100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oefentoets $3.21
Add to cart

Exam (elaborations)

Oefentoets

2 reviews
 325 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Oefentoets blok 1 Keep on moving (Fysiotherapie)

Preview 4 out of 40  pages

  • November 13, 2017
  • 40
  • 2014/2015
  • Exam (elaborations)
  • Only questions

2  reviews

review-writer-avatar

By: sterrevanbreukelen • 5 year ago

review-writer-avatar

By: ilseheijt • 6 year ago

avatar-seller
1 Het endomysium bevindt zich rondom de :
1. hele spier - epimysium
2. fasciculus - perimysium
3. spiervezel – omheen / tussen de vezels
2 Het perimysium is het vlies bindweefsel rondom de:
1. spiervezel
2. fasciculus
3. hele spier
3 Het bindweefselvlies dat de spier omhult heet:
1. endomysium
2. epimysium – om de spier heen
3. perimysium
4 Sarcomeren zijn opgebouwd uit:
1. fibrillen – een bundel van filamenten
2. filamenten – actine en myosine filamenten
3. myocyten - spiercellen
5 Dikke filamenten worden gevormd door:
1. actine
2. myosine
3. tinine

6 Dunne filamenten worden gevormd door:
1. actine
2. myosine
3. tinine
7 Sarcomeren zijn de functionele eenheden van de spier.
1. Juist – sarcomeer trekt samen en dat is dus de ‘functie’ van de spier en dus
de kleinste functionele eenheid. (actine en myosine samen omdat ze los
niks kunnen)
2. onjuist
8 Sarcomeren bevinden zich tussen:
1. A-banden – is de gehele lengte van de myosine
2. H-banden – is myosine zonder overlapping van actine, in contractie is deze
er dus niet
3. Z-schijven – Z-lijnen of Z-disc
9 Het sarcoplasmatisch reticulum (SR) is:
1. het bindweefselvlies rondom de spiervezel - epimysium
2. een depot (opslagplaats) in de spiervezel – SR is het buisjessysteem om
de spier heen waarin het Ca+ wordt opgeslagen en wanneer dit nodig is
voor contractie laat het SR dat vrij in de spier.
3. de functionele eenheid van de spier - sarcomeer
10 Welke uitspraak over het sarcotubulaire systeem is juist?
1. het speelt een rol bij de voortgeleiding van de prikkel – het
buisjessysteem heb je nodig om het Ca+ vrij te laten om de spier te
contraheren
2. het bestaat uit contractiele(aan te spannen) delen
3. het is dient als versteviging voor de bloedvaten in de spier
11 Arteriolen in de spier dienen voor de bloedafvoer uit de spier.:
1. juist

, 2. onjuist – arterien zorgt voor bloedtoevoer, venen voor bloed afvoer
12 De motorische eindplaat bevindt zich tussen:
1. sarcotubulair systeem en myosine
2. spiervezelmembraan en myofilamenten
3. zenuwvezel en spiervezel – zenuwvezel brengt de prikkel naar de
spiervezel, aan het einde van de zenuwvezel zit een soort plaatje waar de
prikkel aan de spiervezel wordt gegeven, waardoor hij gaat contraheren.
13 Myofilamenten zijn opgebouwd uit myofibrillen.
1. Juist
2. Onjuist - myiofilamenten zijn actine en myosine samen, dit vormt een
sarcomeer en meerdere sarcomeren in een bundel is een myofibril

14 Een fasciculus is opgebouwd uit vezels.
1. Juist – allemaal spiervezels bij elkaar in een bundel is een fasciculus
2. onjuist
15




De bipennate spier is:
1. 1 – fusiform (alle vezels lopen parallel aan elkaar)
2. 2 - fusiform
3. 3 – uniform (alle vezels lopen diagonaal 1 kant op)
4. 4 – bipennate (de helft van de vezel als een veervorm naar elkaar toe)

