Dit document bevat de uitwerkingen van alle hoorcolleges van Organisatie en technologie 2023. Het is een duidelijk overzicht met veel plaatjes uit de slides en alle informatie die je nodig hebt handig weergeven. 32 bladzijden.
Organisaties zijn doelgericht en verbonden met de externe omgeving.
Producten= kunnen worden opgeslagen als voorraad, verkocht en geretourneerd.
Diensten= gecreëerd in hoge interactie met klant.
Technologie= tools, technieken, om input te transformeren naar output.
Uitdagingen voor organisaties:
• Globalisering
• Ethiek
• Verantwoord ondernemen
• Duurzaamheid
• Snelheid van reageren
Belang van organisaties:
• Bij elkaar brengen van middelen om doelen te bereiken
• Diensten/goederen efficient produceren door specialisatie
• Innovatie
• Moderne technologie
• Aansturen externe omgeving
• Aansturen en motiveren medewerkers
• Transactiekosten verminderen
Gesloten systemen= focus op eigen organisatie zonder afhankelijkheid en beïnvloeding.
Open systemen= aandacht voor de rol van organisatie in de keten en omgeving.
Supply Chain Management= coördinatie van alle activiteiten die te maken hebben met de stroom en
transformatie van goederen en diensten. (betreft coördinatie, samenwerking, management,
integratie)
Om klantwaarde te verhogen en kosten te besparen.
,Input en output modellen:
• Material Processing Operation (MPO)
• Input: Materiaal; • Proces: verwerken van het materiaal;
• Customer Processing Operation (CPO)
• Input: Mensen; • Proces: voortbrengen dienst;
• Information Processing Operation (IPO)
• Input: Informatie; • Proces: operaties voor product/dienst
Efficiëntie= het werk op de juiste manier doen
Productiviteit= output/input
Effectiviteit= mate waarin doelen gerealiseerd worden.
Shareholders: aandeelhouders
Vroeger was het doel, de winst maximaliseren voor aandeelhouders.
In 2019 kwamen nieuwe hoofddoelen: waarde aan klanten, investeren.
Van ambachtelijke productie naar massaproductie:
• Middeleeuwen: gilden. (voordelen: kennisuitwisseling, regels) (nadelen: geen vernieuwing,
monopolie)
• 18e eeuw: arbeidsdeling.
• Vanaf 1750: technologieontwikkeling.
• Vanaf 1900: massaproductie.
Klassieke Management Theorie= er is maar 1 goede manier voor de organisatie.
Wetenschappelijke Management Theorie= verschuiven van alle verantwoordelijkheid van
medewerker naar manager. Centralisatie in planning en aansturing.
, Theorie van Systems & contingency= er is niet 1 systeem. Het hangt af van de omgeving,
klanten, concurrenten. Meer aandacht voor de mens in de organisatie. Taakspecialisatie kan
namelijk tot vervreemding leiden.
• Vanaf 1950: 3e industriële revolutie. Inzet van meer 'computer technologie'.
• 4e industriële revolutie: robots, 3D, zelfrijdende auto, etc.
Industrie 5.0 kenmerkt zich door:
• Welzijn medewerkers centraal
• Nieuwe technologieën
• Rekening houden met beperkingen planeet
• Verplaatsing van waarde voor aandeelhouders naar waarde voor belanghebbenden.
College 2
Richting geven aan en ontwerp van organisaties:
Kerncompetenties= de vaardigheden en kunde in het creëren van waarde die maken dat een
organisatie doelen bereikt.
Bronnen van kerncompetenties:
• Mensen in de organisatie
• Middelen zoals grond, kapitaal, fabrieken, merken
• Aansturing van mensen en middelen in de organisatie
Operationele doelen= beschrijven uitkomsten die te meten zijn en vaak gekoppeld aan korte termijn.
Prestatiemeting en doelen stellen:
Methodes en procedures analyseren en keuzes maken.
Bijv:
, Kritieke doelen door management vaststellen, team doet de rest.
Normen en waarden sturen beslissingen en houden inzet hoog.
(in sport staan speelveld en regels vast, rest wordt overgelaten aan team)
KPI'S: Kritische Prestatie Indicatoren/ Key Performance Indicatoren
= Variabelen om prestaties te monitoren. Eenduidig geformuleerd en meetbaar en een norm.
Aansluiting bij officiële doelen is essentieel.
Waardeketen van Porter:
Individuele organisaties voegen waardes toe. De elkaar opvolgende partijen voegen ook waarde toe.
> Waardeketen van Porter.
Operations binnen bedrijf brengt goederen/diensten voort.
Logistieke grondvorm= Transformatieproces met voorraadpunten.
Strategie= plan om competitief voordeel te behalen en zo de doelen van de organisatie te behalen.
(keuzes maken, beslissingen nemen en doelen stellen).
Bijv deze 4:
• Lage-kosten strategie
• Differentie strategie (uniek aanbod)
• Focusstrategie (gericht op segment) gericht op lage kosten
• Focusstrategie (gericht op segment) gericht op differentiatie
3 Waardestrategieën: Treacy & Wiersema (1993)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller estherjonker1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.64. You're not tied to anything after your purchase.