Gijs, L., Gianotten, W., Vanwesenbeeck, I & Weijenborg, P. (2009). Seksuologie. Houten: Bohn Stafleu Van
Loghum. hst. 15
Inleiding
15.1.1 Prevalentie en incidentie: zie tabel 15.1
Meeste onderzoeken zijn uitgevoerd in West-Europese landen of Noord-Amerika. Volgens Simons en Carey is er
alleen voor “orgasmestoornis” een redelijk betrouwbare populatieschatting van de algemene bevolking
beschikbaar (tussen de 7 en 10%). Uit onderzoek blijkt dat emotionele en rationele problemen het meest samen
hangen met seksuele stress, en fysieke aspecten van de seksuele respons hingen niet samen met seksuele stress.
15.1.2 Klachtpresentatie
Veel problemen met zin, opwinding en pijn komen tegelijkertijd voor. Vaak presenteert een vrouw zich met een
seksueel probleem terwijl zij tegelijkertijd ook problemen met zin, opwinding en orgasme hebben. Zie figuur
15.1 voor hypothese van Derogatis en Conklin-Powers die de samenhang tussen de DSM-IV diagnoses en de
seksuele responscyclus weergeeft.
- Verlangen: verminderd verlangen.
- Opwinding: vaginisme, seksuele aversie, opwindingsstoornis, dyspareunie.
- Orgasme: orgasmestoornis.
- Herstel: seksuele dissatisfactie.
15.2 Stoornissen in het seksueel verlangen
Verminderd seksueel verlangen (hypoactive sexual desire disorder): “aanhoudend of recidiverend gebrek aan (of
het ontbreken van) seksuele fantasieën en verlangen naar seksuele activiteit. Bij de beoordeling van het gebrek of
ontbreken wordt rekening gehouden met factoren die van invloed zijn op het seksueel functioneren zoals leeftijd
en de levenswijze.” Geen zin hebben is lastig om vast te stellen, want vaak blijkt “geen zin” gewoon minder zin
dan de seksuele partner te zijn. Bij deze stoornis echter moet het echt om geen zin gaan. Verminderd seksueel
verlangen is anders dan seksuele aversie. Bij geen zin ontbreekt er iets, bij seksuele aversie zijn er negatieve
emoties (bijv. walging, angst) waardoor een vrouw een seksuele situatie echt probeert te vermijden.
15.2.1 Probleemoriëntatie
Moeilijk om de diagnose “verminderd seksueel verlangen” te stellen, omdat er geen eenduidige theorie of
verklaringsmodel is. Door het model van Kaplan, waarin verlangen vooraf gaat aan opwinding, orgasme en
herstel, lijkt het alsof verlangen een voorwaarde is om opwinding te krijgen. Maar huidige modellen laten zien
dat opwinding vaak komt door gevoeligheid van het responssysteem en prikkels in de omgeving. Zin is dus een
affectieve reactie op bepaalde prikkels. Je krijgt dus zin omdat je met seks bezig bent. Volgens dit model zijn er
seksuele problemen omdat de toegang tot seksuele partners moeilijk is.
- Volgens Everaerd en Laan is motivatie (in dit geval zin in seks) een kenmerk van een proces dat zich in de
persoon voltrekt. De voorwaarden voor het opgang brengen van dit seksueel proces zijn drieledig: 1) er
moet een intact seksueel systeem zijn dat seksueel responderen mogelijk maakt; 2) er moeten (seksuele)
stimuli zijn die het seksuele systeem kunnen aanzetten; 3) er moeten mogelijkheden zijn om toegang te
hebben tot seksuele partner(s).
- Regan & Berscheid vinden dat er seksueel verlangen is als je gemotiveerd bent om een doel te bereiken.
- Basson heeft een model gemaakt voor vrouwen en hun seksuele respons. Wanneer een vrouw seksueel
geprikkeld is kan dit resulteren in “zin in seks”. Er is vaak behoefte aan intimiteit, maar ze kunnen ook op
een andere manier geprikkeld worden.
De partner kan in heel de seksuele responscyclus een belangrijke rol spelen.
15.2.2 Prevalentie en incidentie
Prevalentiecijfers variëren heel erg (tussen de 5 en 46%). In de Nederlandse poliklinieken seksuologie zijn er
16% aanmeldingsklachten per jaar over het “geen zin” hebben of “verminderd seksueel verlangen”.
15.2.3 Etiologie
- Somatische factoren: de gevoeligheid van seksueel responsysteem zou verminderen wanneer de
hoeveelheid oestrogenen en androgenen afneemt, zoals in de postmenopauze. Ook bilaterale overiectomie,
premature ovarina failure (POF), chemotherapie en radiotheraipie leiden tot daling in oestrogeengehalte.
- Psychische factoren: een voorbeeld hiervan is een depressieve episode. Het kan dus een as-I stoornis zijn
dat het seksuele verlangen beïnvloedt en dan is het dus niet een seksuele disfunctie. Onderzoek: vrouwen
die met seksuele klacht kwamen hadden 3 x zo vaak een depressieve episode meegemaakt dan vrouwen
zonder seksuele problemen. Vaak komt verminderd seksueel verlangen voor in combinatie met andere
seksuele disfuncties, meestal met opwindingsstoornissen. In een onderzoek met 588 patiënten had 41%
minstens 1 andere diagnose van een seksuele disfunctie.
