Grondslagen 1, social work HU blok A 2023
Week 1: Basis van het beroep
1. Kennisclip 1 – sociaal functioneren en sociale kwaliteiten
Wat is sociaal functioneren en wat is sociale kwaliteit?
→ Sociaal functioneren heeft betrekking op het deelnemen van mensen aan het
maatschappelijk leven, en op de ruimte en mogelijkheden die het
maatschappelijk leven biedt om deel te nemen.
→ Sociale kwaliteit geeft aan in hoeverre er sprake is van sociale samenhang en
inclusiviteit, participatie, welzijn/welbevinden.
2. Kennisclip 2 – sociale contexten.
Mensen functioneren in 3 sociale contexten:
→ Primaire leefomgeving: gaat over je woonsituatie / de mensen waarmee je
samenleeft. De dagelijkse thuisomgeving aan mensen.
→ Netwerken: de verschillende formele en informele netwerken. Deze groepen
en netwerken hebben vaak een gezamenlijk doel (politieke partij,
sportvereniging, kerk, etc.). Bij een netwerk is de vraag hoe open deze is, hoe
hecht deze is, zitten er verplichtingen aan vast en is er misschien sprake van
uitsluiting?
→ Gemeenschappen: verschillende lokale gemeenschappen waarbij je allemaal
bij elkaar hoort/in de buurt woont, maar je hoeft niet per se samen iets te doen
of samen een doel te hebben.
3. Kennisclip 3 – ontwikkelingen in het sociaal werk
Ontwikkelingen en positionering van sociaal werkers:
Participatie en zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Dit is om kosten te
besparen, maar gaat ook mooi samen met het ideaal dat mensen zich meer aan
elkaar verbinden en meer oog hebben naar elkaar. Eigen kracht,
empowerment, civil society. Niet meer de nadruk leggen op het principe ‘je
wordt verzorgd’, maar dat de hulpverlener kijkt naar daar waar je goed in bent
en op zoek gaat naar wat nog wel mogelijk is. Daarbij is ook empowerment (een
actieve houding van de client) belangrijk. En de civil society is de burgerlijke
samenleving, wat is er al (in de wijk) en wat kan mij ondersteunen.
Kostenbewustzijn en link met toename aandacht voor preventie. Sociale
zekerheid is duur, als je investeert in preventie van (bijvoorbeeld) overlast door
jongeren bespaar je later op de criminaliteit waarin die jongeren later terecht
waren gekomen. Invloed lokale speelveld. Dat gaat hier vooral om
gemeentes, denk hierbij aan de WMO die gemeentes zelf uitvoeren en bepalen.
Er zijn minimum eisen aan de zorg, maar als er in een gemeente een groter
budget is voor de zorg, zullen er meer mogelijkheden zijn dan als er een kleiner
budget is vanuit de gemeente. Sociale technologie. Denk aan buurtapps, het
ondersteunen van digitale communities, kunnen je laten zien wat je allemaal
doet.
Bijzondere kenmerken van sociale vraagstukken:
→ Complexiteit, onderlinge samenhang en weinig standaard
handelingsrichtlijnen, overlap met andere vraagstukken.
→ Consequentie voor het werk van de sociaal werker: schakelen en reflecteren,
duurzaamheid, procesmatige oplossingen, integraal.
Raakvlakken met andere domeinen: gezondheidszorg, educatie, juridisch,
veiligheid, economisch
, 4. Kennisclip 4 – kerntaken en kwalificaties
Er zijn 3 kerntaken afgesproken, die plaatsvinden binnen de 7 beroepstaken.
1. Bevorderen van het sociaal functioneren van mensen en hun sociale context /
het contact met de client.
2. Versterken van de organisatorische verbanden waarbinnen sociaal werk
plaatsvindt / het kunnen samenwerken.
3. Bevorderen van de eigen professionaliteit en de ontwikkeling van het beroep /
een leven lang blijven leren.
Algemene eindkwalificaties voor een bacheloropleiding social work:
- Goede (internationale) theoretische kennisbasis bezitten en meewerken aan
het ontwikkelen van de praktijkkennis.
- Je moet methodisch kunnen werken.
- Je moet een onderzoekend vermogen hebben: waarin je verschillende
perspectieven kunt zien, de complexiteit van vraagstukken kunt herkennen, en
onderzoeksvragen kunt formuleren.
- Dialogisch werken (in overleg met elkaar) en zich een onderbouwd oordeel
vormen (een oordeel is niet slecht, maar moet wel goed onderbouwd zijn).
- Communiceren op allerlei niveaus.
