In deze samenvattingen staan alle leerdoelen van Inleiding Onderwijswetenschappen blok 2 (basiscollege 4 t/m verdiepingscollege 6). Ieder leerdoel is uitgewerkt aan de hand van de literatuur voor dit vak, en de toelichtingen tijdens de colleges. Alle leerdoelen die terugkomen op deeltoets 2 zijn in...
1. Studenten kunnen een definitie geven van een organisatie. (Onthouden)
Sociale entiteiten die gericht zijn op een doel, ontworpen zijn als systemen van bewust
gestructureerde en gecoördineerde activiteiten, en verbonden zijn met de externe omgeving.
2. Studenten kunnen de vijf door Bryk (2010) onderscheiden kenmerken van een
schoolorganisatie toelichten. (Onthouden/ begrijpen)
1. Ondersteuning van het onderwijs
Samenhangend instructie/begeleidingssysteem met duidelijke taken, instructie
en feedback.
2. Professionele capaciteit
Kwaliteit van docenten, samenwerking tussen docenten en de professionele
ontwikkeling van de docenten.
3. Verbondenheid met ouders en de gemeenschap
Een goede relatie tussen ouders-gemeenschap-school. Het is bewezen dat een
sterke relatie hiertussen de motivatie van leerlingen bevordert.
4. Leerlinggericht leerklimaat
De leerling staat centraal. Leeromgeving wordt vormgegeven op een manier
die past bij de leerling.
5. Leiderschap
Leiderschap dat verandering stimuleert. De schoolleider onderhoudt relaties
met de gemeenschap, zorgt voor samenwerking binnen het team en is
verantwoordelijk voor het leren van de kinderen.
3. Studenten kunnen een professionele leergemeenschap definiëren door deze af te
zetten tegen andere samenwerkingsvormen (Bruns & Bruggink, 2016).
(Onthouden)
Een klein team dat regelmatig bij elkaar komt om op een gestructureerde wijze kennis en
ervaring te delen rond een relevant thema, waarbij de inzichten direct praktisch toegepast
worden om het onderwijs of de onderwijsinstelling te verbeteren.
4. Studenten kunnen de resultaten van de studie van Bryk (2010; Consortium on
Chicago School Research) toelichten, inclusief het belang van interactie tussen
schoolorganisatorische factoren, relational trust en omgevingskenmerken (sociaal
kapitaal en leerlingen in nood). (Begrijpen)
De studie van Bryk (2010) onderzocht wat de
oorzaak is dat sommige scholen zich heel goed
kunnen verbeteren, terwijl andere scholen dat
niet lukt. Dit werd onderzocht bij veel
verschillende basisscholen in Chicago waar
leerlingen zeer lage of ondergemiddelde
prestaties behaalden. Het werd gemeten aan de
,hand van de lees- en rekenprestaties van de leerlingen. Goede samenhang tussen deze
aspecten van een schoolorganisatie vergroot de kwaliteit en de effectiviteit van de school.
Relational trust = een goede schoolleider bevorderd relaties binnen en met de school.
5. Studenten kunnen verschillende factoren benoemen die de schooleffectiviteit
beïnvloeden en hierbij onderscheid maken tussen factoren op klas-/
instructieniveau (micro) en schoolniveau (meso) (Bryk, 2010; Creemers &
Sleegers, 2009, p.122-123; Hoy & Miskel, 2008). (Onthouden en begrijpen)
Voorbeelden van factoren op microniveau:
Frequente evaluatie
Het geven van huiswerk
Heldere presentatie van de leerstof
Relatie tussen leerkracht en leerling
Het hebben van hoge/lage verwachtingen
Voorbeelden van factoren op mesoniveau:
Alles dat valt binnen de vijf kenmerken van een schoolorganisatie (ondersteuning v/h
onderwijs, professionele capaciteit, verbondenheid met ouders en gemeenschap,
leerlinggericht leerklimaat & leiderschap).
6. Studenten kunnen het verschil uitleggen tussen de manier waarop factoren op
microniveau en factoren op mesoniveau schooleffectiviteit beïnvloeden.
(Begrijpen)
Factoren op microniveau beïnvloeden direct de leerprestaties van het kind, omdat ze de
effectiviteit van het onderwijs bepalen. Factoren op mesoniveau beïnvloeden de condities
voor effectiviteit en op die manier dus indirect de leerprestaties van een kind.
7. Studenten kunnen de definitie van schooleffectiviteit van Creemers en Sleegers
(2009) uitleggen. (Begrijpen)
De hoeveelheid variantie in leeropbrengsten die door vormgeving en inrichting van het
onderwijs kan worden verklaard.
8. Studenten kunnen drie door Hoy en Miskel (2008) besproken uitdagingen in het
definiëren van schooleffectiviteit beschrijven. (Begrijpen)
1. Er bestaat geen definitie van schooleffectiviteit waarover consensus is (er zijn altijd
andere visies, invalshoeken en meningen).
2. Definities van schooleffectiviteit veranderen met de tijd (door maatschappelijke
ontwikkelingen).
3. Verschillende stakeholders hebben verschillende definities van schooleffectiviteit (omdat
de belangen op andere punten liggen).
, 9. Studenten kunnen het “open social-systems framework of school organization”
van Hoy en Miskel (2008) uitleggen en daarbij de “inputs”, “transformational
processes”, en “outputs” fasen onderscheiden. (Onthouden en begrijpen)
Input = Wat doet de school actief om de
schooleffectiviteit te vergroten?
Transformational process = Welke systemen
kent de school? Het verschil tussen de
verwachte output en de daadwerkelijke output
wordt verklaard door het transformational
process.
Output = De opbrengsten (zowel positief als
negatief)
In het midden van dit model staan alle factoren
die tussen input en output vallen. Dit zijn
factoren die invloed hebben op de
leeropbrengsten.
10. Studenten kunnen indicatoren voor schooleffectiviteit classificeren in termen van
de fasen van het “open social-systems framework of school organization” van
Hoy en Miskel (2008). (Begrijpen)
Effectiviteitsindicatoren kunnen worden afgeleid van iedere fase in het framework: inputs,
transformational processes & outputs.
11. Studenten kunnen uitleggen hoe “input-output research” naar schooleffectiviteit
verschilt van “effectieve-schools research” (Hoy & Miskel, 2008). (Begrijpen)
Bij input-output research wordt de output voorspeld aan de hand van de input. Dit biedt
echter geen verklaringen voor eventuele relaties tussen input en output.
Bij effective-schools research wordt het systeemperspectief gebruikt. Er wordt niet alleen
gekeken naar de input en output, maar ook naar de transformational processes. Deze
relational processes kunnen verklaringen bieden voor relaties tussen input en output.
Een voorbeeld van input-output research is de Coleman Studie (1966). Door alleen naar de
input en de output te kijken, ontdekte Coleman dat de thuisomgeving (SES) het meest
bepalend was voor schoolprestaties van een leerling en dat de invloed van de schoolomgeving
zeer beperkt zou zijn. Hier is veel kritiek op, want in effective-schools research wordt juist
wel een grote invloed van de schoolomgeving op de leerprestaties gevonden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roosmmm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.