• De (historische) ontwikkeling van ons sociaal zekerheidsstelsel in grote lijnen
schetsen
In 1854 bestond de Armenwet. In 1901 ontstond de Ongevallenwet, welke zorg droeg voor
het opvangen van de gevolgen van de bedrijfsongevallen in de industrie. Vervolgens trad in
1929 de Ziektewet in werking. Voors ontstond naast de Steunregeling tevens de
Kinderbijslagwet in 1939.
De ontwikkeling van de sociale zekerheid kwam na de Tweede Wereldoorlog in een
stroomversnelling. Het EVRM en ESH ontstonden. Als gevolg van de commissie-Van Rhijn
in 1945 werd de sociale zekerheid een heel nieuw leven ingeblazen. Men vond dat burgers
zelf verantwoordelijk waren hun levensomstandigheden. Vroeger was er nauwelijks aandacht
voor de activeringsfunctie. De focus lag vooral op de rechtmatigheid en veel minder op de
doelmatigheid, dat wil zeggen de bevordering van de uitstroom. De zogenoemde Wet
verbetering poortwachter (Wvp), die als doel heeft zieke werknemers zo spoedig mogelijk te
re-integreren in eigen of passend werk is pas 20 jaar oud. Eind jaren 80 werd de focus dus
gelegd op de ‘recht op uitkering’ en vanaf de jaren 90 op ‘korten op de uitkering’.
In 1996 privatiseerde de ZW. Een zieke werknemer wordt vanaf dat jaar niet meer vanuit de
centrale ziekenkas betaald maar de individuele werkgever moet voor bepaalde periode
minimaal 70% van het loon doorbetalen aan zijn zieke werknemer art. 7:629 BW.
In 2006 werd de Ziekenfondswet afgeschaft en vervangen door de Zorgverzekeringswet.
Hierdoor verviel het onderscheid tussen ziekenfonds en particulier. Door marktwerking zou
meer ruimte ontstaan voor onderlinge concurrentie waardoor de kwaliteit van zorg zou
verbeteren en kosten ervan zouden kunnen verminderen.
• De organisatiestructuur van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel
beschrijven
➢ Socialezekerheidsrecht = Het geheel van wettelijke maatregelen dat de
(inkomens)risico’s opvangt die mensen lopen bij hun functioneren in de maatschappij.
Enerzijds regels die beogen mensen die niet (meer) in hun levensonderhoud kunnen
voorzien, middelen van bestaan te geven → inkomensfunctie.
Anderzijds gericht op de bevordering en instandhouding van deelname aan het
arbeidsproces → re-integratie.
➢ Sociale minimum = De sociale zekerheid moet een inkomen op het minimumniveau
garanderen in de situatie dat het inkomen lager is dan het geldende sociale minimum.
➢ Loonindexering = Houdt in dat als het minimumloon stijgt ook de uitkering stijgt.
,Uitgangspunten:
1. Inkomenszekerheid → Valt het inkomen weg vanwege werkloosheid,
arbeidsongeschiktheid of ouderdom. Dan zorgt de WW, de WIA (WAO) en de AOW
ervoor dat de uitkeringsgerechtigden kunnen terugvallen op een inkomen in de vorm
van een uitkering;
2. Re-integratie → Zieke medewerkers zo snel mogelijk re-integreren in eigen of
passend werk;
3. Privatisering → De werkgever dient voor 104 weken minimaal 70% van het loon
door te betalen op grond van art. 7:629 BW, in plaats van de centrale ziekenkas;
4. Marktwerking → De ziekenfondsen van voorheen zonder oogwinstmerk werden
verzekeringsmaatschappijen met winstoogmerk;
5. Sociale partners → Werkgevers en vakbonden maken afspraken met als doel zo
veel mogelijk mensen aan een baan te helpen;
6. Eigen verantwoordelijkheid → De overheid doet tegenwoordig een groter beroep
op de eigen verantwoordelijkheid van de burger, werk vinden op eigen kracht.
