Samenvatting voor het vak Evidence Based Learning 1. Jaar 3, blok 9 van de opleiding Logopedie aan de Hanzehogeschool Groningen.
Hoofdstukken 1,3 (met uitzondering van 3.4.2), 4 en 6 uit Kalf, H. & de Beer, J. (2011). Evidence-based logopedie. Logopedisch handelen gebaseerd op wetenschappelijke ev...
Hoofdstukken 1,3 (met uitzondering van 3.4.2), 4 en 6
November 5, 2017
15
2017/2018
Summary
Subjects
ebl
logopedie
evidence based logopedie
samenvatting
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Logopedie
Evidence Based Logopedie 1
All documents for this subject (1)
2
reviews
By: cveentje • 6 year ago
By: aur-lietje • 5 year ago
Seller
Follow
vera88
Reviews received
Content preview
Literatuur EBL 1
Hoofdstukken 1,3 (met uitzondering van 3.4.2), 4 en 6 uit Kalf, H. & de Beer, J. (2011). Evidence-based
logopedie. Logopedisch handelen gebaseerd op wetenschappelijke evidentie. Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum
,Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.1 Wat is evidence-based handelen?
In de jaren 1980 ontstond evidence-based medicine als toepassing van een nieuwe wetenschappelijke
discipline, genaamd ‘klinische epidemiologie en biostatistiek’.
Evidence-based medicine = het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige
beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor individuele patiënten.
Naast de expertise van de behandelaar, de beschikbare middelen en de voorkeuren van de patiënt, is
evidentie ook een factor die van invloed is op een voorstel van een behandelaar aan een individuele
patiënt.
Evidence-based practice is niet het genereren en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, enkel
het gebruiken ervan.
Evidence-based handelen is een manier van werken die bestaat uit vijf stappen:
- De behoefte aan informatie omzetten in een beantwoordbare vraag
- Zoeken naar het beste bewijs dat de vraag kan beantwoorden
- Kritische beoordeling van het bewijs: is het valide en toepasbaar?
- Met het bewijs een beslissing nemen die past in de omstandigheden en behoeften van de
patiënt.
- Evalueren: wat is het resultaat en kan deze werkwijze de volgende keer beter en efficiënter?
1.2 Evidentie in de logopedie
Redenen waarom er aanzienlijk minder beschikbare evidentie voor logopedie te vinden is:
- De kwaliteit van de therapeut is medebepalend voor de effectiviteit van een therapie, voor
sommigen zelfs allesbepalend. Het veranderen van gedrag vraagt veel van een therapeut.
- Het is moeilijk om een uitkomstmaat betrouwbaar vast te stellen. (Zoals
overlijden/overleven).
- Logopedie en het onthouden daarvan is niet levensbedreigend. (Wel voor slikstoornissen,
want dit kan levensbedreigend zijn).
1.3 Niveaus van evidentie
Veel presentaties op bijvoorbeeld congressen betreffen veel fundamenteel of kwalitatief onderzoek.
Maar wat kunnen logopedisten hiermee in de praktijk?
Voor een antwoord op deze vraag zijn kwantitatieve onderzoeken nodig die behandelingen op een
gecontroleerde manier vergelijken, dus gerandomiseerde gecontroleerde trials (RCT’s).
Kwalitatieve onderzoeken zijn van belang om beter inzicht te krijgen in gedragsveranderingen en
processen. Een kwalitatief onderzoek kan vaak nog wel een betere publicatie opleveren dan een
onbetrouwbare kleine RCT. Het laat vooral zien dat aan onderzoek naar de meerwaarde van een
therapie of diagnostische meting jarenlang ander onderzoek voorafgaat.
Het begint meestal met de ideeën en hypotheses van deskundigen en fundamenteel onderzoek om
de hypothese te ondersteunen of te weerleggen.
Kwalitatief onderzoek is onder andere van belang om beter inzicht te krijgen in
gedragsveranderingen en processen. Case series zijn beschrijvingen van kleine aantallen patiënten;
en als patiënten (cases) op een valide manier vergeleken kunnen worden met gezonde proefpersonen
(controls), ontstaat een nog beter inzicht. RCT’s zijn nodig voor het valide vergelijken van goed
omschreven behandelingen. Maar er zijn meerdere RCT’s nodig om tot een echte uitspraak te komen
of een behandeling werkt of niet. Dat wordt gedaan doormiddel van Systematische reviews.
, In richtlijnen is evidentie (bij voorkeur van het hoogste niveau) bij elkaar gebracht om antwoord te
geven op diverse klinische vragen.
1.3.1 Dichotome uitkomsten versus continue uitkomsten
Dichotome uitkomsten = twee elkaar uitsluitende waarden: ja/nee of wel/niet
Dit betekent dat van alle patiënten na afloop van het experiment bekend is of zij wel of niet de
stoornis hebben bijvoorbeeld.
Continue uitkomsten = veranderingen die uitgedrukt zijn binnen een serie van waarden. Bijvoorbeeld
een bepaalde testuitslag met daarbij een percentielscore. Met een afkappunt zijn continue waarden
overigens weer te dichotomiseren in afwijkend/ niet afwijkend.
1.3.2 Klinische relevantie versus statische significantie
Statische significantie = de p-waarde is kleiner dan 0,05, dit betekent dat de kans dat een gevonden
verschil of effect op toeval berust kleiner is dan 5%.
Klinische relevantie = wordt in valideringsonderzoek vooral uitgedrukt in de voorspellende waarden
van een test en in interventieonderzoek, vooral in een number needed to treat (NNT).
We zullen daarnaast ook altijd moeten kijken of het gevonden statistisch significante resultaat ook
klinisch relevant is. Klinisch relevant is een verschil waarvan een clinicus vindt dat het uitmaakt voor
zijn handelen. Wanneer een nieuw middel tegen hypertensie significant effectiever is dan het oude
middel, maar het gevonden verschil in bloeddrukdaling maar 2 mm is, dan heeft dit nauwelijks enige
klinische betekenis. Verdere uitleg in hoofdstuk 4.
1.4 De PICO-vraag
De PICO-vraag is kenmerkend voor het zoeken naar klinische relevantie uit kwantitatief onderzoek.
Patient = De patiëntengroep voor wie de evidentie wordt gezocht.
Intervention = De interventie waarvan de effectiviteit (therapie) of de diagnostische waarde
(diagnose) wordt onderzocht, meestal de indexbehandeling of indextest genoemd.
Comparison = De interventie of test waarmee wordt vergeleken: de referentie- of
controlebehandeling, of de referentietest.
Outcome = De gewenste uitkomst, bij voorkeur als dichotome maat (zie boven).
Hoofdstuk 3 – Diagnostiek: beoordeling van een valideringsonderzoek
3.1 Inleiding
Positieve bevinding
Een positieve diagnostische bevinding of testuitslag betekent dat de aandoening of ziekte aanwezig
is. De gevoelswaarde is meestal echter het omgekeerde.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vera88. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.