Samenvatting van alle relevante hoofdstukken uit het boek Klinische Neuropsychologie, voor de cursus 'Brain & Cognition 2: Clinical Neuropsychology'. Bachelor 2 Psychologie, Radboud Universiteit. Met behulp van deze samenvatting heb ik het tentamen in 1x met een 7,0 behaald.
Hoofdstuk 3: Neuropsychologie in de praktijk
Een psycholoog in de zorg is een scientist practicioner, die klinische kennis en vaardigheden
combineert met een wetenschappelijke grondhouding. Beslissingen van de neuropsycholoog zijn
gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en klinische expertise en individuele behoeften van de
patiënt.
3.2
Ziekenhuis
Veel neuropsychologen zijn werkzaam in het ziekenhuis. Een categoraal ziekenhuis richt zich op een
bepaalde doelgroep, bijvoorbeeld epilepsie of kanker. Wanneer het gaat om een academisch
ziekenhuis, is de zorg doorgaans nauw verweven met wetenschappelijk onderzoek en is er een
directe samenwerking met een universiteit. Kenmerkend aan het werken in het ziekenhuis is dat de
patiëntengroep een (vermoedelijke) medische aandoening heeft waarbij er direct of indirect
cognitieve stoornissen of klachten zijn ontstaan als gevolg van deze aandoening. Met behulp van
neuropsychologisch onderzoek brengt de neuropsycholoog het cognitief, emotioneel en
gedragsmatig functioneren in kaart en bepaalt of het profiel passend is bij de (vermoedelijke)
aandoening of niet. Ook wordt onderzocht of er nog alternatieve verklaringen zijn voor de klachten.
Daarnaast wordt het neuropsychologisch onderzoek ingezet om de gevolgen van cognitieve
stoornissen en de impact hiervan op het dagelijks leven van patiënten in kaart te brengen.
Geestelijke gezondheidszorg (ggz)
Van diverse psychiatrische aandoeningen is bekend dat deze een effect kunnen hebben op het
cognitief functioneren of behoren cognitieve stoornissen bij de aandoening zelf. Hierbij kan gedacht
worden aan ernstige stemmingsstoornissen, schizofrenie of verslaving. Cognitieve disfuncties kunnen
ook een verklaring zijn voor specifieke neuropsychiatrische problemen, zoals cognitieve vertekening
(negatieve bias) bij mensen met depressie (alleen waarnemen van negatieve zaken) of stoornissen in
het temporele contextgeheugen als mechanisme van confabulaties (overdreven, onwaar verhaal).
Het is ook mogelijk dat na hersenbeschadiging veranderingen optreden of dat er klachten ontstaan.
De neuropsycholoog binnen een ggz-instelling hanteert een neuropsychiatrisch model, waarbij de
relatie tussen hersenen, cognitie, emotie en gedrag onderzocht wordt. Zowel diagnostiek en
behandeling komt aan bod. Behandelingen binnen de ggz duren vaak langer dan in bijvoorbeeld een
ziekenhuis. Hierbij is meestal de neuropsycholoog eerstverantwoordelijke voor de behandeling, in
tegenstelling tot het ziekenhuis.
Revalidatie
Binnen de revalidatie vormt de neuropsycholoog een nauwe samenwerking met andere disciplines.
Behandeling kan zowel klinisch en poliklinisch plaatsvinden. Een kernthema binnen de revalidatie is
participatie, het doel is om patiënten weer zo veel mogelijk zelfstandig te laten deelnemen aan
activiteiten in de maatschappij. De neuropsycholoog besteed ook aandacht aan hoe mensen omgaan
met problemen (coping). Bij de behandeling moet rekening gehouden worden met deze coping.
Langdurige zorg
Patiënten die niet meer thuis zelfstandig kunnen wonen vanwege cognitieve stoornissen of
lichamelijke klachten komen in aanmerking voor langdurige zorg. Het verblijf is in sommige gevallen
tijdelijk, bijvoorbeeld om te herstellen na een operatie.
