Hoorcollege 1
- Pedagogische wetenschappen bestuderen de opvoeding, het onderwijs en
de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen, met het oog op verbetering van
de praktijk. Pedagogiek gebruikt een empirisch-analytische benadering
(observatie, experiment, interview, test, vragenlijst).
- Paradigma (Kuhn) = een geheel van waarden, opvattingen en technieken,
gedeeld door leden van een bepaalde wetenschappelijke gemeenschap
- Het leertheoretische microparadigma (behavioral)
o Klassieke conditionering (Pavlov)
Neutrale stimulus de bel voorafgaand aan het proces van
conditioneren; de bel leidt als eerste immers nog niet tot kwijl.
Ongeconditioneerde stimulus de presentatie van voedsel;
Pavlov hoeft het dier immers niet te conditioneren om te kwijlen
door het voedsel.
Geconditioneerde stimulus de bel op den duur; na
conditionering heeft deze stimulus een bepaald effect gekregen.
Ongeconditioneerde respons kwijlen bij het voedsel.
Geconditioneerde respons kwijlen bij de bel.
Extinctie (uitdoving) Als alleen de geconditioneerde stimulus
wordt gepresenteerd (bel), verliest die langzaamaan zijn effect.
Spontaan herstel Pavlov ontdekte ook dat hoewel een
geconditioneerde reflex gedoofd lijkt, deze meestal spontaan
herstelt. Als de geconditioneerde stimulus dan niet periodiek
hersteld wordt, zal echter uiteindelijk het spontane herstel ook
verdwijnen.
Stimulusgeneralisatie Wanneer andere gelijksoortige
stimuli dan de originele geconditioneerde stimulus ook kunnen
zorgen voor de geconditioneerde respons. Het onderliggende
fysiologische proces heet irradation.
Stimulusdiscriminatie (‘Experimentele neurose’) Als de
hond langzaamaan verschillende bellen kan filteren, en alleen
reageert op bellen die heel erg lijken op de originele
geconditioneerde stimulus.
o Watson (behaviorist)
Had ambities om de opvoeding van kinderen tot
wetenschappelijke onderneming te maken
Raadde ouders o.a. aan om baby's aan een strak schema te
houden en hij drong erop aan dat ze hen niet zouden knuffelen,
kussen of strelen.
Little Albert werd via klassieke conditionering
geconditioneerd op bang te zijn voor ratten. Ook sprake van
stimulusgeneralisatie omdat hij bang was geworden voor allerlei
harige voorwerpen.
Little Peter (Mary Cover Jones) hij werd geholpen zijn
angsten te overwinnen via systematische desensitisatie
(deconditionering): hij werd ontspannen en geleidelijk aan
geïntroduceerd aan de gevreesde stimuli.
Beperkingen klassieke conditioneringsparadigma:
, - Het blijkt veel moeilijker te zijn om de reacties van
kinderen te conditioneren dan Watson impliceerde; het
lijkt voornamelijk te kunnen in de eerste levensmaand.
- Mensen lijken biologische beperkingen te hebben qua het
soort stimuli dat geconditioneerd kan worden, i.p.v. dat
álle stimuli zomaar geconditioneerd kunnen worden.
- Klassieke conditionering lijkt beperkt te zijn tot bepaalde
soorten reacties. Kan dus niet verklaren hoe we
normale/complexe vaardigheden aanleren (praten,
gereedschap gebruiken, dansen, schaken)
o Paradigm clash de aandacht verschoof van factoren in een
persoon zelf, naar factoren in de omgeving van een persoon.
o Skinner (behaviorist)
Volgens hem moest psychologie zich beperken tot de studie van
openlijk gedrag
Respondent gedrag = eenvoudige reflexen, waar Pavlov zich
op richtte volgens Skinner
Operant gedrag = aangeleerd “goed” gedrag
Operante conditionering = het leren van goed gedrag, door
de consequenties die op gedrag volgen
Bekrachtiging gebeurtenissen die de kans vergroten dat
dezelfde respons in de toekomst weer zal optreden:
Primaire bekrachtigers (voedsel, het wegnemen van pijn)
ze hebben "natuurlijke" bekrachtigende eigenschappen.
Geconditioneerde bekrachtigers (glimlach, lof of aandacht
van een volwassene) hun effectiviteit komt voort uit hun
frequente associatie met primaire bekrachtigers.
Positieve bekrachtiging = het aanbieden van een positieve
prikkel (bijv. voedsel/speelgoed geven aan het kind)
Negatieve bekrachtiging = het wegnemen van een negatieve
prikkel (bijv. verminderde hoofdpijn dankzij aspirine nemen)
Positieve straf = het toedienen van een negatieve prikkel
(bijv. met de neus tegen schrikdraad komen)
Negatieve straf = het wegnamen van een positieve prikkel
(bijv. wegnemen van voedsel/speelgoed)
Uitdoving bijvoorbeeld, omdat kinderen dingen doen "alleen
maar om aandacht te krijgen", kan men ongewenst gedrag
uitdoven, zoals overmatig huilen of driftbuien, door consequent
de aandacht terug te trekken wanneer ze zich voordoen.
