontwikkeling te weinig aandacht te besteden en ten onrechte te
menen dat ernstige problemen ook vanzelf zullen overgaan.
• Het onderscheid tussen problemen die echt uit de adolescentie voorkomen en problemen die hun wortels hebben in de periode
voor de adolescentie. Veel van de problemen tijdens de adolescentie gaan weer over zonder directe consequenties voor het
verdere functioneren (adolescence-limited). Bij de jongeren bij wie dit niet het geval is was er vaak al enige problematiek in de
periode voor de adolescentie en zal deze problematiek na de adolescentie nog voortduren (life-course-persistent).
ANTWOORDEN STUDIETAAK 1.1.3
Vraag 1. De drie niveaus zijn:
• het vormen van een eigen identiteit en het bereiken van autonomie
• omgaan met bepaalde innerlijk beleefde conflicten
• het ontwikkelen van een bepaald niveau van cognitief functioneren.
Voorbeelden van factoren of situaties die voor discontinuïteit zorgen kunnen verschillend zijn van aard. U kunt bijvoorbeeld bepaalde life
events (levensgebeurtenissen) als voorbeeld noemen (echtscheiding van de ouders, verhuizing, een romantische relatie aangaan). Belangrijk
is wel dat deze beïnvloeding niet altijd een negatieve wending hoeft te betekenen. Nieuwe mogelijkheden kunnen de effecten van eerdere
ongunstige condities veranderen.
Vraag 2. Tijdens de adolescentie vindt er een verschuiving plaats van passieve interacties naar actieve interacties. Deze verschuiving wordt
veroorzaakt doordat het belang van acties of keuzes van een individu in deze periode toeneemt. Adolescenten kunnen gemakkelijker buiten
het gezin een omgeving vinden (denk aan school, studie of werk). Deze omgeving kan zowel een positieve als een negatieve invloed hebben
op het ontwikkelingstraject van de adolescent.
Hoewel het evocatieve interactietype gedurende de gehele levensloop een rol speelt, lijkt deze in de adolescentie een belangrijkere plaats
in te gaan nemen.
1 | INLEIDING 8
,SAMENVATTING S47321 ADOLESCENTIEPSYCHOLOGIE | OPEN UNIVERSITEIT | 2017-2018 | MAXIMEPSYCHOLOGIE
2. THEORIEËN OVER DE ADOLESCENTIE
LEERDOELEN
• de algemene, klassieke en contextuele theorieën over de adolescentie
• de toegepaste ontwikkelingspsychologie en de ‘positive youth development’.
2.1. INLEIDING
Ontwikkeling = alle veranderingen in het menselijk gedag die samenhangen met leeftijd. Ontwikkelingspsychologen die deze veranderingen
in kaart brengen pogen drie dingen te doen:
1. Veranderingen die zich voordoen in de loop van de ontwikkeling beschrijven (de vraag naar het ‘wat’)
2. Veranderingen verklaren door aan te tonen welke gebeurtenissen aan de basis liggen van een bepaald verloop van het
ontwikkelingsproces (de vraag naar het ‘waarom’)
3. Zodra het verloop van de ontwikkeling en de onderliggende oorzaken in bekend zijn, de ontwikkeling optimaliseren door bv.
interventieprogamma’s op te zetten (de vraag naar het ‘hoe’)
GESCHIEDENIS
De geschiedenis v.d. adolescentiepsychologie begint rond 1900 en wordt ingedeeld in 3 grote fasen die aansluiten bij de 3 doelstellingen.
1. (1900-1970): vorming van klassieke theorieën over de ontwikkeling tijdens de adolescentie, maar deze bleven beperkt tot een
beschrijving van de ontwikkeling (1)
2. (1970-2000): aandacht voor invloed v. omgevingscontext op ontwikkeling (kreeg in klassieke theorieën weinig aandacht)
3. (2000-heden): onderzoekers die in samenwerking met de praktijk tot een toegepaste ontwikkelingspsychologie te komen.
Legt de klemtoon op positieve kwaliteiten van jongeren en hen wil helpen om deze mogelijkheden verder uit te bouwen om zo hun
ontwikkeling te optimaliseren positive youth beweging
2.2. DE ROL VAN THEORIEEN OVER DE ONTWIKKELING
Alle theorieën over de psychologische ontwikkeling richten zich (impliciet of expliciet) op de volgende vier hoofdvragen:
1. Wat is de onderliggende opvatting over de ontwikkeling en het onderliggende mensbeeld?
2. Is de ontwikkeling vooral kwalitatief of kwantitatief van aard?
3. Op welke manier dragen het individu (nature) en de omgeving (nurture) bij tot de ontwikkeling?
4. Wat is het eigenlijk dat zich ontwikkelt?
Het is opvallend dat bij vraag 4 de meeste theorieën zich richten op de ontwikkeling van een enkel aspect van het menselijk functioneren
(bv. emoties). De theorie van ontwikkelingstaken is een uitzondering.
