1. Ivan Pavlov klassieke conditionering.
Een vaste stimulus-responsreactie wordt opgeroepen door steeds een stimulus te geven
maar uiteindelijk iets anders te doen. Hond Belletje Eten associatie. Instinctief gedrag.
De stimulus bepaalt de respons.
John Watson conditionering van emoties.
- Angst
- Woede
- Liefde
Deze emoties zie je bij baby’s zonder dat dit aangeleerd is. Angst kun je afleren door iets engs
te laten zien en tegelijkertijd iets positiefs te laten zien. Zo krijgen ze een positieve ervaring
bij het geen wat ze eng vinden.
Burrhaus Skinner Operante conditionering (instrumentale conditionering)
Beschrijft gedrag dat niet automatisch wordt uitgelokt door een stimulus maar omdat het
dier of de persoon een positieve ervaring heeft met dat gedrag in een bepaalde situatie.
- Gedrag dat beloond wordt treedt vaker op
- Gedrag dat bestraft/genegeerd wordt treedt minder vaak op
Extinctie = negeren
2. Sigmund Freud Psychoseksuele ontwikkeling Methode van vrije associatie.
- Seksualiteit staat centraal.
Seksuele energie = libido
Lichaamsdelen = erogene zones
Belangrijke erogene zones:
- Orale fase
Mond
- Anale fase
Anus
- Genitale fase
Geslacht
Oplossing van het oedipale conflict periode in de kleuterjaren waarin ze gaan beseffen dat
ze hun moeder niet volledig voor zichzelf kunnen houden, maar dat ze haar met hun vader
moeten delen. Het jongetje gaat de vader imiteren om in de gunst van zijn moeder te blijven.
Castratieangst Angst van de jongen dat zijn geslacht eraf wordt gesneden. Bij een meisje
speelt de angst dat het er al af is.
Latentiefase Interesse van het kind krijgt een minder egocentrisch en seksueel karakter.
De werking van het bewustzijn – Freud
, Het Id
- Onbewust deel dat is afgesloten van de buitenwereld
- In het begin is de baby volledig Id
- Seksuele en destructieve impulsen
- Primitief vroegste stadium
Het ego
- Vooral bewust maar ook deels onbewust
- Staat voor rede en gezond verstand
- Realiteitsprincipe gedrag wordt uitgesteld tot het getoetst wordt aan de
werkelijkheid
- Secundair proces denken
- Probeert gedrag te voorkomen dat ongeschikt is controlesysteem
Het superego
- Deels bewust, deels onbewust
- Tweede controlesysteem moreel
Bestaat uit twee delen;
1. Het geweten kritisch, bestraffend
2. Het ego-ideaal positieve aspiraties (verlangens)
Het ego moet drie meesters dienen
1. Het Id
2. De realiteit
3. Het superego
Het ego is zwak, het heeft zelf geen eigen energie. Daardoor is het vatbaar voor verschillende
soorten angsten
1. Neurotische angst Dat het ego het Id niet kan beheersen
2. Morele angst Als het straf van het superego verwacht
3. Realistische angst Als het gevaar van de buitenwereld voelt (angst)
Freud noemt relaties met anderen objectrelaties. De eerste 6 maanden is een kind object
loos = het interacteert nog niet.
Anaclistische identificatie Het kind probeert de dierbare dicht bij zich te houden
Identificatie met de agressor (aanvaller) verwijzing naar het aannemen van het gedrag van
de processor in een poging agressie te vermijden
5 verschillende fasen
,Fase 1: orale fase geboorte tot 1,5 jaar
In de eerste zes maanden is een kind object loos het kind heeft geen besef van het bestaan
van anderen. Na die zes maanden begint het kind meer besef te krijgen, vooral van de
moeder. Wanneer zij dan ook weggaat wordt het kind angstiger.
Fase 2: anale fase van 1,5 tot 3 jaar
Het kind moet zindelijk worden. Sommige kinderen vechten terug door zich doelbewust te
bevuilen. Deze reactie wijze noemt Freud: Anaal-expulsieve karakter.