• De financiering van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel uitleggen
Nederlanders betalen belasting over hun loon. Meebetalen gebeurd op twee manieren:
1. De financiering van de werknemersverzekeringen (WW) en de volksverzekeringen
(AOW) gebeurt door middel van premieheffing. De werknemersverzekeringen
worden opgebracht door de werknemers en werkgever, dit is gebaseerd op het
inkomen. De volksverzekeringen door alle ingezetenen (het volk), die inkomsten heeft
en inkomstenbelasting betaalt. Over dat inkomen betaalt men dus dezelfde premies;
2. De financiering van sociale voorzieningen (bijstand en Wmo), worden gefinancierd uit
de algemene middelen, de belastingopbrengsten.
• Onderscheid maken tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en
sociale voorzieningen
➢ Werknemersverzekering = Verzekeren uw personeel als ze werkloos,
arbeidsongeschikt of ziek worden. Zo houden ze een tijdelijk inkomen als ze niet
kunnen werken. Werknemersverzekeringen zijn voor iedere werknemer verplicht.
, Kenmerken zijn:
- Bij een werknemersverzekering zijn werknemers verzekerd. In de regel zijn dat
personen die op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. Zij zijn
verplicht verzekerd. Daarbij geldt het territorialiteitsbeginsel (Woon je in België,
maar werk je in Nederland? Verzekerd voor de Nederlandse
werknemersverzekering);
- De financiering gebeurt doordat werknemers en/of werkgevers de premie,
gebaseerd op het loon van de werknemer, betalen;
- De uitvoering geschiedt door het UWV;
- In het algemeen is de hoogte van de uitkering afgeleid van het dagloon. Er is dus
een directe koppeling tussen de hoogte van het salaris en de te ontvangen
uitkering. Werknemersverzekeringen kennen geen partnerinkomenstoets en geen
vermogenstoets;
- De loongerelateerde uitkering is in duur beperkt en meestal afhankelijk van het
arbeidsverleden.
➢ Volksverzekeringen = Wettelijk verplichte sociale verzekeringen die u verzekeren
tegen de financiële gevolgen van ouderdom, overlijden, bijzondere ziektekosten of
kinderen. Kenmerken zijn:
- Bij een volksverzekering zijn alle ingezetenen van rechtswege verzekerd;
- Volksverzekeringen worden gefinancierd door iedereen die inkomstenbelasting
betaalt. Werkt men in loondienst dan gebeurt dit door middel van loonheffing.
Werkt men als zzp’er dan gebeurt dit door middel van een aanslag over het
inkomen door de Belastingdienst;
- De uitvoering is in handen van de Sociale Verzekeringsbank, de zorgkantoren en
de zorgverzekeraars;
- In het algemeen is de hoogte van de uitkering gerelateerd aan het minimumloon;
- De duur is in tegenstelling tot de werknemersverzekeringen niet afhankelijk van
het arbeidsverleden.
➢ Sociale voorzieningen = Zijn een onderdeel van het sociale zekerheidsstelsel in
Nederland. Het zijn uitkeringen of toeslagen die een bestaansminimum bieden aan
mensen die anders geen inkomen zouden hebben. Kenmerken zijn:
- Rechthebbend is iedere Nederlander en tevens de niet-Nederlander die hier
rechtmatig verblijft;
- De uitvoering is meestal in handen van de gemeente;
- Het wordt betaald uit de algemene middelen;
- De hoogte is meestal gerelateerd aan het minimumloon afhankelijk van de
leefsituatie;
- In het algemeen geldt dat geen recht mag bestaan op een uitkering op grond van
een verzekering. De uitkering op grond van een volksverzekering of
werknemersverzekering gaat voor;
- De duur is in principe beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale
minimum ligt.
Grootste verschil sociale voorzieningen en sociale verzekeringen?
Sociale voorzieningen worden gefinancierd vanuit de belastingopbrengsten en sociale
verzekeringen vanuit premies.