15.2.4 Anamnese, diagnostiek en indicatiestelling
, Van belang is dat de anamnese gebeurt met het paar. Bij anamnese moet er duidelijk gemaakt worden wat “geen
zin” betekent. Geen zin waarin? Als er altijd (levenslangs) verminderd seksueel verlangen is, is het van belang te
bespreken hoe het paar hier het beste mee om kan gaan. Als er andere relationele problemen zijn is
partnertherapie ook van belang i.p.v. alleen seksuele therapie. Tijdens de diagnostische fase kan het zinvol zijn
om beide partners ook apart te spreken.
15.2.5 Behandeling
Soms is maar 1 gesprek waarin de vrouw haar zorgen kan uiten, voldoende. Ook kan voorlichting over de
gewone variatie bij vrouwen en binnen relaties irreële verwachtingen corrigeren. Heel soms hormoonsubstitutie,
maar werkt bij de meeste vrouwen niet, eigenlijk werkt het alleen bij vrouwen die door bilaterale ovariectomie in
de postmenopauze zijn geraakt. Er is trouwens geen één geneesmiddel in Nederland geregistreerd voor seksuele
problemen bij vrouwen. Verminderd seksueel verlangen is een van de moeilijkst te behandelen seksuele
disfuncties. Weinig gecontroleerde studies over het effect van psychologisch seksuologische therapie.
- Schnarch: interactioneel behandelmodel voor paren met seksuele problemen. Hij ziet weinig of geen
seksueel verlangen als een positie binnen een systeem. De posities en veranderingen geven aan in welke
fase de relatie zich bevindt. Effect hiervan is nog nooit onderzocht.
- Therapie van LoPiccolo en Friedman: multifactorieel behandelmodel. Veel verschillende technieken
afkomstig vanuit de gestalt- en gedragstherapie: bewustwording, cognitieve herstructurering,
gedragsinterventies gericht op seksualiteit en communicatie en assertiviteit. Deze therapie was effectiever
dan een wachtlijstgroep.
Relatietherapie die niet specifiek gericht is op seksualiteit is niet voldoende. Er moet dus expliciete aandacht zijn
voor seksuele stimulering. Zo heeft onderzoek aangetoond dat wanneer “orgasmetherapie” werd toegevoegd aan
de normale therapie, het effect heel goed was voor lange termijn, opwinding, zin, en tevredenheid over de
algemene relatie. Binnen de orgasmetherapie werden de volgende technieken toegevoegd: masturbatietraining,
sensate focus oefeningen en instructies voor een goede houding en adequate stimulatie bij de coïtus. Met de
partner erbij verliep de behandeling beter.
15.3 Seksuele aversie
DSM-IV-TR Seksuele aversie: “Aanhoudende of steeds weerkerende extreme aversie voor, en vermijding van
elk (of bijna elk) genitaal seksueel contact met een seksuele partner.”
- Het is belangrijk om aversie te onderscheiden van ‘verminderd seksueel verlangen’. Bij geen zin gaat het
vooral om het ontbreken van iets, een gemis, iets dat op zich wel na te streven is. Bij seksuele aversie zijn
het vooral de negatieve emoties (walging, angst) die maken dat een vrouw een seksuele situatie probeert te
vermijden.
- Soms specifiek (afkeer van sperma/penis in erectie etc.) en vaak is de aversie globaal (afkeer van alles dat
met seks te maken heeft).
- Patroon van vermijding kan sterk verschillen; soms alleen vermijding van genitaal contact, soms
vermijding van alle situaties die als seksueel worden gezien.
- Vermijding van seksuele situaties alleen is onvoldoende om de diagnose seksuele aversie te stellen.
Belangrijk is dat wanneer een vrouw de situatie niet zou (kunnen) vermijden, zij gevoelens van afkeer of
angst ervaart.
15.3.1 Probleemoriëntatie
Seksuele aversie is conceptueel hetzelfde als een specifieke fobie. De leertheoretische opvatting over het ontstaan
van fobieën is gebaseerd op Mowrers tweefactorenmodel van vrees en vermijding. Volgens Mowrer is klassieke
conditionering verantwoordelijk voor het aanleren van vrees en operante conditionering voor het aanleren van
vermijdingsgedrag. De laatste jaren wordt er een onderscheid gemaakt tussen preparatorische en evaluatieve
conditionering. Voor de stoornis van seksuele aversie is belangrijk om onderscheid te maken tussen angst en
walging. De emotie angst verwijst naar de verwachting dat er iets beangstigends gaat komen, zoals pijn. Maar
veel vrouwen met seksuele aversie ervaren geen angst, maar juist gevoelens van afkeer. Hier lijkt meer sprake te
zijn van evaluatieve conditionering. Bij gevoelens van afkeer staat niet een voorspelling of verwachting centraal,
maar het onaangenaam vinden van seks in het algemeen of van iets specifieks binnen de seksuele situatie zelf.
Dit onderscheid tussen prepatorische en evaluatieve conditionering is belangrijk voor de keuze van
behandelingsinterventies.
15.3.2 Prevalentie en incidentie
Geen betrouwbare cijfers over hoe vaak het voorkomt onder de algemene bevolking. Slechts 3%van alle
vrouwen die voor een seksueel probleem hulp zochten binnen de eerste- en tweedelijns instellingen, kwam met
de hoofdklacht seksuele aversie.
15.3.3 Etiologie
Crenshaw: belangrijk om onderscheid te maken tussen primaire (levenslange) aversie en secundaire (verworven)
aversie. Primaire aversie is geassocieerd met een meer orthodoxe religieuze achtergrond, negatieve attitudes en
boodschappen over seksualiteit tijdens de opvoeding en seksuele trauma’s in de kindertijd. Seksualiteit is vooral
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellevanderstelt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.