In dit document staat een complete samenvatting van het vak Strafprocesrecht Verdieping. De gehele stof staat in dit document. Zowel de hoorcollege-aantekeningen, als de werkgroep-aantekeningen (geen uitwerking van de opdrachten), als de uitwerking van de jurisprudentie (erg overzichtelijk!!), als ...
WEEK 1
Introductie: werking EVRM, EHRM en EU ihkv voorarrest en het politieverhoor
Leeswijzer
In deze week gaan we allereerst in op het recht van de verdachte op bijstand door een advocaat voorafgaand en tijdens
het politieverhoor. In de bachelor is al gebleken dat dit recht in belangrijke mate voortvloeit uit de jurisprudentie van het
EVRM. We gaan nu nader bestuderen op basis van welke uitgangspunten dat is gebaseerd. Daarbij zullen we zien dat
het EHRM er waarde aan hecht dat óók in de voorfase van het strafproces – die in Nederland heel belangrijk is – al
zoveel mogelijk wordt gegarandeerd dat de verdedigingsrechten die de verdachte heeft op grond van artikel 6 EVRM
niet illusoir zijn.
Ook staan we deze week stil bij de voorlopige hechtenis. Artikel 5 EVRM bevat het recht op vrijheid en veiligheid van
zijn persoon en bepaalt dat niemand de vrijheid mag worden ontnomen, behalve in de daar genoemde gevallen en
overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure. Vrijheidsbeneming mag wel, volgens artikel 5 lid 3 onder c
EVRM, indien de verdachte op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd, “teneinde voor de bevoegde
rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer er een redelijke verdenking bestaat dat hij een strafbaar feit heeft
begaan of indien redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij
dit heeft gedaan.”
Binnen het strafproces vertegenwoordigt de bevoegdheid om een verdachte te arresteren en de vrijheid te benemen
vooruitlopend op een berechting in zekere zin het ‘summum’ van overheidsmacht ten opzichte van de verdachte. Zeker
daar waar het de aanhouding en inverzekeringstelling betreft, staat het belang van de materiële waarheidsvinding
daarbij voorop.
Het is in Nederland vrij standaard dat verdachten van ernstige misdrijven voorlopig worden gehecht. Een in andere
landen gangbare praktijk zoals ‘bail’ (borgsom) is in Nederland vrijwel non-existent. Die praktijk heeft vele pennen in
beweging gebracht. Dat laat zich vooral verklaren uit het feit dat die praktijk zich niet zonder meer (goed) lijkt te
verenigen met de jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot artikel 5 EVRM. Ook strafrechters hebben zich
daarover uitgelaten, zoals blijkt uit het artikel van Janssen, Van den Emster en Trotman dat voor deze week is
voorgeschreven. Toch verandert er maar weinig en lijkt het zelfs (bijvoorbeeld in het kader van het snelrecht) in
sommige gevallen een soort automatisme te zijn dat voorlopige hechtenis wordt toegepast.
Inleiding
De studenten die de master strafrecht volgen worden verondersteld bekend te zijn met de stof die is behandeld in de
bachelor; waar nodig wordt u verondersteld deze kennis toe te (kunnen) passen. Voor studenten die de Bachelor
Rechtsgeleerdheid in Utrecht hebben behaald, betreft het in ieder geval de vakken: Inleiding Strafrecht, Materieel
Strafrecht en Strafprocesrecht.
Het strafprocesrecht bevat een systematisch geheel van regels. Deze regels hebben een tweeledig karakter: het gaat om
toedeling van bevoegdheden aan de in een strafprocedure betrokken personen en instanties, maar ook om het
clausuleren en begrenzen van die bevoegdheden. Doel van deze systematische regeling van het strafproces is de
verwezenlijking van het materiële strafrecht; het strafproces vormt ‘de noodzakelijke schakel tussen het strafbaar feit en
de door de rechter op te leggen strafrechtelijke sanctie’. De toedeling en de begrenzing van strafvorderlijke
bevoegdheden vindt ook in een ander opzicht niet in het luchtledige plaats: de clausulering van de bevoegdheden vindt
immers haar grond in de omstandigheid dat de uitoefening daarvan nogal eens gepaard gaat met inbreuken op
grondrechten en vrijheidsrechten van burgers. Deze rechten zijn op verschillende plaatsen in het positieve recht
Pagina 1 van 121
,vastgelegd. De belangrijkste grondrechten en vrijheidsrechten vinden we niet alleen in onze Grondwet, maar ook in
verschillende internationale regelingen, zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de
fundamentele Vrijheden (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name het EVRM en
de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, EHRM (Straatsburg), zijn de laatste decennia
belangrijke factoren geweest voor de ontwikkelingen op het terrein van strafprocesrecht (en overigens ook op het vlak
van het civiele- en bestuursprocesrecht). Om deze reden wordt in deze cursus ingegaan op de invloed van de EHRM-
rechtspraak op kernleerstukken van het nationale strafprocesrecht.
