Successiewet en WBR
Werkcollege opgaven
Werkcollege 1
Opgave 1
In het rapport ‘De warme, de koude en de dode hand’ stelt de werkgroep Moltmaker voor om de
langstlevende echtgenoot een algehele vrijstelling te geven. De Tweede Kamer vond dit een brug te ver en
heeft de ‘partnervrijstelling’ verruimd.
Welke argumenten heeft de werkgroep Moltmaker aangevoerd ter verdediging van een algehele
partnervrijstelling en welke bezwaren kunnen hiertegen worden aangevoerd? En geef gemotiveerd uw mening
over de aangevoerde argumenten.
Belangrijke argumenten voor de algehele partnervrijstelling:
• Een algehele vrijstelling betekent een nog grotere vereenvoudiging in de uitvoering.
• Buitenkansbeginsel. Uitgangspunt kan zijn dat een van de rechtvaardigingsgronden voor de
heffing van successiebelasting het buitenkansbeginsel is. Van een dergelijke buitenkans is in
vermogensrechtelijke zin in de beleving van de langstlevende die zijn of haar partner verliest
geen sprake. Indien men gehuwd is in gemeenschap van goederen, dan zal men zeker het
niet gevoel hebben rijker te worden door het overlijden van zijn of haar partner. Maar zelfs in
de gevallen van volledige uitsluiting van gemeenschap van goederen, zonder finaal
verrekenbeding was de welstand van de partners gebaseerd op hun eider vermogen als
totaliteit. Daarbij past niet dat de fiscus daarop inbreuk maakt bij het overlijden van de eerst
levende, maar veelmeer dat de fiscus pas aan de beurt kom bij het overlijden van de
langstlevende.
• Geen inbreuk maken op het leven van de langstlevende: continuïteitsrecht à ook het nieuwe
erfrecht gaat ervan uit, dat de langstlevende echtgenoot op de oude voet kan voortleven;
weliswaar erft hij niet het gehele vermogen, maar de vorderingen van de kinderen zijn
gedurende het leven niet opeisbaar.
• De kapitaalvrijstelling voor een langstlevende partner zonder pensioen zou (afhankelijk van
diens leeftijd) wel bijzonder hoog moeten zijn om te kunnen concurreren met de
gekapitaliseerde waarde van een door een jonge langstlevende partner verkregen
nabestaandenpensioen van behoorlijke omvang. Een volledige vrijstelling brengt derhalve
meer rechtsgelijkheid.
o Het partnerpensioen wordt aangemerkt als een erfrechtelijke verkrijging o.g.v. art.
13 SW. Via fictiebepaling dus onder de SW gebracht en vervolgens o.g.v. art. 32 weer
vrijgesteld.
o Jonge weduwe met een enorm nabestaandenpensioen. Dat is vrijgesteld voor de SW.
Een jonge weduwe zonder pensioen heeft maar een vrijstelling van 600.000. Dat is
niet eerlijk dus daarom moet het gelijk worden gesteld.
• Als een verzorgingsvrijstelling ruimer wordt bemeten zoals hierboven is voorgesteld, zal het
aantal gevallen waarin nog wordt geheven toch al betrekkelijk gering zijn, mede in
aanmerking genomen dat bij een algehele gemeenschap van goederen en bij de meeste
finale verrekeningsbedingen slechts de helft van het vermogen vererft.
• De vrijstelling kan een bijdrage leveren aan het binnen Nederland houden van grote
vermogens. Een beperkte (verzorgings)vrijstelling, ook al wordt deze verruimd zoals
voorgesteld, zal onvoldoende zijn om erflaters met een groter vermogen ervan te
weerhouden een zodanige estate-planning te maken, dat dat vermogen niet via de
langstlevende partner naar de volgende generatie vererft.
1
, • Een aantal landen kent een volledige vrijstelling voor verkrijgingen door echtgenoten, bijv. de
VS, het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg, Noorwegen.
• Het is zeer wel denkbaar dat men ter besparing van successiebelasting in het zicht van
overlijden nog huwt of een geregistreerd partnerschap aangaat. Het aantal van deze gevallen
zal echter niet veel groter zijn bij een algehele vrijstelling dan bij een (verruimde)
verzorgingsvrijstelling. Voor de overige partners zullen de verscherpte eisen waaronder zij als
elkaars partners worden geaccepteerd in de weg staan aan oneigenlijk gebruik.
• Moltmaker zegt dat het gehele bedrag is voor de beide partners dus dat je niet moet belasten
voor de helft à draagkrachtgedachte.
Argumenten tegen een algehele partnervrijstelling:
• De belastingwetgeving is steeds verder geïndividualiseerd en de gedachte van een fiscale
eenheid tussen echtgenoten bestaat al lang niet meer en nog minder bij buitenhuwelijkse
relatievormen. De partner dient als individu te worden gezien. Op de Wet IB wordt ieder voor
zijn eigen inkomen belast. Subject verrijkt door overlijden van de partner.