Forensische zorg
De neuropsycholoog werkzaam binnen de forensische zorg ziet patiënten die strafbaar gedrag
hebben laten zien, al dan niet in combinatie met een psychische stoornis of eerder verworven
,hersenletsel. Behandeling kan vrijwillig of gedwongen plaatsvinden. Vraagstellingen richten zich op
verklarende diagnostiek of dienen ter ondersteuning van een behandelindicatie zodat de juiste zorg
ingezet kan worden. Ook kan het onderzoek zich richten op risicotaxatie. Kenmerkend is dat niet alle
patiënten gemotiveerd zijn om mee te werken aan de behandeling. De forensisch neuropsycholoog is
steeds vaker betrokken bij de vraag of afgelegde verklaringen door verdachten of slachtoffers
voldoende betrouwbaar zijn.
De psycholoog werkzaam in het vakgebied van de klinische neuropsychologie heeft kennis van de
relatie tussen hersenafwijkingen, cognitie, emotionele ontregeling en (probleem)gedrag. Het
neuropsychologisch onderzoek is een belangrijke diagnostische methode om hier uitspraken over te
doen. Dit onderzoek bestaat uit een volledige, hypothese toetsende diagnostische cyclus, die in grote
lijnen goed vergelijkbaar is met de empirische cyclus zoals die gebruikt wordt binnen
wetenschappelijk onderzoek.
3.3
Het neuropsychologisch onderzoek
De cyclus start met een verwijzing en vraagstelling, het doel moet helder zijn. Vervolgens wordt
dossieronderzoek gedaan, waarbij onder andere gekeken wordt naar de medische en psychiatrische
voorgeschiedenis en of er al eerder (neuro)psychologisch onderzoek is afgenomen. Naar aanleiding
van de vraagstelling en het dossieronderzoek worden hypothesen geformuleerd en een set
neuropsychologische tests en vragenlijsten samengesteld. Daarna volgt een uitgebreid
anamnesegesprek waarin onder andere ingegaan wordt op de klachten die de patiënt ervaart, het
beloop van deze klachten, de mate waarin de klachten hem of haar beperken in het uitvoeren van
dagelijkse activiteiten, de stemming, het slaappatroon en eventuele karakterveranderingen of
veranderingen in emoties. Omdat er een discrepantie kan zijn tussen de klachten die de patiënt
ervaart, en veranderingen die de omgeving bemerkt, is het belangrijk een heteroanamnese bij een
naaste af te nemen in afwezigheid van de patiënt, dit wel na toestemming van de patiënt. De eerder
opgestelde set van tests en vragenlijsten kan eventueel aangepast worden op basis van de informatie
die uit de anamnese en heteroanamnese is gekomen. Vervolgens wordt het psychometrisch
testonderzoek afgenomen, dat bestaat uit verschillende tests en vragenlijsten. Hierbij is niet alleen
de prestatie belangrijk, maar ook de manier waarop de patiënt tot deze prestatie komt. Ook
observaties buiten het testonderzoek dragen bij aan het creëren van een totaalbeeld van een
patiënt. Ten slotte wordt de informatie uit al deze bronnen samengenomen en gewogen, resulterend
in een conclusie waarmee antwoord wordt gegeven op de vraag van de verwijzer. Op basis van de
resultaten van het neuropsychologisch onderzoek kan de neuropsycholoog adviezen opstellen voor
patiënt, naasten of het behandelteam.
Voor patiënten is een neuropsychologisch onderzoek vaak spannend en belastend. Vanwege deze
spanning en belasting is het belangrijk steeds kritisch te bekijken wat er nodig is om de vraag die
gesteld is te kunnen beantwoorden. Er moet voldoende informatie verzameld worden om antwoord
te kunnen geven op de vraagstelling, maar een patiënt moet niet onnodig belast worden. Soms
wordt binnen neuropsychologisch onderzoek gebruikgemaakt van een gestandaardiseerde set van
tests voor het meten van de belangrijkste cognitieve functies. Wanneer deze is afgestemd op een
specifieke patiëntenpopulatie en er een uitspraak gedaan moet worden over het cognitieve profiel
kan een gestandaardiseerde set heel bruikbaar zijn. Wanneer de diagnostiek echter nog niet rond is
en er nog verschillende diagnostische overwegingen zijn, heeft het de voorkeur de set van tests uit te
breiden en/of af te stemmen op de individuele patiënt.