Deze cursus richt zich op de doorwerking van deze jurisprudentie in het Nederlands strafprocesrecht. Beoogd wordt
vanuit de invalshoek van het EVRM/EHRM een verdieping te bieden van belangrijke strafprocessuele leerstukken.
Verspreid over zeven weken worden verschillende artikelen uit het EVRM in samenhang met de uitleg daaraan gegeven
door het EHRM behandeld. Vervolgens wordt bezien hoe deze uitspraken van het EHRM een doorwerking hebben
gekregen in de uitspraken van de Hoge Raad en in de Nederlandse wetgeving.
Met betrekking tot de bestudering van de jurisprudentie van het EHRM
- Bij bestudering van de jurisprudentie van het EHRM geldt dat er een aantal vaste uitgangspunten is die het EHRM
hanteert. Deze zijn terug te vinden in de uitspraken van het EHRM onder ‘general principles’ en worden gegeven
voorafgaand aan de uitspraak van het EHRM over de vraag of in de voorliggende zaak sprake is van een
verdragsschending. Van belang voor het strafprocesrecht is daarbij dat het EHRM niet fungeert als feitenrechter (net
zomin als de Hoge Raad); het EHRM oordeelt enkel of in de voorliggende zaak sprake is van een schending van het
EVRM door de lidstaat.
- Van belang is bovendien dat een klacht dat een lidstaat het EVRM heeft geschonden zich meestal niet beperkt tot de
stelling dat één verdragsbepaling is geschonden, maar dat er meerdere verdragsbepalingen zijn geschonden. Dat
brengt met zich dat het EHRM uitspraak moet doen over meerdere rechtsvragen, die in onderlinge samenhang
worden bezien. Daarbij geldt dat het niet zo is dat een geconstateerde schending van een bepaalde verdragsbepaling
dwingend leidt tot het aannemen van schending van een ander artikel. Het EHRM baseert zijn oordeel namelijk op
een afweging van de ‘procedure as a whole’, waarbij aandacht is voor de omstandigheden van het geval. Dat betekent
dat handelingen van de nationale strafvorderlijke autoriteiten in samenhang worden bezien en tegen elkaar
afgewogen. Het EHRM besteedt in zijn beoordeling van de ‘procedure as a whole’ dan ook aandacht aan de vraag of
de verdachte binnen de nationale rechtsgang voldoende gelegenheid heeft gehad om zich in rechte te verweren. Met
andere woorden: het is dus niet zo dat als ergens een ‘fout’ (lees: schending) wordt geconstateerd door het EHRM –
bijvoorbeeld de verdachte wordt afgeluisterd zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag aanwezig is (lees:
schending artikel 8 EVRM) – daaruit zou moeten volgen dat het gebruik van dit bewijsmateriaal per de nitie een
schending van het recht op een eerlijk strafproces (lees: schending van artikel 6 EVRM) oplevert. Feitelijk hanteert
het EHRM ten aanzien van de vraag of de processuele waarborgen neergelegd in het EVRM door de nationale
autoriteiten zijn nageleefd een ‘materiële’ toets.
Deze ‘materiële’ toets laat onverlet dat het EVRM bepaalde waarborgen biedt waaraan de afdoening van een strafzaak
op nationaal niveau heeft te voldoen. Met name artikel 6 EVRM is hier van belang; de daaruit af te leiden processuele
rechten van de verdachte worden in de opeenvolgende weken behandeld. Daarbij is van belang op te merken dat het
EHRM oog heeft voor de kwetsbare positie waarin de verdachte burger jegens de strafvorderlijke overheid verkeert.
