De samenvatting bevat alle hoofdstukken en hoorcollege aantekeningen van dit curriculum. Relevante (juridische) termen zijn vetgedrukt, zodat dit makkelijker onthouden is.
Inleiding
In het materiële privaatrecht wordt een onderscheid gemaakt tussen personenrecht en
vermogensrecht. Met het personenrecht wordt bedoeld het personen- en familierecht en
het rechtspersonenrecht. De in het personenrecht geregelde rechten zijn over het algemeen
ideëel van aard en derhalve niet in waarde uit te drukken. Rechten die uit het personenrecht
voortvloeien zijn doorgaans niet overdraagbaar, maar hoogstpersoonlijk van aard.
Het vermogensrecht is het meest omvangrijke deel van het privaatrecht. Vermogensrechten
zijn overdraagbaar en zijn in geld uit te drukken. Het vermogensrecht bestaat uit het
goederenrecht en het verbintenissenrecht. In het goederenrecht zijn de rechten geregeld
die aan de rechthebbende een mate van zeggenschap verlenen over een bepaald goed . In
het verbintenissenrecht zijn de rechten geregeld die de rechthebbende aanspraak geven op
een bepaalde prestatie door een medemens.
Objectief en subjectief vermogensrecht
Onder vermogensrecht in objectieve zin worden alle geschreven en ongeschreven
rechtsregels van dat rechtsgebied verstaan. Onder vermogensrecht in subjectieve zin wordt
een specifiek vermogensrecht dat aan één bepaalde persoon toebehoort verstaan.
Subjectieve vermogensrechten kunnen onderscheiden worden in absolute en relatieve
rechten. De absolute rechten worden geregeld in het goederenrecht, de relatieve rechten in
het verbintenissenrecht.
Rechtssubject en rechtsobject
Degene aan wie een subjectief recht toekomt, wordt aangeduid als rechtssubject. Ieder
mens is drager van rechten en plichten. Een subjectief recht geeft het rechtssubject recht op
iets. Datgene waarop de gerechtige recht heeft, noemt men het object of voorwerp van het
recht (rechtsobject)
Inleiding
Vermogensrechten ontstaan namelijk niet zo maar. Daarvoor is vereist dat zich
gebeurtenissen, handelingen of omstandigheden voordoen waaraan het objectieve recht het
ontstaan van een vermogensrecht als rechtsgevolg verbindt. Feiten waaraan het objectieve
recht rechtsgevolgen verbindt, worden rechtsfeiten genoemd. Dat rechtsgevolg kan zijn dat
een subjectief recht ontstaat, teniet gaan of overgaat op een nieuwe rechthebbende.
Een feit kan je onderverdelen in: niet-rechtsfeit en in rechtsfeit. Een rechtsfeit is een feit met
een rechtsgevolg. Een rechtsfeit kan je onderverdelen in: handeling en in bloot rechtsfeit.
Onder blote rechtsfeiten verstaat men rechtsfeiten die zich voordoen zonder menselijke
handeling. Overlijden/meerderjarig zijn blootrechtsfeiten. Een handeling kan je
onderverdelen in: rechtshandeling en in feitelijke handeling. Bij rechtshandeling is er sprake
van een beoogd rechtsgevolg, bij een feitelijke handeling niet. Tot slot kan je feitelijke
handeling onderverdelen in: rechtmatige daad en in onrechtmatige daad.
, Art. 3:33 BW bepaalt dat voor een rechtshandeling een op rechtsgevolg gerichte wil is
vereist die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Rechtshandeling kunnen eenzijdig of
meerzijdig zijn. De eenzijdige rechtshandeling kan gericht zijn tot een geadresseerde of
ongericht. Gericht eenzijdige rechtshandeling is een voorbeeld van het opzeggen van
arbeidsovereenkomst. Ongericht eenzijdige rechtshandeling is een voorbeeld van het
opmaken van testament.
Inleiding
Onder vermogen wordt verstaan het geheel van de op geld waardeerbare rechten (de
activa) en verplichtingen (de passiva) die aan een rechtssubject toekomen.
Het BW noemt de actief-vermogensbestanddelen goederen. Een vermogensrecht is iets
onstoffelijks. Bij een goed kan ook gedacht worden aan iets tastbaars. Een zaak wordt in art.
3:2 BW gedefinieerd als een stoffelijk object dat voor menselijke beheersing vatbaar is. Lucht
is dus geen zaak.
Absolute rechten zijn rechten die tegenover iedereen gelden. Alle absolute rechten zijn
tevens zakelijke rechten. Er zijn acht absolute rechten:
1. Eigendomsrecht;
2. Erfdienstbaarheid;
3. Erfpacht;
4. Vruchtgebruik;
5. Opstal
6. Appartement;
7. Pand;
8. Hypotheek.
, Roerende en onroerende zaken
Bij zaken moet er een onderscheid gemaakt worden tussen roerende zaken en onroerende
zaken (art. 3:3 BW).
a. Onroerende zaken zijn zaken die met de grond verenigd en dus niet verplaatsbaar
zijn. Bijvoorbeeld de nog niet gewonnen delfstoffen, beplantingen en gebouwen;
b. Roerende zaken zijn zaken die niet met de grond verenigd en dus wel verplaatsbaar
zijn. Bijvoorbeeld auto’s en fietsen.
Inleiding
Waar een vorderingsrecht bestaat, moet daartegenover op een bepaald persoon een
rechtsplicht rusten om een verwachte prestatie ook inderdaad te verrichten. Is die
rechtsplicht specifiek en niet algemeen van aard dan is in beginsel aan die vereisten voor het
bestaan van een verbintenis voldaan.
Definitie verbintenis
De wet heeft geen definitie gegeven aan een verbintenis. Een wetenschappelijke definitie
van de verbintenis zou als volgt kunnen luiden: ‘Een verbintenis is een vermogensrechtelijke
betrekking tussen in beginsel twee personen waarin de één (de schuldeiser) tegenover de
ander (de schuldenaar) aanspraak kan maken op de vervulling van een prestatieplicht.’ Wil
men toch een definitie van een verbintenis formuleren, dan zijn er twee mogelijkheden:
a. Men kan uitgaan van de relatie tussen personen;
b. Men kan uitgaan van een rechtsplicht van één persoon.
Rechtsplichten die wel verbintenissen zijn
Als een verbintenis eenmaal bestaat dan kan de nakoming van de verplichting zo nodig
worden afgedwongen via de rechter. Men spreekt van een rechtens afdwingbare
verbintenis.
De natuurlijke verbintenis
Een natuurlijke verbintenis wordt aangeduid als een rechtens niet-afdwingbare verbintenis.
Natuurlijke verbintenissen kunnen ook door rechtshandelingen ontstaan.
Inleiding
De bron van contractuele verbintenissen is de obligatoire overeenkomst.
Bronnen van een verbintenis
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, voor zover dat uit de wet voortvloeit (art. 6:1 BW).
Tevens kunnen verbintenissen ontstaan uit contractuele verbintenissen (overeenkomst =
contract).
De wettelijke erkenning van contractuele verbintenissen blijkt uit art. 6:213 BW. Andere
rechtsfeiten die als bron voor de zogenoemde wettelijke verbintenissen worden erkend, zijn:
1. Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW);
2. Zaakwaarneming (art. 6:198 BW);
3. Onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW);
4. Ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnoniemeStudent010. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.20. You're not tied to anything after your purchase.