Met deze aantekeningen 8.8 gehaald.
Rechtsvinding en rechtsvorming samenvatting. Bevat alle hoor- en werkcolleges. Incl. antwoorden van de werkcolleges en 1 oefententamen.
Werkcolleges.
Rechtsvinding en Rechtsvorming College 1
- Rechtstoepassing: feit past onder rechtsregel, wordt ‘mechanisch’ toegepast. Voorbeeld: het
is verboden om afval op straat te gooien en iemand gooit afval op straat. Als je dit doet, dan
krijg je een boete. Je doet dit dus je krijgt een boete.
- Rechtsvinding: de rechtsregel moet worden uitgelegd alvorens te worden toegepast.
Voorbeeld: regel bestaat al, maar de vraag is wat er dan precies onder valt. De regel is
onduidelijk en er moet uitleg worden gegeven daarna kan het worden aangepast.
De rechter moet de onduidelijke wetsbepaling interpreteren. Naast spreekbuis is de rechter
ook vertolker van de wet. Niet al het recht ligt in de wet.
L’état monarchique: staatsdiepe waarin wetten worden gemaakt, maar die wetten zijn volgens
verschillende bevolkingsgroepen opgesteld, maar er is geen eenheid. Dus de rechter kon het
niet toepassen. Rechter moet het gaan uitleggen.
- Rechtsvorming: er is geen rechtsregel, de rechter vormt nieuw recht. Voorbeeld: er is geen
rechtsregel voor een bepaalde situatie dus de rechter moet een regel vormen om tot een
oplossing te komen. Kan de rechter wel een recht vormen? De formele wetgever mag een wet
vormen en we hebben te maken met de trias politica. Als woorden geïnterpreteerd moeten
worden spreken wij niet langer over rechtstoepassing, maar over rechtsvinding. Voorbeeld:
Zonder voldoende belang komt niemand een rechtsvordering toe? Wat is nou een voldoende
belang.
Rechtstoepassing:
De rechter moet volgens de wet recht spreken: hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid
der wet beoordelen. Art. 11 Wet algemene bepalingen. Hier staat een opdracht aan de rechter om de
wet toe te passen zoals het er ligt. Hij moet het aannemen en als hij hier niks mee doet en het recht
weigert, dan kan hij uit hoofde van rechtsweigering vervolgd worden. Art. 13 Wet algemene
bepalingen. Als de rechter de wet toepast dan is hij niks anders dan een spreekbuis van de wet.
Legisme: dit is een stelsel waarin het recht kan worden toegepast. Het uitgangspunt dat al het recht in
de wet staat. In een legistisch stelsel is de rechter een spreekbuis van de wet.
L’état republicain: de republiek zegt: het uitgangspunt is dat al het recht in de wet. Dit is een
uitspraak van Montesquieu.
Heteronome rechtsvinding: rechtstoepassing. Is een tegenbeeld is een autonome rechtsvinding.
Rechtstoepassing is dus:
- algemene regel (major)
- een feit (minor)
- de conclusie
= syllogisme.
Voorbeeld:
Anne is 15 jaar
Je bent minderjarig als je de leeftijd van 18 jaar niet hebt bereikt. Art. 1:233 BW (algemene regel,
major)
Anne is 15 jaar (feit, minor)
Anne is minderjarig (conclusie)
Het uitgangspunt:
Al het recht staat in de wet (legisme)
Het recht is duidelijk/volledig
Recht kan zonder interpretatie worden toegepast op de casus (feiten)
,Is dit realiteit? Nee.
Opdracht college 1: alimentatie
Behoefte = wat heeft het kind nodig? Wat is de draagkracht van de moeder?
Hieronder treft u 5 verschillende teksten aan. Ze houden allen verband met dezelfde rechtsvraag,
namelijk of de alleenstaande ouderkop (welke is ingevoerd per 1 januari 2015) in aanmerking moeten
worden genomen bij de berekening van de behoefte van de kinderen, dan wel bij de draagkracht van
de verzorgende ouder. De alleenstaande ouderkop is een financiële bijdrage die een alleenstaande
ouder onder bepaalde omstandigheden kan ontvangen. De Expertgroep Alimentatienormen had in het
tremarapport 2015 aanbevolen om de alleenstaande ouderkop toe te rekenen aan de behoefte van
het kind. Het effect hiervan is dat de behoefte van het kind sterk vermindert, waardoor de niet
verzorgende ouder minder alimentatie hoeft te betalen. Om die reden is de aanbeveling niet door alle
gerechten gevolgd.