Het is belangrijk steeds een helder onderscheid te maken tussen gerapporteerde klachten en
geobjectiveerde stoornissen. Deze hoeven niet overeen te komen. Tijdens de anamnese wordt
uitgebreid stilgestaan bij de klachten zoals een patiënt die ervaart. De informatie helpt de
neuropsycholoog in het opstellen van hypothesen, daarnaast wordt een beeld verkregen van de
,impact die de klachten hebben op het dagelijks functioneren van een patiënt. Het is voor de patiënt
lastig te achterhalen wat de onderliggende oorzaak is van hun klachten. Ook kan een patiënt klachten
ervaren die vooral gevoed worden door bezorgdheid, bijvoorbeeld ouderen die angst hebben voor
dementie en daarom overmatig letten op hun geheugen.
Binnen het neuropsychologisch onderzoek is er ook aandacht voor psychosociale factoren en
persoonlijkheidsfactoren. Deze factoren kunnen niet los gezien worden van cognitie. Tijdens de
anamnese wordt onder andere gevraagd of er sprake is van angst- of stemmingsklachten,
vermoeidheid of stressfactoren omdat deze een negatieve invloed kunnen hebben op het cognitief
functioneren van een patiënt. Daarnaast speelt de persoonlijkheid van de patiënt een rol in de
klachtenbeleving en klachtenpresentatie.
Betrouwbaarheid, validiteit en stoorfactoren
Als het gaat om betrouwbaarheid van een test is vooral de test-hertest-betrouwbaarheid van
belang. Die geeft aan in welke mate een test tot eenzelfde resultaat komt aks hij op verschillende
momenten bij eenzelfde patiënt wordt afgenomen. Daarnaast is het belangrijk dat verschillende
onderzoekers tot eenzelfde oordeel zouden moeten komen wanneer een test onder vergelijkbare
omstandigheden wordt afgenomen. Dit laatste wordt de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
genoemd.
Validiteit kan kortweg worden uitgelegd als de mate waarin een test meet wat deze beoogt te
meten. Face validity is de mate waarin een test op het eerste gezicht meet wat hij behoort te meten.
Inhoudsvaliditeit richt zich meer op de vraag of de test representatief is voor het onderwerp dat
men wil meten. Begripsvaliditeit (of constructvaliditeit) verwijst naar de mate waarin het resultaat
van de test ook daadwerkelijk een indicatie is van de cognitieve functie waar men een uitspraak over
wil doen. De mate waarin een test de prestatie van een patiënt kan voorspellen op een extern
criterium valt onder criteriumvaliditeit. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen predictieve
validiteit (hoe goed voorspelt een test het daadwerkelijke gedrag?) en concurrente validiteit (de
vergelijking tussen twee instrumenten dat hetzelfde criterium beoogt). Ecologisch validiteit is een
bijzondere vorm van predictieve validiteit, hiermee wordt aangegeven in welke mate de test
voorspelt hoe een patiënt functioneert in zijn of haar eigen omgeving.
Daarnaast moet er ook oog gehouden worden voor stoorfactoren. Dit kan omschreven worden als
een element dat een testprestatie beïnvloedt, maar dat niet binnen de meetpretentie van de test
valt. Het is de taak van de neuropsycholoog om bij de interpretatie van de testgegevens deze
stoorfactoren mee te wegen. Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met gebrekkige inzet of
overrapportage van klachten.
Normgegevens en bewoordingen
Na afname van het testonderzoek moeten de gegevens van tests en vragenlijsten gescoord en
genormeerd worden. De neuropsycholoog moet steeds een kritische afweging maken bij het gebruik
van verschillende normgegevens, de normgroep moet wel aansluiten op de patiënt. Wanneer
testprestaties gescoord en genormeerd zijn, moeten deze nog beschreven worden. Bij deze
beschrijvingen van testresultaten wordt gebruik gemaakt van zeven intervallen, van ‘uitzonderlijk
hoog’ naar ‘bovengemiddeld’, ‘hooggemiddeld’, ‘gemiddeld’, ‘laaggemiddeld’, ‘benedengemiddeld’
tot ‘uitzonderlijk laag’.
