100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie Deel 1 & 2 $8.27   Add to cart

Summary

Samenvatting Ontwikkelingspsychologie Deel 1 & 2

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Het 1ste en 2de Deel van het boek Ontwikkelingspsychologie 8e Editie van Robert S. Feldman (De ontwikkeling van het kind en De babytijd)

Preview 3 out of 20  pages

  • No
  • Hoofdstukken 1 t/m 7
  • October 26, 2023
  • 20
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Ontwikkelingspsychologie

Deel
Hoofdstuk 1
Ontwikkelingspsychologie (levenslooppsychologie) is de wetenschappelijke studie naar patronen van groei, verandering en
stabiliteit vanaf conceptie tot ouderdom.

*Stabiliteit - Ontwikkelingspsychologen vragen zich enerzijds af op welke gebied of periode in het leven mansen veranderen en groeien en, anderzijds
hoe hun gedrag juist overeenkomt met eerder gedrag.

Ontwikkelingspsychologen specialiseren zich in een thema of leeftijdscategorie:

Thematische gebieden
• Fysieke ontwikkeling
Invloed van de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoeften aan eten, drinken en slaap op ons gedrag.
• Cognitieve ontwikkeling
Intellectuele vermogens; leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie.
• Sociaal-culturele ontwikkeling
Sociale relaties en interacties met andere en het omgaan met emoties.
• Persoonlijkheidsontwikkeling
Duurzame gedragingen en (karakter) eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.

Leeftijdsgroepen en individuele verschillen
• prenatale periode (conceptie - geboorte)
• babytijd (geboorte - twee jaar)
• peuter- en kleutertijd (twee - zes jaar)
• schooltijd (zes - twaalf jaar)
• adolescentie (twaalf - twintig jaar)

Deze leeftijdsgroepen of periodes zijn sociale constructie (idee over realiteit dat breed geaccepteerd in ,maar afhangt van de
maatschappij/cultuur en op bepaald moment) veelal gebaseerd op westerse onderzoek.

De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
Nature-nurturedebat is de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen; in hoeverre komen deze
voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze opvoeding en leefomgeving. Nature verwijst naar de eigenschappen,
vermogen en capaciteiten die mensen van hun ouders erven. Het omvat elke factor die het resultaat is van het zich
geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie, dit proces heet maturatie. Deze genetisch geërfde
invloeden zijn aan het werk terwijl we ons ontwikkelen van een eencellig organisme op het moment van conceptie tot de
biljoenen cellen die een volgroeid mens vormen. Nurture verwijst naar de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen.



Hoofdstuk 2
Ontwikkelingspsychologen hebben hun eigen visies op de kindertijd, deze zijn (doel)bewust en precies en omvatten een of meer
theorieën en voorspellingen over het verschijnsel waarop ze zich richten. Een Theorie biedt een raamwerk (grove structuur/in grote
lijnen) om de relatie tussen een op het oog ongeordende reeks feiten of principes te begrijpen.

✦Voorstanders va het psychodynamisch perspectief geloven dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten en
herinneringen waarvan een persoon zicht nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle over heeft, deze hebben hun
oorsprong in de kindertijd en beïnvloeden het hele leven.
Psychoanalytische theorie van Freud gaat ervan uit dat onbewuste krachten (deel van persoonlijkheid die kinderlijke wensen,
verlangens en behoeften bevat, die vanwege hun verstorende aard afgesloten zijn van bewustzijn) bepalend zijn voor iemands
persoonlijkheid.
Freuds. drie aspecten van persoonlijkheid:
Id is het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel. Staat voor de primitieve driften zoals honger, seks, agressie en irrationele
impulsen.
Ego is het rationele deel en vormt een buffer tussen de echte wereld en het id.
Superego is verantwoordelijk voor iemands geweten, hiermee maken we onderscheid van goed en kwaad.
Psychoseksuele ontwikkeling voltrok zich volgens Freud doordat kinderen een aantal fases doorliepen: genot verlegde zich van
de mond (orale fase), naar de anus (anale fase) en uiteindelijk naar de geslachtsdelen (fallische fase of genitale fase, met daartussen een fase
waarin seksualiteit tijdelijk op de achtergrond raakte, de latentiefase). Als er iets mis gaat in een bepaalde fase, kan dat volgen tot
xatie - gedrag wat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven staken als gevolg van een onopgelost con ict. Bij de orale fase kan het
leiden op voortdurend bezig zijn met orale activiteit en bij de anale fase zou kunnen leiden tot overdreven vasthouden of juist
afstandelijkheid.