• In de huidige successiewetgeving geldt voor langstlevende echtgenoten (en geregistreerde
partners) enerzijds en ongeregistreerde samenwoners in de zin van artikel 24, tweede lid, Sw
anderzijds, in het algemeen dezelfde vrijstelling en imputatieregeling. Het gaat wel erg ver
om een algehele vrijstelling ook uit te strekken tot de vorenbedoelde samenwoners, omdat
veelal bij hen de gedachte van eenheid van beider vermogens vermoedelijk minder sterk
leeft dan bij gehuwden en bovendien omdat de mogelijkheden tot het ontgaan van belasting
toenemen.
• Met name bij grotere vermogens heeft de langstlevende een vrijstelling die verder gaat dan
de verzorgingsbehoefte, niet nodig.
• Indien de verzorgingsvrijstelling flink wordt verhoogd, zal in veel gevallen heffing achterwege
blijven. De heffing blijft evenwel in stand bij vererving van de grote vermogens, hetgeen
gerechtvaardigd is.
• In de meeste West-Europese landen (België, Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Italië, Spanje)
wordt in meer of mindere mate rekening gehouden met de verzorgingsbehoefte van de
langstlevende echtgenoot. Een algehele vrijstelling bestaat daar ook niet.
• De mogelijkheid van kapitaalvlucht is geen argument om heffing achterwege te laten. Bij
grotere vermogens zal een erflater er toch wel naar streven zijn vermogen bij leven zoveel
mogelijk naar een volgende generatie door te schuiven.
Woning vrijstellen à
• Mensen gaan grote dure huizen kopen zodat je geen erfbelasting hoeft te betalen
• Mensen blijven langer wonen in dure huizen omdat het niet meer als eigen woning geldt als
ze in een verzorgingstehuis zitten.
Opgave 2
Berend is getrouwd met Carla. Het is zijn tweede huwelijk. Uit een eerder huwelijk heeft hij 2 kinderen.
Om Carla verzorgd achter te laten en beide kinderen niet tekort te doen, maakt het de volgende uiterste
wilsbeschikking:
Carla wordt samen met de kinderen benoemd tot erfgenaam. Carla voor 50% de kinderen ieder voor 25%.
Hij heeft met betrekking tot het erfdeel van Carla bepaald dat zij haar deel verkrijgt onder de last om
hetgeen zij bij haar overlijden (van dat deel van de nalatenschap) onvervreemd en onverteerd nalaat, uit
te keren aan beide kinderen, onder de voorwaarde dat de kinderen dan nog in leven zijn. De nalatenschap
van Berend bedraagt € 600.000. Berend overlijdt in 2013, Carla overlijdt in 2016. Beide kinderen
ontvangen op grond van voorgenoemde last € 150.000.
2
,Beschrijf – onder vermelding van de relevante wetsartikelen – hoe de heffing bij de Carla en de kinderen
verloopt.
Op grond van art. 5a lid 1 onderdeel a AWR is Carla de partner van Berend (zijn getrouwd).
In casu is sprake van een tweetrapsmaking à art. 21 lid 2 jo lid 4 SW. Er is een opschortende
voorwaarde gekoppeld aan een ontbindende voorwaarden.
• Opschortende voorwaarde: de kinderen van Berend krijgen zijn nalatenschap helemaal als de
kinderen nog leven als Carla overlijdt.
• Ontbindende voorwaarde: Carla krijgt 50% van de nalatenschap onder ontbindende
voorwaarde. Deze 50% gaat naar de kinderen op het moment dat Carla overlijdt.
o Art. 21 SW: de verkrijging wordt gewaardeerd op de waarde in het economische
verkeer.
o Art. 5 lid 1 SW: van de verkrijging worden eventuele schulden, legaten en lasten
afgetrokken.
o Art. 21 lid 4 SW: bij een tweetrapsmaking wordt de eerste waardedruk verwaarloosd
en pas belast als ook deze persoon overlijdt.
2013: Berend overlijdt:
Carla krijgt de helft van de nalatenschap (300.000 op grond van art. 5 lid 1 SW) onder de
ontbindende voorwaarde dat zij het kwijtraakt als ze overlijdt en de kinderen nog leven: op grond
van art. 21 lid 2 en lid 4 wordt deze 300.000 euro direct belast. De partnervrijstelling bedraagt
636.180 op grond van art. 32 lid 1 onderdeel 4 sub a, ze betaalt dus geen erfbelasting.
De kinderen verkrijgen 30.000 onder de opschortende voorwaarde dat zij nog in leven zijn als Carla
overlijdt. De kinderen erven beide 150.000 op het moment dat Berend overlijdt à (150.000 –
vrijstelling) * tarief (art. 24 lid 1 SW). De kinderen hebben recht op een vrijstelling van 20.147 o.g.v.
art. 32 lid 1 SW onderdeel c.
- Met de cijfers van 2013: een bedrag aan erfbelasting van 14.267 per kind
- Met de cijfers van 2017: een bedrag aan erfbelasting van 13.731 per kind
® Erfbelasting op het moment dat B overlijdt.