1. Lees tekst 1. De rechtbank Breda wijkt af van het advies van de Expertgroep
Alimentatienormen. De rechtbank geeft hiervoor vier argumenten.
a. Noem de vier argumenten. Geef nauwkeurig aan uit welk stuk tekst uw antwoord blijkt.
Argument 1: De rechtbank acht dit niet redelijk met het wettelijke uitgangspunt dat ouders gehouden
zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen (voor zover hun draagkracht dit
toelaat).
Argument 2: De rechtbank vindt dit in strijd met het wettelijke uitgangspunt dat ouders gehouden zijn
tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen (voor zover hun draagkracht dit toelaat)
Argument 3: Maatschappelijk gezien vindt de rechtbank het niet aanvaardbaar dat in de behoefte van
een kind volledig zou worden voorzien uit gemeenschapsmiddelen, terwijl er bij de niet primair
verzorgende ouder wel draagkracht is om een bijdrage aan het levensonderhoud van zijn of haar kind
te leveren.
Argument 4: De rechtbank is van oordeel dat de huidige regelgeving ook niet tot een dergelijke uitleg
dwingt, nu de alleenstaande-ouderkop bedoeld lijkt te zijn als een inkomenspolitieke maatregel,
vergelijkbaar met de alleenstaande-ouderkorting, een heffingskorting die tot 2014 bestond en niet op
de behoefte van het kind in aftrek werd gebracht
b. Geef bij ieder argument aan of deze te kwalificeren is als een interpretatiemethode of een algemeen
rechtsbeginsel.
Argument 1:
Argument 2:
Argument 3:
Argument 4:
(komen we nog op terug)
2. Lees tekst 2. De rechtbank Zeeland-West-Brabant volgt het advies van de Expertgroep
Alimentatienormen op. De rechtbank noemt hiervoor één argument.
,a. Noem dit argument. Geef nauwkeurig aan uit welk stuk tekst uw antwoord blijkt.
Argument 1: Naar het oordeel van de rechtbank dient op dit moment dan ook de rechtseenheid, zoals
door de man bepleit, te prevaleren.
b. Geef aan of dit argument te kwalificeren is als een interpretatiemethode of een algemeen
rechtsbeginsel.
Komen we nog op terug.
3. Lees tekst 3. De rechtbank Noord Holland wijkt af van het advies van de Expertgroep
Alimentatienormen. De rechtbank geeft hiervoor twee argumenten.
a. Noem de argumenten. Geef nauwkeurig aan uit welk stuk tekst uw antwoord blijkt.
Argument 1: Dit is het voorafgaande: In de wetsgeschiedenis is ten aanzien van de voorgestelde
invoering van de alleenstaande-ouderkop het volgende opgemerkt: “Werkende alleenstaande ouders
hebben in de huidige (tot 1 januari 2015) situatie recht op de aanvullende alleenstaande-ouderkorting.
Doordat de alleenstaande-ouderkop hoger is dan het fiscale voordeel dat zij nu genieten, gaan
werkende alleenstaande ouders rond het minimum er tot circa € 2.580 per jaar op vooruit. Dit komt
mede doordat zij als gevolg van deze hervorming ook de voorgestelde intensivering op de
arbeidskorting kunnen verzilveren. Het aanvaarden van werk vanuit een uitkering wordt daardoor veel
aantrekkelijker.” (Kamerstukken 33716, nr. 3, blz. 8).
Dit is dan het argument: Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het de bedoeling van de
wetgever is, dat de alleenstaande-ouderkop ten goede komt aan de alleenstaande verzorgende ouder
Argument 2: Mede omdat artikel 1:404 BW (dat bepaalt dat ouders verplicht zijn naar draagkracht te
voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen) niet is gewijzigd,
zal de rechtbank bovenvermelde aanbeveling voor zover die ziet op de alleenstaande-ouderkop
daarom niet opvolgen, en zal — anders dan de aanbeveling — bij het berekenen van de
kinderalimentatie het bedrag van de alleenstaande-ouderkop buiten beschouwing laten.”
b. Geef aan of deze argumenten te kwalificeren zijn als een interpretatiemethode of een algemeen
rechtsbeginsel.
Argument 1: Bedoeling wetgever is een wethistorische interpretatie methode.
4. Lees tekst 4: het arrest van de Hoge Raad.
a. Wat is het antwoord van de Hoge Raad op de rechtsvraag?