Psychosociale theorie van Erik Erikson omvat veranderingen in onze interacties met andere en in hoe we tegen het gedrag van
anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij aankijken. Mensen ontwikkelen zicht gedurende hun leven in acht stadia.
Deze zouden zich manifesteren volgens een vaste patroon en min of meer gelijk zijn voor alle mensen.




fi 1 fl

,Ontwikkelingspsychologie


✦Behavioristisch perspectief focust op waarneembaar gedrag, bestuderen de mens volledig van buiten (exogeen). Nadruk
ligt op direct waarneembare feiten: de effect van mensen, voorwerpen gebeurtenissen (stimuli).
Stimulus-respons-leren zijn klassieke conditionering en operante conditionering.


Klassieke conditionering is een vorm van leren waarbij een organisme opeen bepaalde manier leert reageren op een neutrale stimulus
die dat type respons normaal gesproken niet uitlokt.
Operante conditionering is een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons verstrekt of verzwakt wordt, afhankelijk van de
associatie met positieve of negatieve consequenties. De principe van operante conditionering vorm de basis voor gedragsmodi catie,
een techniek om de frequentie van gewenste gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.


Sociaal-cognitieve-leertheorie van Albert Bandura, is het leren van gedrag door een andere (model) te observeren en te imiteren.
In vier stappen:
1. Aandacht: gedrag van model waarnemen.
2. Retentie: gedrag op latere tijdstip nog herinneren.
3. Productie: gedrag op latere moment reproduceren.
4. Motivatie: gedreven gedrag te leren en uit te voeren, doordat je ziet dat deze iets oplevert en/of doordat op een bepaalde manier
opkijkt tegen het model.

Volgens de sociaal-cognitief-leren is de kans dat we gedrag gaan imiteren groter als we zien dat gedrag beloond wordt. Dit heet
modeling.

✦Cognitief perspectief (kijken naar de oorsprong van ons begrip) richten zich op processen waardoor mensen de wereld
steeds beter leren kennen, begrijpen en overdenken.
De cognitieve ontwikkeling van Jean Piaget meende dat alle mansen in een vaste volgorde een reeks universele cognitieve
ontwikkelingsstadia doorlopen. Zowel kwalitatief als kwantitatief informatie neemt toe in elk stadie. Eerst begrijpen en daarna pas
gebruiken.
Assimilatie is het proces waarbij nieuwe geïnterpreteerd wordt in termen van hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadia en
denkwijze(bestande manier gebruiken om nieuwe ervaring te begrijpen). Accommodatie verwijst naar veranderingen in bestaande
manieren van denken, als reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen. Assimilatie en accommodatie zorgen samen voor onze
cognitieve ontwikkeling.

Informatieverwerkingstheorie (alternatief voor Piaget’s theorie) - kinderen hebben een beperkte vermogen om informatie te
verwerken, in de loop van de ontwikkeling maken ze gebruik van steeds ver jndere strategieën, waardoor zijn informatie ef ciënter
kunnen verwerken. Denken wordt kwantitatief verandert. (neopiagetiaanse theorieën)

Cognitieve neurowetenschap concentreert zich speci ek op de neurologische activiteiten die ten grondslag liggen aan denken,
probleemoplossen, plannen en organiseren. Proberen daadwerkelijke functies en locaties binnen de hersenen te achterhalen die
verband houden met verschillende soorten cognitieve activiteiten.

✦Systemisch perspectief (brede visie op ontwikkeling) kijkt naar relaties tussen individuen en hun fysieke wereld, cognitieve
wereld, persoonlijkheidswereld en sociale wereld. Volgens hun kan je de unieke ontwikkeling van een kind niet goed beoordelen als je
dat kind niet in zij complexe sociale en culturele context beziet.