In de sociale zekerheid maken we een onderscheid tussen werknemersverzekeringen,
volksverzekeringen en sociale voorzieningen. Deze driedeling heeft te maken met:
1. De kring van de verzekerde → Wie is verzekerd en dus rechthebbend;
2. De financiering wie betaalt → Wie betaalt;
3. De uitvoering → Waar moet men de uitkering aanvragen, wie verstrekt het;
4. De voorwaarden → Wat is de hoogte en de duur van de uitkering.
, ➢ Omslagstelsel = Een stelsel in Nederland waarbij iedereen die belastingen betaalt
(veelal dus de werkende mensen) allemaal bijdragen aan een centraal potje waaruit
dan weer geld wordt gehaald voor de mensen die het nodig hebben. Iedereen zorgt
dus voor elkaar.
➢ Kapitaaldekkingsstelsel = Hierbij leg je zelf vrijwillig maandelijks een premie in van
een gedeelte van je inkomen om later daar iets voor terug te krijgen. Dit is het
systeem waar verreweg de meeste van onze pensioenen op zijn gebaseerd.
• Aangeven hoe bezwaar en beroep is geregeld tegen besluiten op het terrein
van de sociale zekerheid
Uitvoeringsinstanties zijn bestuursorgaan in de zin van de Awb, dus:
- Geschreven en ongeschreven regels algemeen bestuursrecht (Awb, abbb) van
belang naast bijzonder bestuursrecht;
- Bezwaar tegen besluiten van uitkeringsinstanties;
- Beroep bij bestuursrechter;
- Hoger beroep bij centrale raad van beroep;
- Heel soms cassatie bij HR;
- Termijnen wijken soms af van de termijnen uit de Awb.
Het besluit van het UWV (zelfstandig bestuursorgaan) is een besluit in de zin van de Awb.
Hoe kan je in bezwaar? → art. 6:4 t/m art. 6:7 Awb.
Stappenplan:
1. Van wie is besluit afkomstig?
2. Welk bestuursorgaan is dat?
3. Daar moet je bezwaar maken.
4. Kijk in bijzondere wetgeving omtrent beslistermijn.
5. Waar kan je in beroep en hoger beroep?
Bezwaar Beroep Hoger Beroep Cassatie
WW UWV binnen 6 Bestuursrechter Centrale Raad van Hoge Raad (art. 129d WW)
weken (art. 6:4 binnen 6 weken Beroep binnen 6
Awb) (art. 8:1 Awb) weken (art. 8:104 jo
8:105 jo 8:106 Awb)
Participatiewet Gemeente, Bestuursrechter Centrale Raad van Hoge Raad (art. 80
college van binnen 6 weken Beroep binnen 6 Participatiewet)
B&W binnen 6 (art. 8:1 Awb) weken (art. 8:104 jo
weken (art. 6:4 8:105 jo 8:106 Awb)
Awb)
Kinderbijslagwet SVB (art. 6:4 Bestuursrechter Centrale Raad van
Awb) (art. 8:1 Awb) Beroep (art. 8:104
jo 8:105 jo 8:106
Awb)
Toeslagenwet Belastingdienst Bestuursrechter Afdeling Hoge Raad (art. 39 TW)
toeslagen binnen 6 weken bestuursrechtspraak
binnen 6 (art. 8:1 Awb) van de Raad van
weken (art. 6:4 State (art. 8:104 jo
Awb) 8:105 jo 8:106 Awb)
Huurtoeslag Belastingdienst Bestuursrechter Gerechtshof Hoge Raad (vaststellen
inkomen) Raad van State
(socialezekerheidsrecht)
Wajong UWV binnen 6 Bestuursrechter Centrale Raad van Hoge Raad (art. 6:5 Wajong)
weken (art. 6:4 binnen 6 weken Beroep binnen 6
Awb) (art. 8:1 Awb) weken (art. 8:104 jo
8:105 jo 8:106 Awb)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophievoorboom. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.25. You're not tied to anything after your purchase.