2.2.1. ONTWIKKELINGSTAKEN
Ontwikkelingstaken: een reeks opgaven die zich aandienen op een bepaald tijdstip in het leven en die de persoon moet volbrengen in relatie
tot zijn omgeving. Verschillende invloeden:
• Biologische invloeden: veranderingen in de persoon zelf Bv. leren aanvaarden hoe je lichaam eruitziet na de veranderingen van
de puberteit
• Maatschappelijke invloeden: verwachtingen uit de omgeving Bv. Je voorbereiden op je latere beroep
• Persoonlijke invloeden: de eigen waarden en aspiraties, invloed van persoonlijke keuzes
De theorie van de ontwikkelingstaken geeft dus een eigen antwoord op de vier klassieke vragen die elke theorie stelt:
1. Biologie en maatschappij bepalen in onderlinge wisselwerking het verloop van de ontwikkeling. Dit leidt tot een mensbeeld waarbij de
persoon, zeker vanaf de adolescentie, actief bijdraagt aan zijn eigen ontwikkeling
2. De ontwikkeling is kwalitatief van aard. In elke fase dienen zich telkens andere ontwikkelingstaken aan, dus iedere fase is kwalitatief
verschillend van de vorige en degene die erop volgt
3. Zowel nature als nurture dragen bij aan de ontwikkeling
4. De theorie van ontwikkelingstaken richt zich niet op de ontwikkeling van één bepaald aspect van een persoon. Ontwikkelingstaken
bestrijken het gehele psychologisch functioneren, die beïnvloed wordt door biologische veranderingen en maatschappelijke
verwachtingen.
Baltes gaf een uitbreiding op theorie van ontwikkelingstaken er zijn 3 soorten ontwikkelingstaken:
1. Normatieve invloeden zijn gekoppeld aan leeftijd, gelden voor alle jongeren en voor alle leeftijden
ð Meest belangrijk voor kinderen
Invloeden kunnen ook voortkomen uit andere invloeden die niet gekoppeld zijn aan leeftijd.
2. invloeden gekoppeld aan de geschiedenis zijn ook normatief maar gelden alleen voor jongeren die leven in een bepaalde periode
van de geschiedenis. Bv. epidemieën, economische depressies, oorlogen, grote sociale veranderingen
ð Meest belangrijk in de adolescentie en jongvolwassenheid
1. Niet-normatieve gebeurtenissen: biologische/omgevingsfactoren die voor de meeste mensen niet gekoppeld zijn aan leeftijd of
historische context, gelden enkel voor een beperkt aantal jongeren. Bv. ernstige ziekte, echtscheiding, werkloosheid
ð Krijgen steeds meer invloed naarmate men ouder wordt, daardoor gaat de levensloop ook steeds meer een grotere
verscheidenheid tonen
2.3. DRIE KLASSIEKE THEORIEËN OVER ADOLESCENTIE
Ontwikkelingstheorieën die zich specifiek op de adolescentie richten stellen zich de vragen:
• “Is de adolescentie een afgescheiden periode in de ontwikkeling?”
• “Komen de gedragingen van jongeren overeen met het stereotype beeld dat de leek daarvan heeft?”
Stereotype beeld = Storm and Stress (S&S): jongeren vertonen een grote mate van emotionele onrust, hebben vaker stemmingswisselingen,
leven op gespannen voet met hun ouders en zijn meer geneigd risicovol gedrag te tonen dat tot meer delinquentie zou leiden. Onderstaande
theorieën richten zich op vraag 3 en vraag 4 van de klassieke vragen. De ontwikkelingstaken die ze daarbij onderscheiden, zijn uitsluitend
van het klassiek type: normatieve opgaven.
2.3.1. PSYCHO-ANALYTISCHE THEORIEËN OVER DE ADOLESCENTIE
Wat zich ontwikkeld tijdens de adolescentie (vraag 4) is volgens deze theorie de emoties. De ontwikkeling wordt gestuurd door onbewuste
driften, die voortdurend in conflict komen met beperkingen vanuit de sociale omgeving.
Freud: De orale en anale fasen uit de kindertijd moeten in de adolescentie worden ondergebracht onder de heerschappij van de volwassen
seksualiteit. In de oedipale periode (kleutertijd) heeft kind seksuele impulsen ontwikkeld gericht naar de ouder van het andere geslacht, en
agressieve impulsen gericht op de ouder van hetzelfde geslacht. Deze gevaarlijke gevoelens worden tijdens de latentiefase
(basisschoolperiode) onderdrukt, maar worden opnieuw tot leven gewekt door de biologische veranderingen van de puberteit volgens
analytici een periode van toegenomen driften (Storm and Stress). Er is reëler gevaar dat de impulsen worden omgezet in daden omdat de
jongere zijn volledige seksuele volwassenheid en lichamelijke kracht heeft bereikt er moeten sterke afweermechanismen in werking
treden om de impulsen in te tomen en te verdringen.
Anna Freud (jongste dochter Freud) werkte de opvatting over de adolescentie verder uit. Naast de Freudiaanse afweermechanismen (bv.
verdringing), beschreef ze twee speciale mechanismen:
• Ascetisme: adolescenten ontzeggen zichzelf alle plezier uit angst om controle over seksuele impulsen te verliezen
Bv. opleggen van strikte studieplanning, intens aan sport doen
• Intellectualisering: belangrijke emotionele en persoonlijke conflicten worden van elke emotie ontdaan en krijgen zo een abstract
of zelfs filosofisch karakter.
Bv. zo kunnen jongens in de adolescentie onomwonden verklaren dat alle tirannen in de hele wereld moeten worden
afgezet, terwijl het in feite gaat om een gespannen relatie met hun vader die ze te streng vinden.
2 | THEORIEËN OVER DE ADOLESCENTIE 10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joycetm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.