Bio-ecologisch model van Urie Bronfenbrenner gaat uit van vijf omgevingsniveaus die elke organisme gelijktijdig beïnvloeden:
▻Microsysteem is de dagelijkse, directe omgeving. Thuis, ouders/verzorgers, hun vrienden en leraren zijn allemaal onderdeel van
microsysteem. Kinderen zijn geen passieve ontvangers van invloeden maar bouwen ook actief mee aan hun microsysteem en geven
de directe wereld vorm.
▻Mesosysteem zorgt voor connecties tussen de onderdelen in de microsysteem. Het benadrukt de directe en indirecte invloeden die
ons met elkaar verbinden, zoals de invloeden die een moeder en kind ondervinden als de moeder een slechte dag had en thuis kortaf
is tegen het kind.
▻Exosysteem staat voor algemenere invloeden. Sociale interacties tussen gemeenten, gemeenschappen, scholen, gebedshuizen en
plaatselijke media. Deze instituties beïnvloeden het functioneren van het micro- en mesosysteem en kunnen een onmiddellijke en
belangrijke impact hebben op iemands persoonlijke ontwikkeling. De kwaliteit van een school werkt door op de cognitieve
ontwikkeling van een kind en kan langetermijnconsequenties hebben.
▻Macrosysteem vertegenwoordigt de overkoepelende culturele invloeden waaraan een individu blootstaat. De maatschappij in het
algemeen, de overheden, religieuze systemen, politieke gedachtegoed en andere brede , veelomvattende krachten zijn onderdelen van
het macrosysteem. Kinderen behoren tot een brede cultuur en staat tegelijkertijd onder de invloed van bepaalde subcultuur
▻Chronosysteem ligt ten grondslag van alle andere systemen. Het omvat de invloed van het verstrijken van tijd op de ontwikkeling.
Inclusief historische gebeurtenissen en geleidelijkere historische veranderingen.
Sociaal-culturele theorie van Lev Semenovich Vygotsky gaat er van uit dat volledige inzicht in de ontwikkeling van een kind
onmogelijk is als je geen rekening houdt met de culturen waarin zij opgroeien. De theorie beschrijft de cognitieve ontwikkeling als jet
resultaat van sociale interacties tussen de leden van een cultuur. Scaffolding is een manier van leren waarbij kinderen ondersteuning
krijgen bij het leren van een taak die net een niveau boven hun ligt, waardoor ze een hoger niveau kunnen bereiken. Naarmate het
kind de taak beter beheerst, wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd, zodat het kind de taak zelfstandig kan uitvoeren.






fi fi fi fi

, Ontwikkelingspsychologie

✦Evolutionair perspectief (wat onze voorouders bijdragen aan ons gedrag) ontwikkeling bekijken vanuit een biologisch
invalshoek en gedrag proberen te identi ceren dat het resultaat is van genetische erfenis van onze voorouders. Ethologie is de
wetenschap die kijkt naar de invloed van biologische kenmerken op gedrag.

Andere perspectieven
Humanistische perspectief van Carl R. Rogers en Abraham H. Maslow was als reactie op de behaviorisme en psychoanalyse en
vonden dat psychologie zich meer moest richten op de gehele, unieke mens inplaats van slechts bepaalde onderdelen. Deze gaat uit
van het positieve idee dat mensen een aangeboren drang hebben tot zelfactualisatie; de mens kan boven zijn dierlijke instieten
uitstijgen, creatieve activiteiten ontplooien en daarmee zowel het eigen welzijn als dat van de maatschappij verbeteren.
Zelfdeterminatietheorie (ZDT) van Edward L. Deci en Richard M. Ryan is een theorie over de menselijke motivatie, er zijn drie basis
behoeften die het functioneren, het welbevinden en de groei beïnvloeden: autonomie, verbondenheid en competentie. Deze maakt
verder onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie.


Wetenschappelijk onderzoek
Empirisch wetenschappelijk onderzoek - procedure om ideeën en vragen te toetsen met behulp van zorgvuldig, gecontroleerde
technieken en systematisch dataverzameling gebaseerd op eigen, objectieve waarnemingen. Empirisch betekend eigen waarnemingen
gebruiken om objectieve informatie over de werkelijkheid te verzamelen.

