Inhoud
Hoofdstuk 1: wat is probleemgedrag?....................................................................................................1
Hoofdstuk 2: classificaties van probleemgedrag.....................................................................................3
Hoofdstuk 3: modellen en interventies..................................................................................................5
Hoofdstuk 4: het gezin............................................................................................................................9
Hoofdstuk 5: de school.........................................................................................................................13
Hoofdstuk 6: vrije tijd...........................................................................................................................15
Hoofdstuk 7: stressvolle gebeurtenissen..............................................................................................16
Hoofdstuk 8: sociale steun....................................................................................................................19
Hoofdstuk 11: zelfbeeld........................................................................................................................22
Hoofdstuk 12: zelfbeschikking..............................................................................................................25
Hoofdstuk 13: zelfhandhaving..............................................................................................................27
Hoofdstuk 14: zelfcontrole....................................................................................................................28
Hoofdstuk 15: het agressieve kind........................................................................................................30
Hoofdstuk 16: het hyperactieve kind....................................................................................................33
Hoofdstuk 17 – het sociaal angstige kind..............................................................................................34
Hoofdstuk 18: het depressieve kind.....................................................................................................36
Hoofdstuk 1: wat is probleemgedrag?
Niet iedereen ziet hetzelfde gedrag als probleemgedrag.> dit komt doordat je normen en waarden
verschillen.
Op basis van de volgende criteria kan probleemgedrag als licht/klein of als ernstig worden gezien:
Frequentie
Duur
Omvang
Gevolgen
1.2 normaal-abnormaal
Normaal gedrag: het gedrag dat door veruit de meeste mensen wordt vertoond.
Abnormaal gedrag: het gedrag dat door een kleine groep mensen wordt vertoond.
1.3 aangepast-onaangepast
Onaangepast > in principe altijd probleemgedrag
Achterliggende gedachten: ieder mens dient een bepaalde staat van aanpassing aan zijn omgeving te
verwerven.
1.4 gezond-ziek
,Zes criteria als belangrijke kenmerken van geestelijke gezondheid:
1. Een positieve houding tegenover jezelf
2. In staat tot ontwikkeling en zelfactualisering
3. Een harmonieuze integratie in de samenleving
4. Een zelfstandige, onafhankelijk en autonoom optreden
5. Een accurate perceptie van de externe omgeving
6. Een adequate omgang met de directe omgeving
Je kan spreken van probleemgedrag bij het ontbreken van relaties, het ontberen van een eigen
identiteit, het bestaan van mispercepties van de realiteit, het onvermogen om met problemen om te
gaan en de aanwezigheid van stressvolle omstandigheden.
Criteria voor of er sprake is van psychosociale problematiek: (Rosenhan& seligman (eysenck))
- Lijden
- Disfunctioneren
- Onvoorspelbaar gedrag
- Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
- Onconventioneel gedrag
- Aantasting van de geldende moraal
Probleemgedrag: gedrag dat door opvoeder, leerkrachten of andere personen wordt beschouwd
als strijdig met de door hen als samenleving gehanteerde normen en regels en/of als
deskundigen dit gedrag als problematisch beoordelen. (Vooroordelen kunnen snel de kop op
steken)
1.6 prevalentie van gedragsproblemen
2 op de 10 jeugdige geeft blijk van problemen.
1.7 stabiliteit van probleemgedrag
Ter bepaling van de stabiliteit zijn in principe twee onderzoeksmodellen:
- Cross-sectionele model
- Longitudinale model
Er zijn geen verschillen tussen jongens en meisjes als het gaat om de stabiliteit van probleemgedrag.
1.8 comorbiditeit
Comorbiditeit: problematische jeugdigen laten meerdere problemen tegelijk zien.
,Hoofdstuk 2: classificaties van probleemgedrag
Classificeren: het systematisch ordenen en groeperen van probleemgedragingen op basis van gelijke
eigenschappen en onderlinge relaties.
Een goed classificeringssysteem kan de communicatie tussen collega’s verbeteren.
Classificaties is niet gelijk aan diagnostiek. Het is wel te beschouwen als een onderdeel van
diagnostiek.
Bij diagnostiek gaat het erom een bepaald beeld van de problematiek van de jeugdige te verkrijgen.
Er zijn twee benaderingen op het gebied van de ontwikkelingen van classificeren:
2.2 de klinische benadering:
> de stroming die zich het langst bezighoudt met het systematisch indelen van uiteenlopende
psychische problemen.
Het DSM systeem (Diagnostic and Statistical Manual)
Sinds 1952
Multi-axiale benadering
Gedragsstoornissen:
- ODD( Oppositional Defiant Disorder)
- > gedragingen waarbij jeugdigen zich op een hinderlijke en ergelijke manier verzetten tegen
de ander. Snel gefrustreerd, voelen zich gauw beledigd
- CD (Conduct Disorder)
- > agressief en antisociaal gedrag
Aandachtsstoornissen en hyperactiviteit:
- ADHD (attention deficit hyperactivity disorder)
Autismespectrumstoornis (ASS)
- PDDNOS (Pervasive Development Disorder Not Otherwise Specified)
, Angst- en stemmingsstoornissen
Het ICD- systeem
Bestaat uit vijf assen
Het CAP-J systeem
Aanvulling op de DSM of ICD
Werkt met de volgende vier assen
2.3 de empirische benadering
Wetenschappelijke streven om het grote aantal variabelen waarmee probleemgedrag kan worden
beschreven te reduceren tot enkele kenmerkende factoren.
Een groot reeks van onderzoeken geven niet altijd dezelfde conclusies dat komt door:
1. Bestuurde populaties lopen uiteen van uitsluitend normale kinderen tot uitsluitend
problematische jongeren.
2. De geïnventariseerde problemen en/of de gestelde vragen kunnen verschillen, zowel
kwantitief als kwalitatief.
3. De gehanteerde factor-analytische technieken verschillen soms van aard.
Broad-band gedragsdimensies: beperkt aantal dimensies (meestal 2 tot 4) dat voor alle groepen
jeugdigen geldigheid heeft.
Narrow-band gedragsdimensies: Bestaat uit een groter aantal dimensies (oplopend tot 10 factoren),
heeft betrekking op een specifieke populatie.
Eisen voor een betrouwbaar meetinstrument:
1. Toegankelijkheid
2. Toepasbaarheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nathaliekx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.