Operant gedrag dat schijnbaar gedoofd is kan ook spontaan
herstel vertonen. Bijvoorbeeld, een jongetje wiens driftbuien
waren gedoofd door het terugtrekken van aandacht, begon
opnieuw driftbuien te krijgen wanneer hij in een nieuwe situatie
werd geplaatst. Het gedrag moet dan verder worden gedoofd.
Onmiddellijke consequenties operante conditionering
werkt het beste wanneer de straf/bekrachtiging direct het
gedrag opvolgt.
, Shaping (method of approximations) = het stukje bij beetje
aanleren van gewenst gedrag. Wordt gedaan door een
geleidelijke procedure waarbij gedrag in de goeie richting wordt
bekrachtigd, en gedrag dat niet in de goede richting gaat wordt
bestraft, totdat het gewenste gedrag bereikt wordt.
Continue bekrachtiging = als gedrag elke keer wordt
bekrachtigd
Partiële bekrachtiging = als gedrag niet élke keer wordt
bekrachtigd. Ondanks dat continue bekrachtiging effectiever is,
is partiële bekrachtiging alsnog ontzettend belangrijk aangezien
deze vorm vele malen vaker voorkomt in de praktijk.
o Sociale leertheorie (Bandura)
Bandura vond Skinners operante conditionering ongeschikt om
menselijk leergedrag mee te verklaren, aangezien mensen
cognitieve wezens zijn die actief nadenken over lange-termijn
consequenties van hun gedrag.
Observationeel leren/imitatie/modeling = leren dat het
resultaat is van het observeren van het gedrag van anderen
(genaamd models).
Acquisition = gedrag leren
Performance = gedrag vertonen
Plaatsvervangende bekrachtiging = dat het kijken naar
anderen die worden beloond/gestraft, indirect gedrag beïnvloedt
(sociale leertheorie). In tegenstelling tot behaviorisme, waarbij
leren direct beïnvloed wordt door bekrachtiging en bestraffing.
Reciprocal determinism (Shaffer & Kipp, 2007) = de
wederzijdse beïnvloeding van persoonlijke factoren, gedrag en
de omgeving, bepaalt iemands ontwikkeling. Dit staat tegenover
Watson en Skinners gedachte dat de omgeving de
persoonlijkheid en het gedrag van kinderen bepaalt.
- Het cognitieve microparadigma
o SIP (Cricks & Dodge) = de sociale-informatieverwerkingstheorie
, Hierin staan cognities het meest centraal
Volgens SIP gedragen mensen zich in vergelijkbare situaties
heel verschillend doordat zij de aanwezige informatie
verschillend verwerken
Volgens SIP bestaan er individuele verschillen in emotionaliteit
en emotieregulatie. Dit heeft invloed op elke stap van SIP.
- Emotionaliteit = een karaktertrek
- Positieve emotionaliteit = de neiging om plezier te
ervaren en uiten
- Negatieve emotionaliteit = de neiging om op prikkels
in de omgeving te reageren met angst of boosheid
- Emotieregulatie = controle hebben over emoties en het
gedrag dat daarmee samenhangt
Veel mensen vinden SIP niet zo zeer een realistisch model,
maar wel een model dat helpt in de praktijk/behandelingen.
Het SIP-model is oorspronkelijk ontwikkeld om agressie te
verklaren. Agressie zou het gevolg zijn van denkstap-fouten:
- Reactieve agressie (fouten in eerste paar SIP stappen):
Een agressieve reactie op frustratie en provocatie die
vaak gepaard gaat met intense kwaadheid. Zij hebben
minder aandacht voor relevante sociale signalen (stap 1 -
attentional bias). Ook interpreteren ze gedrag van
anderen vaker als vijandig (stap 2 - hostile attribution
bias), en ze hebben meer agressieve strategieën als
reactie op vijandigheid (stap 4). Ze reageren ook vaak
agressief zonder rekening te houden met de gevolgen
ervan (dus overslaan van stap 5).
- Proactieve agressie (fouten laatste paar SIP stappen):
Berekenende agressie; bedoeld om voordeel op te leveren
voor de agressor. Ze hebben een voorkeur voor
instrumentele doelen (speelgoed afpakken) boven
relationele doelen (vrienden blijven) (denkstap 3). Ze
beoordeelden agressie als een effectief en makkelijk
middel om doelen te bereiken (denkstap 5) en
verwachtten er positieve consequenties van (goed gevoel)
- Het macroparadigma
o OPP = ontwikkelingspsychopathologie
Is het beschrijven, verklaren en voorspellen van afwijkende
gedragingen/probleemgedrag en processen door de tijd heen.
o Systeemprincipe afwijkende ontwikkeling is een gevolg van de
complexe wisselwerking tussen systemen in (1) individu, (2)
omgeving, en (3) tussen een individu en diens omgeving.
Tijdsdimensie ontwikkelingsfase, historische of
levensgebeurtenissen, veranderingen
Organisch hersenen, centrale zenuwstelsel, biochemisch,
genetisch