16




De fusiforme spier is:
1. 1 – zie vorige vraag voor uitleg
2. 3

, 3. 4
17 Een spier die met zijn twee koppen één gewricht overspant noemen we een
1. biarticulaire spier – over twee gewricten heen (zoals biceps brachii)
2. monoarticulaire spier – mono betekend 1 en articulair betekend gewricht.
3. polyarticulaire spier – over meedere gewrichten
18 Spiervezel type IIx is een rode vezel.
1. juist
2. onjuist – type 2 is wit en snel, type 1 is rood en langzaam
19 Fast twitch vezels zijn rood:
1. juist
2. onjuist – snelle vezels zijn wit, langzaam rood.
20 Type IIa spiervezels zijn … dan/als type IIx spiervezels:
1. even snel – beide IIa en IIx vallen onder de witte snelle spiervezels en zijn
dus even snel
2. langzamer
3. sneller
21 De meest geschikte spiervezel voor duuractiviteiten is de – de morree blz 48!
1. type I vezel – rode langzame vezels die goed zijn in uithoudingsvermogen
2. type IIa vezel
3. type IIx vezel
22 Myosine koppen hebben calcium ionen nodig om een crossbridge te maken.
1. Juist – om de spier te kunnen aanspannen is er Ca+ nodig (komt uit het
Sarcoplasmatisch reticulum), het Ca+ bind zich aan troponine en het
tromponine trekt het tropomyosine van de plaats waar de myosine kop wil
hechten. Troponine en tropomyosine samen is het troponine complex.
2. onjuist
23 ATP is nodig om de crossbridges tussen de myofilamentent verbreken.
1. Juist – ATP is nodig om de crossbridges los te laten, niet om de werkslag
zelf te maken
2. onjuist
24 Bij een contractie kunnen de Z lijnen (schijven)/ disc verder uit elkaar komen te
liggen.
1. juist
2. onjuist – bij de contractie gaan de Z-lijnen naar elkaar toe(ze komen dichter
op elkaar te zitten)
25 Het troponine complex:
1. bedekt de receptorplaats voor myosine – troponine en tropomyosine
samen is het troponine complex
2. geleidt de prikkel
3. pompt het calcium terug
26 Als je een spier 30% ten opzichte van de rustlengte stretcht kun je .. crossbridges
maken dan/als in de rustlengte.
1. evenveel
2. meer – wanneer je een spier strecht, komen de Z-lijnen verder uit elkaar te
liggen en de actine en myosine filamenten dus ook. Hierdoor kun je bij het
aanspannen dus meer crossbridges maken om ze weer bij elkaar te trekken.
3. minder
27 Rigor mortis (lijkstijfheid) is een gevolg van:
1. ATP gebrek – je lichaam maakt ATP aan, wanneer je dood bent dus niet
meer, en je hebt ATP nodig om de crossbridges los te koppelen. Als er dus

, geen ATP is worden je spieren stijf/kunnen niet meer bewegen.
2. calcium in het sarcoplasma
3. verval van filamenten
28 Wat gebeurt er met de H-band bij een concentrische contractie?
1. deze wordt breder
2. deze wordt smaller – de H-band is het stukje myosine dat niet overlapt is
door actine. Wanneer de spier wordt aangespannen(CONCENTRISCH)
wordt deze dus kleiner, bij excentrisch wordt dit gedeelte groter en bij
isometrisch blijft deze hetzelfde. Bij het ontspannen van een spier gaat dit
gedeelte terug naar de rust lengte.
3. verandert niet
29 ATP is nodig voor de heropname van calcium in het sarcoplasmatisch reticulum.
1. Juist – Ca+ komt vrij bij een contractie om de spier te laten aanspannen,
wanneer dit klaar is en er Ca+ over is wordt dit met een pompje terug
gepompt naar het Sarcoplasmatisch Reticulum. De pomp heeft ATP nodig
om dit te doen.
2. onjuist

30 Bij een isometrische contractie is geen ATP nodig.
1. Juist???? – bij een isometrische contractie blijven de actine en myosine
filamenten op dezelfde afstand van elkaar, er worden geen crossbridges
gemaakt dus is er ook geen ATP nodig om deze crossbrigdes te maken.
2. onjuist
31 De release(vrijkomen) van calcium uit het sarcoplasmatisch reticulum(SR) is een
reactie op:
1. het beëindigen van de contractie
2. een impuls uit een zenuwvezel – prikkel komt aan bij spiervezel, Ca+ is
nodig voor contractie en komt dus uit het SR vrij
3. het vrijkomen van ATP
32 Fijnmotorische bezigheden vereisen … motorische eenheden.
1. grote
2. kleine – fijn is klein, groot is voor de groffe begeweingen
33 Het aantal spiervezels in een motorische eenheid bepaalt de grootte van de
motorische eenheid.
1. Juist – hoe meer spiervezels hoe groter de motorische eenheid, dus hoe
meer spiervezels er aangestuurd moeten worden
2. onjuist
34 Een motorische eenheid bevat meerdere motorische neuronen(zenuwcellen).
1. juist
2. onjuist – motorische eenheid is een groep spiervezel met 1(!!) zenuwcel die
deze vezels aanstuurt. Motorische neuronen zijn zenuwcellen
35 Een motorische eenheid kan meer dan 50 spiervezels bevatten.
1. Juist – de grootte van de motorische eenheid verschilt tussen 1 en 100
spiervezels
2. Onjuist

36 Tijdens een contractie wisselen motorische eenheden elkaar zo mogelijk af.
1. juist
2. onjuist – of ze werken, of ze werken niet, voor kleine contracties werken er
een paar, de anderen in rust, wanneer je een grote contractie doet, gebruik

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esther4. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50843 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  2x  sold
  • (2)
Add to cart
Added