Korte samenvatting Sociale Psychologie + oefenvragen met antwoorden
153 views 0 purchase
Course
Sociale Psychologie
Institution
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Book
Sociale psychologie
Een korte samenvatting van Sociale Psychologie waarbij oefenvragen zijn toegevoegd. De samenvatting bevat naar mijn inzien de belangrijkste stof om nog even kort voor het tentamen door te nemen.
Naïef realisme = de overtuiging dat ieder van ons dingen waarneemt ‘zoals ze echt zijn’.
Mensen zijn gemotiveerd om een positief beeld van zichzelf in stand te houden, deels door
hun gedrag in het verleden te rechtvaardigen.
H3
Analystisch denken = richten op de kenmerken van mensen en geen aandacht schenken aan
de context (westerse wereld).
Holistische denkstijl = richten op het geheel (Oost-Aziatische culturen).
Automatische sociale cognitie (denken is snel en automatisch)
Gecontroleerde sociale cognitie (denken kost meer inspanning en is meer weloverwogen)
Mensen die geen schema’s hebben leiden aan het syndroom van Korsakov.
Priming kan alleen invloed uitoefenen op het moment dat de informatie toegankelijk en
toepasselijk is.
Perseveratie-effect = opvattingen van mensen over zichzelf en de sociale wereld blijven
standhouden, ondanks bewijzen van tegendeel.
Bestraffingseffect = positieve opvattingen kunnen ten gevolge van bewijzen van het
tegendeel omslaan naar zeer negatieve opvattingen (ALLEEN BIJ POSITIEVE OPVATTINGEN)
Selffulfilling prophecy = zichzelf waarmakende voorspelling
(1) mensen hebben een verwachting over hoe iemand is
(2) die verwachting beïnvloedt de manier waarop ze zich tegenover diegene gedragen
(3) hierdoor gaat diegene zich consistent met de verwachting gedragen
(4) verwachting komt uit
Positieve prophecy = pygmalioneffect
Beoordelingsheuristiek = mentale aanname waarmee snel en efficiënt geoordeeld kan
worden.
Beschikbaarheidsheuristiek = gemakkelijk iets voor de geest kunnen halen
Representativiteitsheuristiek = classificeren op basis waarin het lijkt op een karakteristiek
geval
Anker- en correctieheuristiek = getal of waarde als beginpunt gebruiken en niet meer op dit
ankerpunt corrigeren.
Volgens Daniel Wegner is vrije wil een illusie.
,Tegenfeitelijk denken = je voorstellen hoe iets zou kunnen zijn als je iets anders had gedaan
(aspect van het verleden op mentaal niveau veranderen)
Gedachteonderdrukking werkt niet als beide systemen (automatische deel –
monitoringsproces – en het gecontroleerde deel – operatingproces –) niet goed werken.
H4
Attributies over mensen: conclusies vormen over hoe ze volgens ons zijn en waarom ze doen
wat ze doen.
6 belangrijkste emoties: woede, blijdschap, verrassing, angst, afschuw en verdriet.
Vermenging van effect = dat een gezicht twee verschillende emoties uitdrukt.
Manifestatieregels = welke soort emotionele uitdrukkingen mensen geacht worden te laten
zien
Emblemen = gebaren
Impliciete persoonlijkheidstheorie = ideeën over welke persoonlijkheidstrekken bij elkaar
horen. Iemand die aardig is, is ook gul.
Nauw verbonden met cultuur
‘warmte en competentie’ zijn dimensies van sociale cognitie
Attributietheorie = beschrijving van de manier hoe iemand gedrag verklaart
Intern: als gevolg van de persoon zelf, door attitude, karakter op persoonlijkheid
Extern: als gevolg van een situatie
Covariantiemodel van Kelley:
Gedrag ‘covarieert’, dus verandert in de loop der tijd. Door het ontdekken van covariantie in
iemand gedrag ben je in staat een oordeel te vormen over de oorzaak van het gedrag.
Informatie over consensus: anderen vertonen hetzelfde gedrag t.o.v. een bepaalde
stimulus
Informatie over kenmerkendheid: betrokkene gedraagt hetzelfde t.o.v. verschillende
Stimuli
Informatie over consistentie: gedrag tussen 1 betrokkene en 1 stimulus is hetzelfde
onder verschillende omstandigheden
Interne attributie: consensus en kenmerkendheid laag, maar consistentie hoog
Externe attributie: consensus, kenmerkendheid en consistentie hoog
Wanneer consistentie laag is kunnen we geen duidelijke attributie maken
Fundamentele attributiefout = neiging om situationele factoren te onderschatten en denken
dat het aan iemands persoonlijkheid ligt.
REDEN: aandacht bij persoon, onzichtbaarheid van situationele oorzaken, onwetendheid hoe
iemand het interpreteert.
Perceptuele saillantie = visuele invalshoek, dus niet de situatie
, Tweeledig proces van attributie: eerst gedrag analyseren door automatische interne
attributie, dan situatie bekijken waarna de oorspronkelijke interne attributie kan aangepast
worden. (2e stap kost meer inspanning, dus vaak overgeslagen)
Zelfdienende attributie = verklaringen van successen toeschrijven aan interne dispositionele
factoren en mislukkingen aan externe dispositionele factoren
positief zelfbeeld
Geloof in rechtvaardige wereld = persoon krijgt wat hij verdient en verdient wat hij krijgt.
H5
Zelfconcept = inhoud van hetzelf, onze kennis over wie we zijn.
4 componenten over het zelf:
- Zelfkennis
- Zelfcontrole
- Impressiemanagement (hoe we ons naar anderen presenteren, en willen dat ze ons
zien zoals we gezien willen worden)
- Zelfvertrouwen (de mate waarin we ons als goed, competent en fatsoenlijk zien)
Door rationele redenen veroorzaakte attitudeverandering = attitudeverandering die wordt
veroorzaakt wanneer men na gaat denken over redenen van eigen attitudes. (VB: voor en
tegens maken bij beslissingen)
Ouders moeten een kind prijzen op de inspanning die ze hebben gedaan wanneer ze niet zo
goed presteren.
Tweefactorentheorie van emotie = als we ons opgewonden voelen (fysiologische
opwinding/arousal), proberen we hier een geschikte verklaring voor te vinden.
Sociale vergelijkingstheorie = over onze eigen vaardigheden en attitudes leren door onszelf
te vergelijken met anderen.
Opwaarts: vergelijken met iemand die beter is
Neerwaarts: vergelijken met iemand die slechter is
Sociale afstemming = attitudes van anderen overnemen
Ego-depletion = het uitoefenen van zelfcontrole uit een gelimiteerde bron. Optimisme is een
goede buffer, daarnaast meer suiker eten, pauze nemen en oefenen.
H6
Cognitieve dissonantietheorie = een handeling verrichten die in tegenspraak is met onze
gebruikelijke opvatting over onszelf. Dit bedreigt je zelfbeeld.
Hoe reduceren?
- Gedrag veranderen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Estherscheffer97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.