Hypothese ontwikkelen vanuit een theorie:

▻1. Hypothese ontwikkelen - een voorspelling die toetsbaar/weerlegbaar is.
▻2. Onderzoek ontwerpen
▻3. Objectieve data verzamelen
▻4. De resultaten analyseren
▻5. Conclusies publiseren, bekritiseren en repliceren

Vanuit een theorie ontwikkelen onderzoekers een hypothese en moeten daarna een strategie om de geldigheid ervan te toetsen.
Operationaliseren is de vertaling van een hypothese in speci eke, toetsbare procedures die gemeten en waargenomen kunnen worden.
Alle onderdelen van een hypothese worden dus in concrete termen gede neerd en er wordt aangegeven hoe deze gemeten gaan
worden.
Experimenteel onderzoek is bedoeld om causale relaties tussen verschillende factoren te ontdekken. Onderzoekers stellen
verschillende groepen proefpersonen aan verschillende gecontroleerde omstandigheden bloot, om deze daarna te vergelijken en zo
het gevolg van gecontroleerde omstandigheden te kunnen meten. (oorzaak en gevolg kan bepaald worden).
Correlatie onderzoek is onderzoek waarbij geprobeerd wordt te identi ceren of er tussen verschillende factoren een verband
oftewel correlatie bestaat. Omdat sommige onderzoeken kunnen we door technisch of ethisch redenen geen experimentele onderzoek
uitvoeren, wordt er correlatie onderzoek gebruikt. Correlatie onderzoek kan uitwijzen of factoren met elkaar in verband staan, maar
niet of het oorzak-gevolg relatie heeft.
Onderzoekers willen met hun studie uitspraken doen over een bepaalde groep/populatie. Ze selecteren proefpersonen die
representatief zijn voor de populatie, deze selectie heet steekproef.
De onderzoeker moet de data systematisch verzamelen en deze met behulp van statistische methoden berekenen om te zien of de
waargenomen resultaat signi cant is, wat betekend dat deze niet door toeval tot stand is gekomen. Tijdens de laatste stap van een
wetenschappelijke onderzoek worden de bevindingen bekritiseerd door de wetenschappelijke wereld. Wetenschappelijke onderzoek is
vaak een cyclisch proces: studies beantwoorden niet alleen vragen maar, ze werpen ook nieuwe onderzoeksvragen op.

Experimenten: bepalen voor oorzaak gevolg
In een experiment creëert de onderzoeker verschillende ervaringen voor verschillende groepen participanten of proefpersonen. Deze
worden aan twee verschillende omstandigheden (condities) blootgesteld. De experimentele conditie is de procedure die de
onderzoeker wil bestuderen. De ene groep krijgt de experimentele conditie; dit is de experimentele groep. De andere, de
controlegroep, krijgt de experimentele conditie niet. De onderzoeker varieert één of meer factor(en) en houdt alle andere
experimentele omstandigheden constant. Die ene factor is de onafhankelijke variabele. Dit is de variabele waarvan de onderzoeker
wil weten of deze een bepaalde effect veroorzaakt. De afhankelijke variabele is de variabele die de onderzoeker gaat meten en
waarvan hij verwacht dat deze beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele. Randomiseren is waneer participanten uitsluitend
volgens toeval (willekeurig) in een groep worden ingedeeld.


Een quasi-experimenteel onderzoek houdt in dat het onderzoek niet voldoet aan alle kenmerken van een zuiver experiment,
bijvoorbeeld doordat de experimentele groep en de controlegroep niet via randomiseren konden worden ingedeeld.

Bij een surveyonderzoek, ook wel enquêteonderzoek, krijgt een groep
mensen die een grotere populatie vertegenwoordigen vragen voorgelegd
over hun attitudes, gedrag of denkbeelden over bepaalde onderwerp. De
personen in een survey worden ook wel respondenten genoemd.
Sociale wenselijkheid voorkomt veel bij surveyonderzoek, dit is wanneer
mensen antwoorden geven die sociaal wenselijk zijn volgens hun en niet
perse de waarheid.
Natuurlijke observatie is de observatie van natuurlijk voorkomende
gedrag zonder in te grijpen in de situatie.
Casestudy’s zijn studie waarbij de toestand van één individu of een
groep individuen diepgaand en uitvoerig wordt onderzocht.





fi fi fi fi fi

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ioannaavlastimidou. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78998 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.27
  • (0)
  Add to cart