Met name in het op de continentale rechtstraditie gebaseerde Nederlandse strafprocesrecht is geen sprake van gelijke
(machts)verhoudingen: het openbaar ministerie heeft meer middelen en expertise ter beschikking dan de gemiddelde
verdachte. Artikel 6 EVRM garandeert echter dat, ongeacht de rechtstraditie, sprake moet zijn van een eerlijk
strafproces, met daarin besloten de notie van ‘equality of arms’. Aldus moeten de scheve verhoudingen tussen het
openbaar ministerie en de verdachte waarvan sprake is in het Nederlandse strafproces worden ‘rechtgetrokken’.
Middelen daartoe zijn het recht op bijstand door een raadsman, het recht op het kennisnemen van de stukken
(procesdossier) en het recht om door het openbaar ministerie aangebracht bewijs te betwisten, onder andere in de vorm
van het recht op het (doen) ondervragen van getuigen (en deskundigen) en het recht op contra-expertise. Bij dit alles
Pagina 2 van 121
fi
,geldt als uitgangspunt dat de verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling en recht heeft op
berechting door een onpartijdige rechter.
Tot slot, wat betreft de vraag naar de compensatie van een geconstateerde schending geldt dat het EHRM volstaat met
het constateren van deze schending en een oordeel geeft over ( nanciële) compensatie. Het kan zijn dat het EHRM de
enkele constatering van de schending voldoende vindt, maar ook kan worden besloten tot toekenning van nanciële
compensatie. Het EHRM geeft echter geen oordeel over de vraag of, en hoe de geconstateerde schending doorwerking
zou moeten hebben in het nationale strafprocesrecht. Nederland heeft daarin voorzien met artikel 457 lid 1 sub b Sv,
waar staat vermeld dat een uitspraak van het EHRM aanleiding kan geven tot herziening, indien door het EHRM is
vastgesteld dat Nederland in de procedure die tot de veroordeling heeft geleid de in het EVRM opgenomen
strafprocessuele waarborgen heeft geschonden.
Korte recapitulatie EVRM en EU
Korte recapitulatie EVRM en EU
Mensenrechten en grondrechten worden steeds belangrijker voor het strafrecht omdat ze inbreuk maken op die
grondrechten van de verdachte. Denk aan het recht op vrijheid etc. Jurisprudentie is belangrijk en leidend geweest in de
manier waarop we in Nederland het proces inrichten. We gaan het hebben over verdedigingsrechten deze week. OM is
natuurlijk heel sterk en daartegenover staan de verdedigingsrechten.
Artikel 17 Grondwet
Sinds 30 augustus staat het recht op een eerlijk proces in de Grondwet. Volgens dit artikel heeft ieder heeft bij het
vaststellen van zijn rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde
vervolging recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent. Eerst stond dit niet in de wet en
haalden we het alleen uit artikel 6 EVRM, maar sinds nu is het dus wel in de wet te vinden. De rechter mag niet toetsen
aan de grondwet, maar wel aan het verdrag. Is dit dan een loze bepaling? Of voegt het wel wat toe?
Artikel 6 EVRM
Daarnaast hebben we artikel 6 EVRM. Lid 3 is speci ek voor het strafproces, met bijstand van een raadsman, getuigen
oproeping etc. Daarover is veel jurisprudentie. Maar lid 3 formuleert dus de deelrechten die uitwerking zijn van het
recht op een eerlijk proces. En soms wordt een van die rechten geschonden, maar dan kijkt de rechter altijd naar de
proceedings as a whole. Dus ja, niet de gelegenheid gehad getuigen te ondervragen, maar de proceedings as a whole
waren wel eerlijk.
- 1 – “Bij (…) het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op
een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak (…)”
- 3 – “Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:
- onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de
reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;
- te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;
- zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet
over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te
kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen;
- de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à
décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge (…)”
EVRM
Er wordt niet alleen gekeken naar of alle regels zijn nageleefd, maar we kijken ook als ze niet zijn nageleefd, hoe we het
kunnen oplossen. Is er reparatie mogelijk voor de verdediging? Het hangt ook af van het maatschappelijke belang van
Pagina 3 van 121
fi fi fi
, de zaak. Het is dus een behoorlijke evenwichtskunst. Dus we denken niet: niet rechtmatig, schending en dus in strijd
met artikel 6, nee we kijken: is er een reparatiemogelijkheid aan de verdediging aangeboden zodat de proceedings as a
whole niet onrechtmatig was en niet eerlijk.
