Hoofdstuk 1. Europese Unie
1.1 Internationaal recht
Het internationale recht regelt alle betrekkingen tussen staten. Binnen het internationale recht zijn
alle staten gelijk aan elkaar. De afspraken worden meestal in een verdrag vastgelegd. Een belangrijk
beginsel binnen het internationale recht is het beginsel van staatssoevereiniteit.
Staatssoevereiniteit
De overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het grondgebied van de staat en is de enige
die wet- en regelgeving kan opstellen. Oftewel: de overheid heeft staatssoevereiniteit. Dit betekent
dat andere staten niet kunnen bepalen hoe Nederland zijn regelgeving vormgeeft. Deze macht kan
op twee manieren worden beperkt: de soevereiniteit kan vrijwillig worden overgedragen of
onvrijwillig worden beperkt.
Ten eerste kan de staat beslissen om (een gedeelte van) de beslissingsbevoegdheid over te dragen
aan bijvoorbeeld een internationale organisatie. Omdat staatssoevereiniteit heel belangrijk is voor
het functioneren van de staat, zullen staten hun beslissingsbevoegdheid over het algemeen alleen
overdragen als dit het belang van het land dient en bijdraagt aan het welzijn van zijn inwoners. De
tweede manier waarop de staatssoevereiniteit beperkt kan worden, is als een land onvrijwillig de
beslissingsbevoegdheid uit handen wordt genomen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een staat wordt
binnengevallen door een ander land en dat andere land de macht overneemt.
Internationale organisaties
Staten zijn de voornaamste spelers binnen het internationale recht. Internationale organisaties
spelen echter ook een belangrijke rol. Er zijn twee soorten organisaties: gouvernementele
organisaties en non-gouvernementele organisaties.
Een samenwerkingsverband tussen staten wordt een gouvernementele organisatie genoemd. De
oprichting van zo’n organisatie gebeurt in een verdrag. In dat verdrag vermelden de lidstaten de
doelstellingen en de middelen die de organisatie heeft. Een internationale organisatie biedt staten de
mogelijkheid om samen te werken op een bepaald beleidsterrein. Staten kunnen bij het oprichten
van een organisatie kiezen of en hoeveel soevereiniteit ze afstaan aan deze organisatie. Als lidstaten
geen soevereiniteit afstaan, wordt de organisatie een intergouvernementele organisatie genoemd.
Als lidstaten wel beslissingsbevoegdheid afstaan aan de organisatie, is er sprake van een
supranationale organisatie.
Ook een groep personen kan een internationale organisatie oprichten. Een non-gouvernementele
organisatie, een ngo, is onafhankelijk van staten en heeft vaak een ideële doelstelling. Een ngo hoeft
niet internationaal te zijn. Ngo’s publiceren jaarlijks rapporten over de stand van zaken op hun
aandachtsgebied. Ze hebben niet dezelfde status als gouvernementele organisaties, maar worden
wel vaak uitgenodigd om deel te nemen aan internationale vergaderingen. Ngo’s hebben dan geen
stemrecht, maar wel een adviserende rol.
1.2 De EU en haar doelstellingen
In het Verdrag betreffende de Europese Unie staan in art. 3 de doelstellingen van de EU opgesomd.
Vrede en welzijn
Het gevolg van de verregaande samenwerking tussen de lidstaten van de EU is dat de economieën
van de Europese staten nauw met elkaar verwezen zijn. Dit heeft ervoor gezorgd dat het
welvaartsniveau in de afgelopen decennia is gestegen. Eventuele conflicten tussen lidstaten worden
,binnen de EU op diplomatieke wijze opgelost, wat ervoor heeft gezorgd dat er tussen de Europese
lidstaten geen oorlog meer is geweest. Immers, je maakt geen ruzie met je handelspartners, want dat
betekent een achteruitgang van de eigen economie. Daarbij komt dat lidstaten economisch
afhankelijk van elkaar zijn.