- Leervaardigheden, handelen steeds bij kunnen stellen naar de nieuwe kennis
die je opdoet.
- Bewustzijn van de normativiteit van elke situatie waar je mee werkt.
Aanspreken en bespreekbaar maken van overschrijdingen. Je bent
cultuursensitief.
Generieke kwalificaties in het landelijk profiel:
- Benaderen en benaderbaar zijn.
- Bevorderen van sociaal functinoeren van mensen in de primaire omgeving:
methodisch, gebaseerd op werkzame methodieken, in samenspraak met
betrokkenen, gericht op zelfregie en participatie.
- Idem voor netwerken en groepen.
- Bevorderen van sociaal functioneren van gemeenschappen: methodisch,
gericht op sociale cohesie, rechtvaardigheid en veiligheid.
- Beinvloeden van sociaal beleid.
- Effectief en efficiënt werken. Transparant zijn, rekening houdend met kosten en
baten.
- Samenwerken.
- Actief en ondernemend werken: binnen een organisatie of als zelfstandige.
- Leren en reflecteren voortdurend aan kunnen sluiten en aanpassen aan
ontwikkelingen.
- Onderzoeken: houding, onderzoek doen, kennis uit onderzoek van anderen
toepassen.
5. De maatschappelijke context van het sociaal werk – hoofdstuk 1
- Het sociaal werk is erop gericht om het functioneren van mensen in het
dagelijks leven te ondersteunen. Sociaal werkers hebben als doel om de
zelfredzaamheid van burgers te vergroten.
- Een sociaal werker bevordert het sociale functioneren van mensen en versterkt
organisatorische banden. Bovendien is de sociaal werker in staat om te
reflecteren op je eigen functioneren, maar ook op de ontwikkeling van het
beroep.
- Een sociaal werker is benaderbaar en benadert anderen, ze zijn proactief,
ondernemend, onderzoekend en analyserend. De sociaal werker coordineert
samenwerking om met anderen tot een oplossing van de situatie te komen.
,- Binnen het sociale domein vallen alle organisaties die zich inzetten voor
mensen die hulp nodig hebben bij het verbeteren van een voor hen ongewenste
situatie.
- In de loop van de geschiedenis heeft het sociaal werk een ontwikkeling
doorgemaakt. Vroeger was het heel paternalistisch en gericht op de
heropvoeding van armen. Later heeft zich dit ontwikkeld tot een meer
vraaggerichte benadering die uitgaat van wat de client/burger wel kan en zelf
kan oplossen, al dan niet met behulp van het eigen netwerk.
- In het sociale domein is een groot aantal verschillende soorten organisaties te
vinden. Om erachter te komen welke organisaties actief zijn binnen een
gemeente, kun je het best de sociale kaart van die gemeente bestuderen. Hierin
is per onderdeel beschreven welke organisaties er actief zijn.
- De meest voorkomende categorieën zijn maatschappelijk werk, geestelijke
gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en jeugdzorg.
6. De maatschappelijke context van het sociaal werk – hoofdstuk 2
- Elke burger in Nederland is omringd door hun sociale netwerk. De waarde van
dit hiervan noemen we het sociale kapitaal. Wanneer mensen hulp of zorg nodig
hebben, wordt eerst gekeken naar sociale steun: mensen in het sociale netwerk
die de benodigde zorg en ondersteuning kunnen bieden.
- Er is een onderscheid tussen mantelzorgers en vrijwilligers. Bij mantelzorg is er
sprake van een bestaande relatie van waaruit iemand zorg verleent aan iemand
die langdurig hulpbehoevend wordt. Vrijwilligers hoeven niet per se vooraf al een
relatie te hebben met de persoon die zij ondersteunen en kunnen vanuit een
vrijwilligersorganisatie actief zijn.
- Professionele hulp wordt geboden vanuit organisaties in het sociale domein.
Vaak zijn er meerdere professionals bij een burger betrokken, elk vanuit hun
eigen expertise.
- Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het beleid en de financiering van de
jeugdzorg, de maatschappelijke zorg en de Participatiewet.
- Op landelijk niveau zijn de ministeries betrokken bij het maken en bijstellen van
beleid. Er bestaan verschillende organisaties die toezicht houden op de kwaliteit
van de hulp- en dienstverlening. De zorgverzekeraars zorgen voor de organisatie
van de verplichte basiszorg. Vakbonden komen op voor de belangen van
werknemers, brancheorganisaties zijn er om de branche te vertegenwoordigen
en beroepsverenigingen versterken het beroep.
- Kennisinstellingen hebben als doel om onderzoek te doen naar fenomenen in
het sociale domein. Dit kan inhoudelijk onderzoek zijn of onderzoek naar het
stelsel en de organisatie.