EHRM hanteert als uitgangspunt dat de rechten neergelegd in artikel 6 lid 3 EVRM speci eke aspecten zijn van het
recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. Daarom worden klachten over schending van een
speci ek recht (lid 3) altijd mede beoordeeld aan de hand van het recht op een eerlijk proces (lid 1). En dan geldt als
uitgangspunt: niet elke inbreuk op een speci ek recht leidt tot schending: “proceedings as a whole” Having regard to
the rights of the defence but also to the interests of the public and the victims that crime is properly prosecuted and,
where necessary, to the rights of witnesses.
Verdedigingsrechten tijdens vooronderzoek en onderzoek ter terechtzitting
Verdedigingsrechten tijdens het vooronderzoek
We hebben het dus over een eerlijk proces dat wordt beoordeeld door de rechter. Maar juist in een strafzaak zijn er een
heleboel handelingen die nog voor het zicht van de rechter plaatsvinden. Het EHRM zegt dat ook in die fase, net na de
aanhouding, je de verdedigingsrechten al kunt claimen. En in sommige gevallen zien we zelfs dat het hof zegt dat het
nog eerder kan, bijvoorbeeld in geval van uitlokking. Het niet naleven van de procedurele waarborgen kan een dodelijk
effect hebben op de strafzaak, maar het kan ook rechtgetrokken worden als er veel fouten zijn gemaakt.
Met name artikel 6 lid 3 EVRM
Hoewel artikel 6 lid 1 EVRM spreekt over “fair trial”, hebben met name de rechten van artikel 6 lid 3 EVRM ook
betekenis voor het vooronderzoek: “(…) the guarantees of Article 6 are applicable from the moment that a criminal
charge exists (…) and may therefore be relevant during pre-trial proceedings if and in so far as the fairness of the trial
is likely to be seriously prejudiced by an initial failure to comply with them (…).” Zie Ibrahim, r.o. 253. Zie
bijvoorbeeld ook Salduz, r.o. 53-54.
Twee aspecten:
a. Notie van een eerlijk proces klinkt reeds door in voorfase, met name als de eerlijkheid van het strafproces reeds
in het vooronderzoek serieus ondermijnd dreigt te worden.
b. Soms geen (nadere) belangenafweging: schending van een (speci ek) verdedigingsrecht leidt zonder meer tot
schending van recht op een eerlijk proces.
Zie bijvoorbeeld: EHRM 9 juni 1998, NJ 2001/471 (Texeira de Castro) en EHRM 5 november 2002, NJ 2004/262
(Allan).
Waarom hebben we verdedigingsrechten?
Ten eerste vloeien ze voort uit artikel 6 EVRM en hebben wij ze daarom geïmplementeerd. Het is belangrijk om een lijn
te brengen in de strafprocessen van verschillende landen. Er zijn meerdere landen betrokken in de EU en daarom is het
van belang dat we overal hetzelfde hanteren. Door middel van wederzijdse erkenning. En het concept wederzijdse
erkenning werkt alleen als de waarborgen in de EU overal gelijk zijn. We willen het gevoel hebben dat we kunnen
vertrouwen op andere lidstaten, zodat we het betrouwbaarheid van het bewijs maar eenmaal hoeven te beoordelen. En
andersom, willen we iemand overgeleverd krijgen en erop kunnen vertrouwen dat hij daar ook als verdachte wordt
aangemerkt. Daarom zijn de onderstaande richtlijnen ontstaan. Artikel 82 Verdrag betreffende werking van de Europese
Unie (VWEU): eist justitiële samenwerking gebaseerd op beginsel van wederzijdse erkenning (rechterlijke
beslissingen).
• Europees arrestatiebevel (Overleveringswet)
• Europees onderzoeksbevel (artikel 5.4.1 Sv e.v.),
• Europees bevriezingsbevel (artikel 5.5.1 Sv e.v.).
Pagina 4 van 121
fi fi fi fi
, • Europese Toezichtmaatregel als alternatief voorlopige hechtenis (artikel 5.7.1 e.v.)