Het tegenovergestelde is: Anaal-compulsieve karakter. Dit wordt gekenmerkt door:
ordelijkheid, betrouwbaarheid en netheid.
Fase 3: fallische fase of oedipale fase van 3 tot 6 jaar
Begint bij jongens wanneer ze belangstelling voor hun penis krijgen. Dit orgaan prikkelt de
nieuwsgierigheid. Hierdoor ontstaat een seksueel verlangen van de jongen naar de moeder.
Vader wordt gezien als rivaal. Hij probeert dit conflict op te lossen door repressie =
onderdrukking van mijn seksuele gevoelens. Uiteindelijk accepteert het kind de morele
waarden van zijn ouders en internaliseert hij deze in een superego.
Fase 4: latentiefase ongeveer 6 tot 11 jaar
Relatief rustige periode. Seksuele en agressieve fantasieën zijn opgelost maar niet
verdwenen.
Fase 5: puberteit ongeveer 11 jaar voor de meisjes, en 13 voor de jongens
Vrij maken van ouders. Ascetisme = het afweren van fysiek genot.
Intellectualisatie = de problemen van seksualiteit en agressie in abstracte banen proberen
te leiden door redenering.
Maria montessori sensitieve perioden van de ontwikkeling
Sensitieve perioden genetisch geprogrammeerde tijdblokken, waarin het kind speciaal
openstaat en gemotiveerd is voor het leren van bepaalde taken.
6 sensitieve perioden
1. Lopen
2. Oog voor detail (tussen 1 en 2 jaar)
Volwassenen vinden deze aandacht vaak verbazingwekkend.
3. Taal (de eerste maanden tot 10 jaar)
Kinderen leren taal heel snel.
4. Ordening (eerste drie jaar)
Kind vindt het prettig om op te ruimen en orde te scheppen.
5. Het gebruik van de handen (18 maand en 3 jaar)
Ze grijpen constant naar voorwerpen. In de twee jaar daarna verfijnen ze hun tastgevoel en
bewegingen.
6. Fijne motoriek
Een gemis in deze methode van Montessori is dat er te weinig aandacht is voor de sociale
interactie. Er is weinig plaats voor emoties.
Jean Piaget de cognitieve ontwikkeling
, Schemata mentale patronen (hond is dier op vier poten)
Assimilatie schemata gebruiken
Accommodatie schemata aanpassen; een kat heeft ook vier poten maar is geen hond.
Volgens Piaget is het spel het principe van assimilatie belangrijker dan dat van
accommodatie. Het gaat in het spel dus meer om het inpassen van nieuwe gebeurtenissen in
een bestaande manier van denken, dan om het reorganiseren van het denken om er nieuwe
gebeurtenissen in te passen.
Vier stadia van cognitieve ontwikkeling
Periode 1: Sensomotorisch handelen (geboorte tot 2 jaar)
Wereld van hier en nu, geen objectpermanentie = besef dat er iets wel bestaat ookal zie je
het niet.
Periode 2A: Pre-conceptuele fase (2-4 jaar)
Kind beheerst; objectpermanentie en globale classificatie van voorwerpen. Ze hebben
moeite met het onderscheiden van op elkaar lijkende dingen.
Periode 2B: Intuïtieve fase (4-7 jaar)
- Egocentrisch wereldbeeld, moeite met objectieve standpunten.
- Logisch denken wordt overheerst door perceptie = het gene wat ze zien
Voorbeeld: conservatie-experimenten drinken overschenken in ander glas.
Periode 3: Concrete operaties (7-11 jaar)
Kind beheerst perceptie.
Periode 4: Formele operaties (11-14 jaar)
Kinderen leren cognitieve vaardigheden toe te passen.
Animisme = het kind ervaart geen scheiding tussen leven en levenloos
Adaptatie = de aanpassing van denkstructuren op basis van nieuwe ervaringen
Dit kent twee vormen; assimilatie en accommodatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elzedejong1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.