De discussie over de reikwijdte van het vrije rechterlijke oordeel hangt samen met de
opvatting die men heeft op de verhouding tussen rechter en wetgever. Daarbij bestaan
meerdere richtingen. Sommigen menen dat de rechter nauw moet aansluiten bij de
opvattingen van de wetgever, vanuit de gedachte dat de afweging van belangen beter
kan geschieden door een (democratisch samengestelde) wetgever, dan door de
(benoemde) rechter. Anderen menen dat de onafhankelijke rechter een garantie biedt
tegen de waan van de dag en grillige politieke meerderheden. Kijk onder de tab "films"
voor een filmpje behorend bij deze leereenheid.
RONALD DWORKIN [BEGINSELEN WAAR DE RECHTER ZICH AAN MOET
HOUDEN]
Om de rechterlijke vrijheid enigszins binnen de perken te houden, moet
aannemelijk worden gemaakt dat de rechter ook in moeilijke / bijzondere gevallen
gebonden is aan de wet.
Volgens Dworkin is de rechter ook in moeilijke gevallen gebonden aan het recht
en wordt zijn oordeelsvorming door het recht bepaald. Het enige verschil is dat
men in moeilijke gevallen niet terug kan grijpen op een regel, maar op
beginselen.
Dworkin stelt dat de rechter is gehouden om dergelijke standaarden, normen en
beginselen mee te laten wegen in het recht. Een voorbeeld is de rechtszaak
waarin een kleinzoon zijn grootvader heeft vermoord om aanspraak te maken op
de erfenis. Volgens de wet voldeed de kleinzoon aan alle vereisten om aanspraak
te maken op de erfenis. Echter bepaalde de rechter dat de kleinzoon uitgesloten
moest worden van de erfenis. Dit was niet op basis van een regel maar op basis
van een beginsel, te weten dat niemand voordeel mag trekken uit een door hem
begane onrechtmatige daad.
Dworkin deelt dus het standpunt niet van Hart dat bij afwezigheid van eenduidige
regels een rechter vrije oordeelsruimte heeft. De rechter is dan namelijk toch
gebonden aan beginselen.
1/7
, Waarom vindt Dworkin het zo belangrijk dat rechters geen vrije
oordeelsruimte hebben in moeilijke gevallen?
Omdat, als Llewellyn en Hart gelijk zouden hebben de rechter discretie zou
hebben of wel in alle gevallen = Llewellyn ofwel alleen in moeilijke gevallen =
Hart, men niet zou kunnen zeggen dat de burger een verplichting heeft om de
wette gehoorzamen. De verplichting om de wet te gehoorzamen zou dan pas
ontstaan op het moment dat de rechters in zijn beslissing op deze regel een
beroep doet. Er is dan niet altijd een wettelijke verplichting omdat iemand dan niet
weet welke regel van toepassing werd geacht door de rechter.
Tevens acht Dworkin het van belang dat de rechter zich in moeilijke gevallen niet
schuldig maakt aan wetgeving met terugwerkende kracht.
Volgens Dworkin zijn er twee verschillen tussen regels en beginselen:
1. Regels hebben een alles-of-niets karakter. Ze zijn toepasbaar of niet.
Beginselen daarentegen zijn niet bepalend voor de juridische oplossing die
wordt gevonden. Beginselen wijzen slechts in een bepaalde richting waarin de
oplossing moet gezocht. Ze leveren niet voldoende redenen voor een
bepaalde oplossing.
2. Wanneer regels met elkaar conflict zijn, is er slechts een geldig. Bij beginselen
die conflicteren met elkaar kunnen beide toch geldig zijn en dienen tegen
elkaar te worden afgewogen. Ook als er een de doorslag geeft, maakt het
daarmee niet het andere beginsel ongeldig.
Dworkin is van mening dat de rechter verplicht is bepaalde beginselen mee te
laten wegen. Het zijn rechtsbeginselen. Indien iedereen zomaar een beginsel uit
zou kunnen kiezen die zijn of haar voorkeur heeft, dan zijn alle regels
onvoorspelbaar en kunnen deze worden veranderd en herroepen.
Dworkin beantwoord zowel de normatieve als de feitelijke vraag naar
rechtsvinding. Hij beweert namelijk dat wat rechters feitelijk doen, niet strookt met
de gedachte van discretie. Rechters laten zich volgens Dworkin in de praktijk door
beginselen leiden. Dit is goed omdat anders het recht onvoorspelbaar zou
worden. Rechters behoren zich te laten leiden door beginselen. Hiermee geeft hij
antwoord op de normatieve vraag hoe het proces van rechtsvinding behoort te
verlopen.
Llewellyn zou waarschijnlijk niet overtuigd zijn van Dworkin’s standpunt. Omdat
het feit dat rechters soms een beroep doen op beginselen dit niet betekent dat
2/7
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AntonOudeMiddendorp. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.