6 richtlijnen verdedigingsrechten
Deze zijn in de afgelopen 10 jaar uitgevaardigd en in Nederland omgezet. Het recht op informatie en het recht op
toegang tot een raadsman zijn van groot belang.Stockholm-programma: routekaart verdedigingsrechten:
A. Vertolking en vertaling, Rl. 2010/64/EU
A. Omzetting: Kamerstukken 33355; Stb. 2013/85
B. Recht op informatie, Rl. 2012/13/EU
A. Omzetting: Kamerstukken 33871; Stb. 2014/433
C. Toegang tot raadsman, Rl. 2013/48/EU
A. Omzetting: Kamerstukken 34157; Stb. 2016/475
D. Versterking aspecten onschuldsvermoeden, Rl. 2016/343/EU
A. Omzetting per 1/4/2018 – MvJ&V: bestaande regelgeving voldoet! Stcr. 2018/18991
E. Rechtsbijstand voor verdachten, Rl. 2016/1919/EU
A. Omzetting per 25/5/2019 – MvJ&V: bestaande regelgeving voldoet! Stcr. 2017/59575
F. Procedurele rechten voor minderjarige verdachten, Rl. 2016/800
A. Omzetting: Kamerstukken 35116; Stb. 2019/180 (iwtr. 1 juni 2019)
Rechten van de verdachte
Het is gebruikelijk dat dwangmiddelen tegen verdachten, maar een verdachte heeft ook rechten. Dit geldt allemaal dus
niet als iemand nog helemaal niet als verdachte kan worden aangemerkt. En dit geldt dus op basis van de richtlijnen.
1. Recht op een tolk artikel 27 lid 4: als hij de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheerst, heeft hij recht op een
tolk. Hij mag zich laten bijstaan door een tolk. Dit recht geldt ook voor verdachten die gebrekkig horen of
spreken artikel 131b Sv. Daarnaast is het recht op een tolk te vinden in artikel 28 lid 3 Sc en artikel 29b Sv.
2. Recht op informatie artikel 27c Sv: bepaalde informatie moet verstrekt worden aan de verdachte. De verdachte
moet uiterlijk voor het verhoor te horen krijgen van welk strafbaar feit hij wordt verdacht. Ook moeten alle
verdachten, ook als ze niet aangehouden zijn, voor het verhoor begint, gewezen worden op hun rechten.
3. Zwijgrecht artikel 29 lid 1 Sv/recht op niet antwoorden: bij een verhoor hoeven verdachten niet te antwoorden.
4. Cautieplicht artikel 29 lid 2 Sv: van tevoren moet aan hem mede worden gedeeld dat hij niet hoeft te
antwoorden. Dit hele recht geldt ook niet als iemand nog niet als verdachte kan worden aangemerkt. HR Plastic
Boodschappentasje gaat over wanneer er cautie verleend moet worden.
5. Recht op rechtsbijstand artikel 28 lid 1 Sv: dit is een van de belangrijkste rechten die een verdachte heeft. Dit is
het recht op rechtsbijstand door een raadsman. Het omvat zowel de consultatiebijstand (bijstand voor het
verhoor) als verhoorbijstand (bijstand tijdens het verhoor). De verdachte kan op elk gewenst moment
verzoeken om hem de gelegenheid te verschaffen contact op te nemen met de raadsman.
6. Interne openbaarheid artikel 30 lid 1 Sv: er moet sprake zijn van interne openbaarheid van dossier-stukken. Een
verdachte heeft namelijk het recht te weten waarop de vervolging is gebaseerd. Ook kan een verdachte zich dan
op tijd voorbereiden, zodat hij tijdig tegenwoord kan geven. De verdere regels en uitzonderingen omtrent de
inhoud en inzage van het dossier staan in artikel 30-34, 127, 149a en 149b Sv.
7. Recht gehoord te worden artikel 35 lid 1 Sv: als de verdachte iets wil zeggen, moet dat kunnen, tenzij dit tegen
het belang van het onderzoek is. Nu is het zo dat de verdachte in de rechtszaal is, als hij is komen opdagen,
altijd gehoord moet worden (artikel 23 lid 2 Sv). Ook heeft hij het laatste woord als bedoeld in artikel 311 lid 4
Sv.
Recht op bijstand door een advocaat - Richtlijn 2013/48/EU
Sinds wanneer? Richtlijn 2013/48/EU is wetgeving met ingang van 1 maart 2017
Pagina 5 van 121
, EHRM Salduz t Turkije. Hierin is gezegd dat dat Nederland het niet goed deed. We waren uren aan het verhoren zonder
advocaat, terwijl er een raadsman bij het politieverhoor moest zijn. De Hoge Raad werd gewezen dat er standaard
voorafgaand aan het verhoor en ook tijdens het voor bijstand moest zijn van een raadsman. De Hoge Raad vond dat dat
niet gelezen kon worden in de uitspraak van het EHRM, maar dit bleek wel zo toen er een richtlijn kwam die zei dat
zowel voorafgaand als tijdens het verhoor een advocaat aanwezig moet zijn.
