KT1 anatomie, fysiologie en pathologie
Week 1
De student beschrijft de bouw en functie van de cel en het celmembraan
Cel = kleinste bouwsteen van het lichaam
Weefsels = cellen met dezelfde functie
Organen = bestaan uit meerdere weefsels
Orgaanstelsel = organen en structuren die gezamenlijk aan een bepaalde verrichting
werken
Cel is gevuld met cytoplasma, of protoplasma
-> water met organellen en opgeloste stoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten en zouten
Organellen = structuren in het cytoplasma
Cytosol = het waterige bestandsdeel van de cel
Celmembraan/plasmamembraan = dun vliesje dat het cytoplasma en de organellen
omgeeft
Celmembraan vormt de grens tussen intercellulair en extracellulair
Het is opgebouwd uit een dubbele laag fosfolipiden met daartussen cholesterolmoleculen
Een fosfolipide is een vetmolecuul met een kop- en staartgedeelte:
Hydrofiel = wateraantrekkend (kop)
Hydrofoob = waterafstotend (staart)
Membraaneiwitten = eiwitmoleculen in de dubbele fosfolipidenlaag
Membraanporiën = membraaneiwitten die aan weerskanten uit het cytoplasma steken en
afsluitbare kanaaltjes vormen
-> Ze dienen voor het transport van stoffen van en naar het cytoplasma
Receptoreiwit = membraaneiwit die of naar binnen of naar buiten steekt en een
antennefunctie heeft
Glycocalix = koolhydraten gehecht aan eiwitten en vetten in de membraan, ze steken
relatief ver uit
Semi-permeabel = half doorlaatbaar
,De student omschrijft hoe katabole en anabole reacties verlopen
Metabolisme = stofwisseling
-> Alle biochemische reacties die in cellen kunnen plaatsvinden
Anabole reacties: kleine moleculen samengevoegd tot grotere
-> kost energie
-> assimilatie (= opbouwstofwisseling)
Katabole reacties: grotere moleculen worden afgebroken tot kleinere
-> energie komt vrij
-> dissimilatie (= afbraakstofwisseling)
Verbranding = energierijke stof reageert met zuurstof
-> afbraakreactie
-> aerobe dissimilatie = afbraak van energierijke stoffen met zuurstof
-> verbranding in de cel = celademhaling
-> doel: vrijmaken van energie
Anaerobe dissimilatie = afbraak van energierijke stoffen zonder zuurstof
Anabolisme – assimilatie – opbouw (kleine moleculen -> grote moleculen)
Katabolisme – dissimilatie – afbraak (grote moleculen -> kleine moleculen)
Meer anabool dan katabool: meer opbouw dan afbraak -> dikker
Meer katabool dan anabool: meer afbraak dan opbouw -> dunner
De student beschrijft hoe bij dissimilatie vrijgekomen energie wordt opgeslagen in ATP
ADP (adenosinedifosfaat) -> bevat 2 fosfaatgroepen
ATP (adenosinetrifosfaat) -> bevat 3 fosfaatgroepen = energiemolecuul
Tegelijk met het derde fosfaatmolecuul wordt energie opgeslagen: energierijke binding
ATP wordt omgezet in ADP door afsplitsen van fosfaatgroep, hierbij komt energie vrij die
wordt gebruikt voor allerlei lichaamsprocessen
De vrijgekomen energie wordt in ATP vastgelegd
Enzymen (eiwitten) versnellen de reactie:
- Reactiespecifiek
- Temperatuur specifiek -> in het lichaam 37°C
, - Zuurgraad specifiek
- Co-enzym nodig
De student omschrijft de belangrijkste transportmechanismen waarmee stoffen in en uit
de cel worden gebracht
Passief transport = cel speelt geen actieve rol en het kost geen energie
o Diffusie = hoge concentratie naar lage concentratie via permeabel
(doorlaatbaar) membraan
o Osmose = (diffusie van water via semipermeabel (halfdoorlaatbaar)
membraan) lage concentratie naar hoge concentratie
Kristalloïd-osmotische druk (KOD) = de zuigende kracht veroorzaakt
door de zouten in een oplossing
Colloïd-osmotische druk (COD) = eiwitten worden omringd door water
en veroorzaken een osmotische zuigkracht
Actief transport = deeltjes van lage concentratie naar hoge concentratie, kost
energie (ATP)
o Enzymatische pomp: stoffen worden m.b.v. enzymen door celmembraan
geluisd
Enzymen -> transporteiwitten
Ionenpomp bij vervoer van geladen deeltjes
o Blaasjestransport: de celmembraan stulpt om de stof heen en vormt een
blaasje
Endocytose = stoffen naar binnen
Exocytose = stoffen naar buiten
Fagocytose = als de opgenomen deeltjes een vaste stof vormen
Pinocytose = als het een vloeistof is
Diffusie = het stromen van opgeloste stoffen van een gebied van een hoge
concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een lage concentratie opgeloste
stoffen
Osmose = diffusie van water; het water stroomt van een gebied met een lage
concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste
stoffen
Isotoon = oplossing met gelijke osmotische waarde aan de osmotische waarde van de
cel
Hypotoon = oplossing met lagere osmotische waarde dan de osmotische waarde van
de cel
Hypertoon = oplossing met hogere osmotische waarde dan de osmotische waarde
van de cel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yanniekjongkind. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.