,Hoorcolleges
Hoorcollege 1
Een uitkomst is eerder significant wanneer je een grotere groep mensen in de gaten
gehouden hebt. Significant houdt in dat het de uitkomst van je onderzoek beïnvloed. Je hebt
altijd onzekerheid in je schatting, je hebt een bepaalde range waarin je de uitkomst geeft,
door de onzekerheid.
Initiële observatie → theorie → hypothese → dataverzameling → analyse → uitspraak
(inference → gevolgtrekking op basis van bepaalde data)
1. Je begint met een onderzoeksvraag, dit is iets wat je opvalt. Er zijn verschillen en
deze wil je gaan verklaren.
2. Identificeren van de afhankelijke variabele (dv → dependent variable) → dit is
hetgeen wat je wil gaan verklaren
3. Bepalen van de mate van spreiding (variantie) → spreiding in scores, in hoeverre zijn
de scores verschillend van elkaar? Geen spreiding → je kunt niks verklaren.
Verschillen tussen scores → kun je verklaren.
4. Op zoek naar factoren die deze spreiding mogelijk kunnen verklaren → wat kan van
invloed zijn op de afhankelijke variabele?
5. Modellen opstellen die deze spreiding kunnen wegenemen.
Beschrijvende statistiek = je hebt alles kunnen onderzoeken.
Verklarende statistiek (inferential statistics) = je kunt niet alles onderzoeken dus je houdt
een steekproef, daarom heb je
altijd te maken met
onzekerheid. Deze onzekerheid
wil je inbouwen in je model.
2
,Een datamatrix bevat altijd alleen maar getallen. Er staat altijd een soort legenda bij die de
getallen verklaart.
Kwalitatieve gegevens = categorisch (indelen in categorieën, je kunt er niet mee rekenen),
nominaal (geen rangorde, bv geslacht) en ordinaal (met rangorde, bv opleidingsniveau)
Kwantitatieve gegevens = continue (gegevens waarmee je kunt optellen, aftrekken, delen
enz.), interval en ratio
Bent u voor de komst van migranten naar Nederland? (ja of nee) → nominale gegevens
De komst van migranten is goed voor Nederland. (Zeer mee oneens tm zeer mee eens) →
ordinale gegevens
Immigrants make country worse or better place to live. (Schaal van 0 tot 10)→ ratio
gegevens
Spreiding moet een bepaalde betekenis hebben, dus de schaal moet niet te groot zijn of te
klein.
Je begint altijd met de frequentie tabel, dus bijvoorbeeld hoeveel mensen per categorie. Dit
zet je om in een percentage van het totaal. Interpretatie van gegevens kan meerdere kanten
op gaan.
Data heeft de neiging zich
rondom een centraal punt
te concentreren (centrale
tendentie → locatie)
Hoe is de spreiding om dat
lokale punt? Hier wil je iets
over zeggen.
Hoe ziet die spreiding eruit?
Hoe is het data verdeeld
rondom dat punt?
3
, In de populatie gebruik je Griekse letters, in de steekproef Latijnse.
De notatie is hierboven te zien voor de centrale tendentie
Het meetniveau van je variabele bepaalt welke maat je mag gebruiken. (N, O, I, R)
Modus = de meest voorkomende waarneming
Mediaan = de middelste waarneming → de middelste persoon in je dataset, je hebt dus een
rangorde nodig
Gemiddelde = je moet kunnen rekenen met je data
De notatie hierboven is voor de spreiding (variantie)
Ook hier bepaalt het meetniveau van je variabele welke maat je mag gebruiken.
Bereik = de range van scores, in hoeverre is het verspreid.
Interkwartiel range = maat voor spreiding in de middelste 50% van
de waarnemingen (rondom de mediaan), dus Q3-Q1 (zie afbeelding)
Dit geeft een betere indruk in hoe de gegevens verspreid zijn.
Variantie = hiernaast zie je de formule die erbij hoort, voor de steekproef
en de populatie. Dit gebruik je in de analyse.
Standaarddeviatie = hiernaast zie je de formule die erbij hoort, voor de
steekproef en de populatie. Dit gebruik je om te interpreteren.
Hierboven staat de
formule voor de
steekproef
Populatie formule Er staat n-1, omdat je te maken hebt met
onzekerheid. Op deze manier bouw je een
correctie in het model. Je houdt rekening
met de onzekerheid.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Radbouduniversiteit3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.46. You're not tied to anything after your purchase.