Vrijheid en veiligheid
Burgers van de EU mogen over het algemeen in alle lidstaten verblijven om te werken, te studeren of
te genieten van hun pensioen. Als werknemers, studenten en vakantiegangers binnen de EU kunnen
gaan en staan waar ze willen, dan kunnen criminelen dat ook. Vrij verkeer van personen heeft
zodoende ook vrij verkeer van criminaliteit tot gevolg. De EU zorgt daarom voor beleid dat het
mogelijk maakt om overal te werken en te verblijven, maar ook voor regels die de
grensoverschrijdende criminaliteit bestrijden.
Interne markt
De interne markt maakt het mogelijk dat er steeds meer gehandeld wordt tussen bedrijven die in de
lidstaten zijn gevestigd, dat er steeds meer personen over de grens gaan werken en dat iedereen
overal in de EU kan investeren. De bedoeling is dat de nationale markten steeds meer geïntegreerd
worden tot één interne markt waar alle bedrijven en personen dezelfde kansen en mogelijkheden
hebben. Deze markt is dan een ruimte zonder economische grenzen en belemmeringen.
Monetaire unie
Een gemeenschappelijke munt brengt de lidstaten nog dichter bij elkaar. Een groot aantal lidstaten is
daarom overgestapt op de euro. De euro zorgt er bijvoorbeeld voor dat de consument de prijzen van
producten en diensten in zijn eigen land snel kan vergelijken met die uit andere lidstaten, wat de
handel tussen de lidstaten bevordert. De Europese Centrale Bank is verantwoordelijk voor het
monetaire beleid. Het is belangrijk dat alle landen blijven voldoen aan de gestelde eisen, want de
euro moet een stabiele koers behouden. Deze afhankelijkheid van elkaar is een nadeel, maar er zijn
zoveel voordelen dat de meeste lidstaten willen meedoen.
1.3 Interne markt
De interne markt bestaat voornamelijk uit de volgende drie onderdelen: vrij verkeer, staatssteun en
mededinging. Europese wetgeving zorgt ervoor dat steeds meer belemmeringen op deze drie
gebieden verdwijnen. Het beginsel van vrij verkeer betekent dat de handelsstroom tussen lidstaten
niet belemmerd mag worden. Een lidstaat mag de nationale productie niet meer beschermen ten
koste van het vrij verkeer van goederen. Naast het vrij verkeer van goederen bestaat de interne
markt ook uit het vrij verkeer van diensten, personen en kapitaal.
De overheid kan in plaats van het verbieden van invoer ook subsidies verstrekken aan nationale
producenten. Met zo’n subsidie is het mogelijk voor een bedrijf om goedkoper te produceren. Het
geven van een subsidie is echter niet zomaar toegestaan. Een dergelijke subsidie kan namelijk de
interne markt schaden en oneerlijke concurrentie veroorzaken (H8). Niet alleen de overheid kan de
interne markt belemmeren, ook bedrijven kunnen met hun marktgedrag de interne markt verstoren.
Zo kunnen ze bijvoorbeeld afspreken dat ze dezelfde prijs vragen voor hun product. Dit noemen we
kartelvorming. Als alle partijen zich aan de overeenkomst houden, hebben ze daar veel voordeel bij.
De consument betaalt waarschijnlijk meer dan nodig is en de bedrijven kunnen daardoor extra veel
winst maken. Om deze reden is kartelvorming in de EU verboden. Een bedrijf heeft ook de
mogelijkheid om onevenredig hoge prijzen te vragen als het een machtspositie bezit. Het bedrijf
maakt dan misbruik van zijn machtspositie, waardoor de interne markt wordt verstoord. Ook dit is
verboden (H9 en H10).