3.4.3
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende
alleenstaande ouderkop niet in aanmerking dienen te worden genomen bij de bepaling van de
behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden
budget ontvangt. Nu de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget
dezelfde aard en strekking hebben, bestaat er geen grond om de gestelde vraag voor deze beide
onderdelen van het kindgebonden budget verschillend te beantwoorden.”
b. Welke interpretatiemethode gebruikt de Hoge Raad om een antwoord te geven op de rechtsvraag?
Geef daarbij nauwkeurig aan uit welk(e) stuk(ken) tekst dit blijkt (onder andere door het benoemen
van de rechtsoverweging).
Ze kijken naar de bedoeling van de wetgever en die halen ze uit de kamerstukken. Dit lees je in 3.3.2
en 3.3.4 zie je dat kamerstukken erbij gehaald worden.
,Rechtsvorming: de ouderkop is niet duidelijk, de richtlijn kunnen we niks mee. De hoge raad vormt hier
een recht..
5. Lees tekst 4 en tekst 5.
Geef gemotiveerd aan hoe de uitspraak van de Hoge Raad gekwalificeerd dient te worden: als
rechtstoepassing, rechtsvinding of rechtsvorming.
Tekst 1: Rechtbank Den Haag 9 januari 2015 ECLI:NL:RBDHA:2015:1129
“Met ingang van 1 januari 2015 is, zoals eerder vermeld, een groot aantal wijzigingen in de zogeheten
kindregelingen in werking getreden. De rechtbank heeft het daarop gebaseerde, door de vrouw te
ontvangen kindgebonden budget in 2015 berekend via een proefberekening op de site van de
Belastingdienst. Dit leidt tot de conclusie dat de vrouw circa € 340,-- per maand aan kindgebonden
budget ontvangt. Indien de aanbevelingen in de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen op dit
punt zouden worden gevolgd, inhoudende dat ook in de nieuwe situatie het gehele kindgebonden
budget (inclusief de zogenaamde alleenstaande-ouderkop) in mindering wordt gebracht op de
behoefte, leidt dit ertoe dat er in dit geval geen behoefte van de minderjarige aan een bijdrage van de
man zou overblijven. De rechtbank acht dit niet redelijk en in strijd met het wettelijke uitgangspunt dat
ouders gehouden zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen (voor zover hun
draagkracht dit toelaat).
Maatschappelijk gezien vindt de rechtbank het niet aanvaardbaar dat in de behoefte van een kind
volledig zou worden voorzien uit gemeenschapsmiddelen, terwijl er bij de niet primair verzorgende
ouder wel draagkracht is om een bijdrage aan het levensonderhoud van zijn of haar kind te leveren;
de rechtbank is van oordeel dat de huidige regelgeving ook niet tot een dergelijke uitleg dwingt, nu de
alleenstaande-ouderkop bedoeld lijkt te zijn als een inkomenspolitieke maatregel, vergelijkbaar met de
alleenstaande-ouderkorting, een heffingskorting die tot 2014 bestond en niet op de behoefte van het
kind in aftrek werd gebracht. Om die reden wijkt de rechtbank af van het advies van de Expertgroep
Alimentatienormen op dit punt en handhaaft zij de vastgestelde door de man te betalen bijdrage van €
25,-- ook na 1 januari 2015.”
Tekst 2: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 10 maart 2015, C/02/278161 FA RK 14-1458 (niet
gepubliceerd)
“Bij de vaststelling van kinderalimentatie volgen de gerechten in beginsel de richtlijnen die zijn
opgesteld door de landelijke Expertgroep Alimentatienormen, dit ter bevordering van de
rechtseenheid. De rechtbank is ervan op de hoogte dat er momenteel bedenkingen zijn ten aanzien
van de desbetreffende richtlijn, doch op dit moment is niet duidelijk of er bij de behoeftebepaling een
wijziging zal komen in het al dan niet in aanmerking nemen van het huidige totale Kind Gebonden
Budget (inclusief de Alleenstaande Ouder Kop) en zo ja, per wanneer dat zal zijn. Naar het oordeel
van de rechtbank dient op dit moment dan ook de rechtseenheid, zoals door de man bepleit, te
prevaleren. De rechtbank zal dan ook de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen volgen zoals
die geldt op het moment van deze uitspraak. De rechtbank gaat ervan uit dat, indien de
berekeningswijze en/of het in aanmerking te nemen KGB bij het bepalen van de behoefte van een
kind in de toekomst mocht wijzigen, partijen in onderling overleg (kunnen) bezien wat hiervan de
gevolgen zijn voor de kinderbijdrage. Zo nodig kunnen zij zich wederom tot de rechtbank wenden.”