- Vanwege de grote verscheidenheid aan organisaties en professionals in het
sociale domein, is goed gecoördineerd samenwerken noodzakelijk en vertrouwen
op elkaars inzet en capaciteit.
De maatschappelijke context van het sociaal werk – hoofdstuk 4
- De Rijksoverheid maakt elk jaar een begroting waarin vermeld wordt hoeveel
geld in welke ministeries geïnvesteerd wordt. Een groot deel gaat naar het
sociale domein. Dit is opgesplitst in het Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn
en Sport; het Ministerie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het
Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
- Naast de Rijksoverheid zijn belangrijke actoren de zorgverzekeraars en het
College Zorgverzekeringen. Zij dragen de verantwoordelijkheid voor de
financiering van alle ziektekosten in Nederland. Wat er precies door de
zorgverzekeraar vergoed wordt, is opgenomen in de Zorgverzkeringswet.
, - De gemeenten zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de jeugdzorg, voor
de uitvoering van de WMO en de Participatiewet. Om dit te kunnen betalen
worden zij deels gefinancierd vanuit het Gemeentefonds en deels halen ze
inkomsten uit belastingen en heffingen die burgers betalen.
- Een andere manier om initiatieven in de sociale sector te financieren zijn
subsidies: de overheid investeert geld in de uitvoering van een project of
activiteit, vaak met als doel de zelfredzaamheid te stimuleren.
- Burgerinitiatieven maken naast subsidies soms gebruik van crowdfunding, een
manier om op grote schaal veel kleine bijdragen te verzamelen om daarmee toch
het geld voor initiatief te kunnen verkrijgen. Hiermee wordt de draagkracht voor
het initiatief vergroot.
7. De maatschappelijke context van het sociaal werk – hoofdstuk 8
- Tot +/- 2013 was Nederland een verzorgingsstaat. Een verzorgingsstaat vervult
in ieder geval de volgende 4 functies: verzekeren, verbinden, verheffen en
verzorgen.
- In 2013 sprak de koning in de troonrede uit dat Nederland meer een
participatiesamenleving zou worden: er wordt meer verantwoordelijkheid en
eigen regie gevraagd van de burger. De overheid neemt hierbij alleen een
ondersteunende rol in en vult aan waar iemand zelf niet in zijn levensonderhoud
kan voorzien.
- Dit resulteerde in 2015 tot decentralisaties. De zorg uit AWBZ werd
overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet, de WMO, de Jeugdwet en de WLZ.
De Participatiewet werd ingeroepen om de wetten te vervangen die over werk en
inkomen gingen.
- De decentralisatie betekende dus een transformatie, maar ook een transitie: de
bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor het beleid kwam bij
gemeenten te liggen.
8. Canon sociaal werk, de eerste beroepscode
In 1962 aanvaardden de Nederlandse Bond van Maatschappelijk Werkers en de
Katholieke vereniging van Maatschappelijk Werkers een gezamenlijke Code voor
de maatschappelijk werker. Dit was een nieuwe mijlpaal in de professionele
ontwikkeling van het beroep na de stichting van opleidingen en
beroepsverenigingen. In 28 artikelen werden essentiële beroepsnormen
verwoord. Het uitgangspunt hiervan was dat de veiligheid van de cliënt in 3
opzichten werd gesteld, omdat naar hulp vragen iemand in een kwetsbare,
afhankelijke positie plaatst.
1. De hulpverlening mag niet ondergeschikt gemaakt worden aan een verder
liggend doel.
2. Het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt houdt in dat hij door de hulpverlening
niet daar terecht mag komen waar hij zelf niet wilt.
3. Vertrouwelijkheid houdt in dat hetgeen dat de client meedeelt niet terecht
mag komen waar het niet hoort.
Hiermee zet het maatschappelijk werk een streep onder een verleden waarin
sprake is geweest van betutteling, paternalisme, expliciete morele afkeuring,
overnemen van de regie, en godsdienstige dwang. De code riep echter veel
discussie op, bijvoorbeeld over de dilemma’s van maatschappelijk werkers die
behalve hulpverlening ook een controlerende taak was opgedragen.
-> De code werd na 1962 enkele keren lichtelijk aangepast. In 2010
presenteerde de NVMW een herziene en geactualiseerde Beroepscode voor de
maatschappelijk werker. Deze herziene code preciseerde dat respect voor de
cliënt niet inhoudt respect voor al het gedrag van de cliënt. Dit artikel gaf kort en
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nhofs05. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.70. You're not tied to anything after your purchase.