Richtlijnen
Idealiter wordt elk neuropsychologisch onderzoek afgestemd op de individuele patiënt. Een richtlijn
biedt echter handvaten bij het opstellen van een kernset van tests en vragenlijsten. In richtlijnen
wordt wetenschappelijke kennis vertaald naar aanbevelingen voor de praktijk. Afwijken van de
, richtlijn mag en is soms zelfs nodig, maar de neuropsycholoog moet dit wel duidelijk kunnen
motiveren.
Een belangrijke algemene leidraad binnen het werk van de neuropsycholoog is de beroepscode en de
AST van het NIP. De basisprincipes waarop de beroepscode is gebaseerd zijn, verantwoordelijkheid,
integriteit, respect en deskundigheid. Naast de algemene rechten en plichten die binnen de
beroepscode worden beschreven, zijn er een drietal rechten van de patiënt die zeer relevant zijn
voor de neuropsycholoog. Het gaat hier om recht op inzage voordat rapportage wordt uitgebracht,
recht op correctie en recht op blokkering van rapportage aan de externe opdrachtgever. De AST geeft
richtlijnen en informatie over testkeuzes en het juiste gebruik van instrumenten.
Neuropsychologisch expertiseonderzoek
Een neuropsychologisch onderzoek wordt meestal uitgevoerd in het kader van de zorg. Het is echter
ook mogelijk dat een onderzoek afgenomen wordt in het kader vanuit een juridische context. Bij het
neuropsychologisch expertiseonderzoek zijn er een aantal punten die specifieke aandacht behoeven,
zoals voorafgaand aan het onderzoek patiënten uitgebreide uitleg geven over de procedure en hun
te wijzen op hun rechten, onderzoek naar prestatie- en symptoomvaliditeit. Alleen wanneer een
cliënt optimale inzet laat zien, kan immers een valide conclusie getrokken worden. Ook hier geldt om
minimaal twee symptoomvaliditeitstaken af te nemen.
Crossculturele aspecten
Het merendeel van de neuropsychologische taken is ontwikkeld voor een westerse populatie en veel
normgegevens zijn gebaseerd op Amerikaanse of Europese onderzoeken. Een toenemende
multiculturele samenleving vraagt om speciale aandacht voor neuropsychologische diagnostiek bij
een niet-westerse populatie. Het is belangrijk om tijdens het diagnostiekproces rekening te houden
met culturele verschillen en gebruik te maken van testmateriaal dat geschikt is voor mensen met een
diverse culturele achtergrond, taal, mate van geletterdheid en een ander opleidingsniveau.
Secundaire cognitieve klachten
Er is ook een groot scala aan ziektebeelden, neurologisch en niet-neurologisch, waarbij er minder of
slechts beperkte aanwijzingen zijn voor directe hersenschade, maar waarbij een groot deel van de
patiënten toch cognitieve klachten ervaart. Lichamelijke klachten, pijn, vermoeidheid, slecht slapen
en vasculaire risicofactoren kunnen allemaal het cognitief functioneren negatief beïnvloeden en
leiden tot subjectieve cognitieve klachten. Aandacht voor mogelijk onderpresteren is ook voor deze
patiëntengroepen belangrijk, omdat anders geen uitspraak kan worden gedaan over het cognitieve
profiel.
3.4
Een uitgebreid neuropsychologisch onderzoek kan, mits goed toegelicht en uitgelegd, al heel veel
duidelijkheid geven aan de patiënt en zijn of haar naasten. Inzicht krijgen in wat de oorzaak is van
cognitieve klachten, veranderde emoties en gedrag kan geruststellend zijn en ook veel
misverstanden wegnemen. Deze psycho-educatie is een belangrijk onderdeel van de
neuropsychologische behandeling. Patiënten krijgen voorlichting over hun ziektebeeld en ook
worden er adviezen gegeven. Deze informatie is ook belangrijk voor de naasten van de patiënt.
Neuropsychologische behandeling richt zich op het leren omgaan met cognitieve stoornissen, denk
ook aan stemmingsklachten, verwerkingsproblemen, relatieproblemen of veranderingen in intimiteit
als gevolg van hersenletsel, ook dit is dan deel van de behandeling.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isaboerboom1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.66. You're not tied to anything after your purchase.