Tekst 3: Rechtbank Noord-Holland, 4 maart 2015, C/15/214023 / FA RK 14-1759 (niet
gepubliceerd)
, “Bij de vaststelling van kinderalimentatie volgen de gerechten in beginsel de richtlijnen die zijn
opgesteld door de landelijke expertgroep alimentatienormen.
Eén van de doelen van de Wet hervorming kindregelingen is het tegengaan van de armoedeval voor
alleenstaande ouders die vanuit de bijstand gaan werken en het aantrekkelijker maken voor
alleenstaande ouders om meer te gaan werken. In de wetsgeschiedenis is ten aanzien van de
voorgestelde invoering van de alleenstaande-ouderkop het volgende opgemerkt: “Werkende
alleenstaande ouders hebben in de huidige (tot 1 januari 2015) situatie recht op de aanvullende
alleenstaande-ouderkorting. Doordat de alleenstaande-ouderkop hoger is dan het fiscale voordeel dat
zij nu genieten, gaan werkende alleenstaande ouders rond het minimum er tot circa € 2.580 per jaar
op vooruit. Dit komt mede doordat zij als gevolg van deze hervorming ook de voorgestelde
intensivering op de arbeidskorting kunnen verzilveren. Het aanvaarden van werk vanuit een uitkering
wordt daardoor veel aantrekkelijker.” (Kamerstukken 33716, nr. 3, blz. 8).
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het de bedoeling van de wetgever is, dat de
alleenstaande-ouderkop ten goede komt aan de alleenstaande verzorgende ouder. De hiervoor
vermelde aanbeveling van de expertgroep heeft in het onderhavige geval echter tot gevolg – zoals de
vrouw ook heeft gesteld – dat de vrouw als alimentatiegerechtigde ouder er minder dan de wetgever
bedoeld heeft op vooruit gaat, omdat zij minder kinderalimentatie ontvangt. De man zou daarentegen
minder hoeven te betalen, terwijl hij wel over draagkracht beschikt om meer bij te dragen aan de
kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
Mede omdat artikel 1:404 BW (dat bepaalt dat ouders verplicht zijn naar draagkracht te voorzien in de
kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen) niet is gewijzigd, zal de rechtbank
bovenvermelde aanbeveling voor zover die ziet op de alleenstaande-ouderkop daarom niet opvolgen,
en zal — anders dan de aanbeveling — bij het berekenen van de kinderalimentatie het bedrag van de
alleenstaande-ouderkop buiten beschouwing laten.”
Tekst 4: Hoge Raad 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011
“Het gaat in deze procedure om vaststelling van de door de man te betalen bijdragen in de kosten van
verzorging en opvoeding van de twee minderjarige kinderen uit het door echtscheiding ontbonden
huwelijk tussen hem en de vrouw.
3.2.1
Op 1 januari 2015 is de Wet Hervorming Kindregelingen (WHK, Wet van 25 juni 2014, Stb. 2014, 227)
in werking getreden. Bij deze wet zijn de regelingen met betrekking tot de bijdrage van de overheid in
de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen herzien. In dat kader is de zogenoemde
alleenstaande ouderkop geïntroduceerd als onderdeel van het kindgebonden budget (zie hierna in
3.3.2).
3.2.2
In hoger beroep is in verband met deze herziening de vraag gerezen of bij de vaststelling van
kinderalimentatie voor de periode vanaf 1 januari 2015 de alleenstaande ouderkop en het overige deel
van het kindgebonden budget in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de
behoefte van de kinderen, dan wel bij de draagkracht van de verzorgende ouder. Het hof heeft
berekend dat, afhankelijk van de zojuist vermelde keuze, de door de man met ingang van 1 januari
2015 te betalen kinderalimentatie uitkomt op € 23,--, respectievelijk € 134,-- per maand. In de eerste
berekening wordt het kindgebonden budget inclusief de alleenstaande ouderkop in zijn geheel in
aanmerking genomen, en wel bij de vaststelling van de behoefte van de kinderen; in de tweede
berekening wordt de alleenstaande ouderkop in aanmerking genomen bij de vaststelling van de
draagkracht van de vrouw, die de verzorgende ouder is.
3.3.1
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cicelini. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.