Nog geen definitie voor verhoor
Enkel in geval van verhoor heb je recht op bijstand door een advocaat. Nog steeds is er geen wettelijke definitie voor
verhoor. Dit blijft een ingewikkeld begrip. De Hoge Raad heeft geoordeeld in HR Boodschappentas, dat het vragen aan
een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon omtrent diens betrokkenheid bij een strafbaar feit,
dat er dan sprake is van verhoor. In die zaak wisten de opsporingsambtenaren dat er gestolen was en dan was de vraag
of er sprake was van een verhoor of niet. De Hoge Raad zei dat er in die zaak geen verhoor was tot de man vertelde dat
hij het tasje gestolen had. Toen was er een verdachte en sprake van verhoor, want dan praat je met een verdachte. De
definitie is niet veranderd sindsdien. En een strafbaar feit waarvoor je nog niet verdacht was? Op het moment dat je in
gesprek gat met de verdachte, gaan ineens de waarborgen gelden.
De niet-aangehouden verdachte en de aangehouden verdachte vertellen van rechten
Artikel 27c lid 2 en 3 jo 28 Sv: aan de niet-aangehouden verdachte wordt voorafgaand aan 1e verhoor mededeling
gedaan van recht op rechtsbijstand (lid 2); aangehouden verdachte wordt onverwijld na aanhouding en in elk geval
voorafgaand aan 1e verhoor schriftelijk gewezen op o.a. recht op rechtsbijstand (lid 3). Er zit dus een verschil tussen
deze twee. De aangehouden verdachte heeft dus al geen vrijheid meer en geen gelegenheid zichzelf te organiseren, maar
daarom heeft hij wel recht op een advocaat en zijn ook al je andere rechten belangrijk. Artikel 27ca Sv: in ieder geval
ook (nog eens) voorafgaand aan IVS, IBS en OTZ. Dus ook in voorgaande gevallen moet je soms opnieuw op je
rechten gewezen worden.
Afstand doen van het recht op bijstand artikel 28a en piket en eigen gekozen advocaat
Je kunt afstand doen van het recht op een advocaat. Soms wil je het zelf doen en kun je het ook zonder. Dit afstand moet
vrijwillig en ondubbelzinnig zijn. De wet regelt een aantal gevallen waarin je niet zomaar afstand kunt doen. Dan zijn er
extra eisen voor het afstand doen op een advocaat. En je krijgt een advocaat (sowieso) in de gevallen als genoemd in
artikel 28b. Je krijgt rechtsbijstand bij gevallen waar er sprake is van een feit waar 12 jaar op meer of staat. En een zaak
waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. In die zaken krijg je een piketadvocaat en in alle andere gevallen mag je
een advocaat bellen en moet die advocaat naar het politiebureau komen om je daar te spreken. Dan gaat het om minder
ernstige strafbare feiten.
• Lid 1: hulpOvJ regelt op eigen initiatief inschakeling raadsman na aanhouding kwetsbare verdachte of bij
verdenking 12-jaarsfeit (piketcentrale)
• Lid 2: hulpOvJ regelt op verzoek verdachte van v.h.-feiten via piketcentrale inschakeling raadsman
• Lid 3: telefonisch contact verdachte – raadsman bij feiten waarvoor geen v.h.
Consultatie- en verhoorbijstand
Het idee van bijstand is dat je gebeld wordt en dan moet je er binnen 2 uur zijn. Je hebt consultatiebijstand en je hebt
verhoorbijstand.
Consultatiebijstand
Voor consultatiebijstand heb je in beginsel een half uur. Er zijn wel wat uitzonderingen voor gevallen waarin de tijd
dringt en dan wordt de 2 uur wachten op de advocaat overgeslagen, maar dat komt niet veel voor. Je bent als advocaat
nog voor het verhoor advies aan het geven (tenzij de verdachte er afstand van doet, en tenzij tenzij er sprake is van
moord of iets dergelijk, dan moet je een advocaat). Belangrijke artikelen bij consultatiebijstand zijn:
• Artikel 28b lid 4 Sv: hoofdregel is twee uur wachten op raadsman (NB: termijn voor ophouden verhoor in 56a
Sv: 9 uur voor v.h.-feiten, 6 uur voor andere feiten)
Pagina 6 van 121
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jinellvandersluijs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.84. You're not tied to anything after your purchase.