Een eerste voordeel van de interne markt is dat het welvaartsniveau zal stijgen. Zonder de
belemmeringen die lidstaten creëren om de nationale economie te beschermen, kunnen bedrijven
, gemakkelijker over de grens handel drijven. De afzetmarkt van bedrijven wordt daardoor groter,
waardoor meer economische activiteit mogelijk is. Het tweede voordeel is een uitbreiding van de
keuzemogelijkheden. De consument heeft zodoende meer te kiezen. Het derde voordeel is dat de
interne markt voor prijsdaling zorgt, omdat er meer concurrentie is.
Er zijn nadelen van de interne markt die individuele bedrijven ondervinden, en die verbonden zijn
met de voordelen. Meer concurrentie biedt de consument voordelen, maar een bedrijf kan juist last
hebben van de extra concurrentie. Een ander voorbeeld van een nadeel is het verplaatsen van
productie naar lidstaten met een lager loonniveau. Nederlandse werknemers worden dan ontslagen
omdat de fabriek goedkoper kan produceren in het buitenland. Verder leidt de interne markt tot
specialisatie. Nederland ontwikkelt zich als kenniseconomie, maar als er ook problemen komen met
de EU, is Nederland afhankelijk van andere landen voor de productie van veel goederen.
1.4 Beginselen
De Europese Unie is gegrondvest op verschillende beginselen. Twee van deze beginselen zullen in dit
hoofdstuk worden besproken, omdat ze belangrijk zijn voor het begrip van de stof in de volgende
hoofdstukken.
In art. 18 VwEU is het gelijkheidsbeginsel neergelegd. Let op, het gaat hier om gelijkheid om basis van
nationaliteit. Het idee achter het discriminatieverbod is dat door het verbieden van onderscheid op
grond van nationaliteit, de interne markt optimaal kan functioneren en aan iedereen dezelfde kansen
en mogelijkheden worden geboden. Er is sprake van gelijke gevallen als beide gevallen dezelfde
kenmerken hebben. Het enige kenmerk waarin ze zich van elkaar onderscheiden, is de nationaliteit.
Het verbod op discriminatie houdt niet alleen in dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten
worden, maar gebiedt eveneens dat ongelijke gevallen ongelijk worden behandeld.
Het evenredigheidsbeginsel wordt ook wel het proportionaliteitsbeginsel genoemd. Het betekent dat
altijd het minst belemmerende alternatief gebruikt moet worden om het doel te bereiken. Het
gelijkheidsbeginsel dat hiervoor werd besproken is een basisprincipe van de EU. Toch zijn er
uitzonderingen mogelijk op het verbod van onderscheid. Wanneer dit precies is toegestaan, staat
beschreven in Hoofdstuk 4. Voor nu is het belangrijk om te weten dat als het toegestaan is om
onderscheid te maken, dit alleen mag als daarmee een belangrijk doel wordt bereikt. De maatregel
waarmee men dat doel wil bereiken moet bovendien evenredig zijn. Als het doel ook met minder
zware maatregelen bereikt kan worden, is de maatregel niet evenredig.
Hoofdstuk 2. Instellingen van de Europese Unie
2.1 Europese Raad
De hoogste instelling binnen de EU is de Europese Raad. De Europese Raad sluit de verdragen: de
belangrijkste vorm van het Europees recht. De rechtsbasis voor de samenstelling en taken van de
Europese Raad is te vinden in art. 15 VEU.
Samenstelling
Staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten hebben zitting in de Europese Raad, samen met de
voorzitter van de Europese Commissie. De Europese Raad heeft een vaste voorzitter. Nederland
wordt vertegenwoordigd door de minister-president. De Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor
Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid is een lid van de Europese Commissie, maar als het over
buitenlandse zaken en veiligheid gaat, neemt deze ook deel aan de werkzaamheden van de Europese
Raad. De Hoge Vertegenwoordiger is ook een van de vicevoorzitters van de Commissie (art. 17 lid 4
VEU). Voor de rest zijn de Europese Raad en de Europese Commissie strikt gescheiden.
Taken
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellekruiter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.82. You're not tied to anything after your purchase.