2016: Carla overlijdt.
Berend heeft bepaald dat de kinderen het erfdeel van Carla krijgen als ze overlijdt en nog in leven
zijn. Ze krijgen krachtens erfrecht van Berend.
Je kunt maar 1 verkrijging krachtens erfrecht hebben uit 1 nalatenschap. Ze krijgen eerst 150.000 in
2013 en vervolgens in 2016 nog eens 150.000. Ze verkrijgen dus in totaal 300.000 van Berend
krachtens erfrecht. Ze hebben maar één keer recht op een vrijstelling.
Stel alles speelt zich af in 2017: (300.000 – vrijstelling) * tarief = 43.731 in totaliteit aan erfbelasting
betalen.
Stel het speelt zich af in verschillende jaren, dan neem je de vrijstelling naar evenredigheid. In dit
voorbeeld heb je dus 150 en 150 à dan pak je dus van beide de helft.
Tweetrapsmaking is handig bij een tweede huwelijk, maar wel een dure aangelegenheid.
Voordelig in bepaalde situaties.
M V
K1 K2
V benoemd beide kinderen als erfgenaam. Als kind 2 overlijdt en kind 1 nog leeft krijgt kind 1 dat
deel (gehandicapt kind). Het vermogen van K2 gaat dan naar kind 1. Waarom is dat fiscaal
3
, voordeliger? Kind 1 krijgt een 100.00 van zijn broer, maar zit wel in tariefgroep 1 (omdat het van
vader komt).
Bijv. Opa – kind – kleinkind met tweetrapsmaking. Opa woont al 10 jaar in het buitenland en
overlijdt. Opa woont in het buitenland, dus kind hoeft geen belasting te betalen. Het kleinkind is
ook geen erfbelasting verschuldigd, want die verkrijgt van opa.
Opgave 3
Kees (68) en Jeanette (64) bezitten een vakantiehuisje op de Veluwe. De WOZ-waarde bedraagt
€ 150.000. Vooral zoon Paul met zijn gezin maakt veel gebruik van dit huis. Paul heeft nog twee broers en
om ruzie over het vakantiehuis te voorkomen bij het overlijden van de langstlevende van Kees en
Jeanette, schenken zij de blote eigendom van de woning aan Paul.
Vraag a
Welke gevolgen zijn hieraan verbonden voor de schenkbelasting en de overdrachtsbelasting?
Paul heeft het blote eigendom. Het genot zit bij de ouders. Die kunnen het gebruiken, verhuren
etc. Blooteigendom is alleen een titel en verder kun je er niks mee. Vruchtgebruik stopt van
rechtswege bij overlijden.
Op grond van art. 5 lid 2 wordt er geheven over de verkrijging. Dit is het blote eigendom van de
woning. Op grond van art. 21 lid 11 is de waarde van het blote eigendom: verkrijgingsprijs –
vruchtgebruik. Je kunt uitrekenen wat de waarde van het vruchtgebruik is. Op grond van art. 21
lid 14 jo. art. 10 Uitvoeringsbesluit is de waarde van het vruchtgebruik 6% van de woning.
® 150.000 * 6% = 9.000 euro.
Het vruchtgebruik is gebaseerd op 2 levens. Op grond van art. 7 Uitvoeringsbesluit wordt
aangesloten bij de leeftijd van de jongste – 5jaar. Op grond van art. 5a is de factor 11. De waarde
van het vruchtgebruik is dus 66% en de waarde van het blote eigendom is dan 34%.
Waarde blote eigendom: 51.000 euro
- Vrijstelling (art. 33): 5.304 euro
Uiteindelijk is er (51.000 – 5.304*10% =) 4.659 aan schenkbelasting verschuldigd over het blote
eigendom.
De 100.000 vrijstelling geldt niet wat het is geen eigen woning maar een vakantiewoning. De
eenmalige verhoogde vrijstelling kan je hier gebruiken, indien je aangeeft dat hij tussen de 18-40
is.
Op grond van art. 24 lid 2 SW dient overdrachtsbelasting betaald te worden. Op grond van art. 14
lid 2 is dit over 2% van de waarde van de woning = 1.020. In dit geval wordt een in NL gelegen
onroerende zaak geschonken. Voor de overdrachtsbelasting moet je ook uitgaan van de blote
eigendom. De waarderingstabellen van successiewet gelden niet voor de OVB. Eigenlijk moet je
dan de WEV bepalen. Tabellen van successiewet worden vaak gebruikt, maar dit is juridisch
eigenlijk niet juist.
Art. 24 lid 2 SW: overdrachtsbelasting mag in mindering worden gebracht op het bedrag wat aan
schenkbelasting verschuldigd is à de samenloop vindt plaats over het bedrag waar daadwerkelijk
belasting over wordt betaald. Dus 2% over 45.696 = 913 euro (moet over hetzelfde ‘deel’ gaan).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jde95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.