Een chronologisch overzicht van alle begrippen van hoofdstuk 1 tot en met 7 van het boek psychologie een inleiding 8e editie. Hier en daar wat aanvullingen met betrekking tot de theorie.
Samenvatting Psychologie, een inleiding, 8e editie met MyLab NL toegangscode, ISBN: 9789043034593 Minor Toegepaste Psychologie
All for this textbook (1)
Written for
HBO Drechtsteden
Toegepaste Psychologie
Psychologie een inleiding
All documents for this subject (9)
1
review
By: larissaserena • 6 year ago
Seller
Follow
gabriellaregoor
Reviews received
Content preview
Psychologie, een inleiding – 8e editie – Begrippen
hoofdstuk 1 t/m 7
Hoofdstuk 1 – Geest, gedrag en psychologische
processen
1.1 Wat is psychologie en wat is het niet?
Psychologie = wetenschap van gedrag en mentale processen.
Experimenteel psycholoog = psycholoog die onderzoek doet naar elementaire psychologische
processen – in tegenstelling tot een toegepast psycholoog.
Docent psychologie = psycholoog met als primaire taak het geven van onderwijs op bijvoorbeeld een
hbo- of bacheloropleiding of aan een universiteit.
Toegepast psycholoog = psycholoog die de door experimenteel psychologen vergaarde kennis
gebruikt om problemen van mensen op te lossen.
Psychiatrie = een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van mentale
stoornissen.
Pseudopsychologie = niet-onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke
waarheden worden gepresenteerd.
Vaardigheden voor kritisch denken = Wat is de bron? Is de bewering redelijk of extreem? Wat is het
bewijsmateriaal? Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias? Worden veelvoorkomende denkfouten
vermeden? Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
Anekdotisch bewijsmateriaal = getuigenissen die de ervaringen van iemand of enkele personen
schetsen, maar ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs worden aangezien.
Bias = een vooroordeel, vervorming of vertekening van een situatie, meestal op basis van persoonlijke
ervaringen en waarden.
Emotionele bias = de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens, in plaats
van op een rationele analyse van het bewijsmateriaal.
Confirmation bias (bevestigingsbias) = de neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te
negeren of te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens
bent.
1.2 Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de
psychologie?
Biologisch perspectief = het psychologische perspectief dat de oorzaken van gedrag zoekt in het
functioneren van de genen, de hersenen en het zenuwstelsel en hormoonstelsel.
Neurowetenschap = het vakgebied dat zich richt op begrip van hoe de hersenen gedachten,
gevoelens, motieven, bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen creëren.
Evolutionaire psychologie = een relatief nieuw specialisme in de psychologie dat gedrag en mentale
processen beschouwt op basis van hun genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting.
,Introspectie = beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen.
Structuralisme = historische stroming binnen de psychologie die de basisstructuren van de geest en
de gedachten trachtte te ontrafelen. Structuralisten zochten de ‘elementen’ van de bewuste ervaring.
Gestaltpsychologie = het geheel is meer dan de som der delen.
Functionalisme = historische stroming binnen de psychologie die meende dat psychische processen
het beste begrepen kunnen worden in het licht van hun adaptieve nut en functie.
Cognitief perspectief = een van de belangrijkste psychologische perspectieven, waarbij de nadruk ligt
op mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie en denken als vormen van
informatieverwerking.
Behaviorisme = een historische school die ernaar streefde om van de psychologie een objectieve
wetenschap te maken die zich alleen op gedrag richtte (en niet op mentale processen).
Behavioristisch perspectief = een psychologische invalshoek die de bron van onze handelingen zoekt
in stimuli vanuit de omgeving, in plaats van innerlijke mentale processen.
Psychodynamische psychologie = een benadering die de nadruk legt op het begrijpen van het
menselijk functioneren in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten.
Psychoanalyse = een benadering van de psychologie die is gebaseerd op de veronderstellingen van
Freud, die de nadruk legt op onbewuste processen. De term verwijst zowel naar Freuds
psychoanalytische theorie als naar zijn psychoanalytische behandelmethode.
Perspectieven vanuit de gehele persoon (whole person) = een aantal psychologische perspectieven
die draaien om een globaal inzicht in de persoonlijkheid, waaronder de psychodynamische
psychologie, humanistische psychologie en psychologie van karaktertrekken en temperament.
Humanistische psychologie = een klinische benadering die de nadruk legt op de mogelijkheden, groei
potentie en vrije wil van de mens.
Psychologie van karaktertrekken en temperament = een psychologisch perspectief dat gedrag en
persoonlijkheid ziet als de producten van fundamentele psychologische kenmerken.
Ontwikkelingsperspectief = een van de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie, dat zich
onderscheidt door de nadruk op erfelijkheid en omgeving, en op voorspelbare veranderingen die zich
voordoen tijdens de levensloop.
Sociocultureel perspectief = een van de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie, dat de
nadruk legt op het belang van sociale interactie, sociaal leren en een cultureel perspectief.
Cultuur = een complexe mix van taal, opvattingen, gewoonten, waarden en tradities die wordt
ontwikkeld door een groep mensen en die wordt gedeeld met anderen in dezelfde omgeving.
Crosscultureel psycholoog = een psycholoog die werkt in dit specialisme is geïnteresseerd in de
manieren waarop psychologische processen verschillen tussen mensen van verschillende culturen.
Holisme = visie die totaliteit altijd belangrijker vindt dan de som der delen.
, 1.3 Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Wetenschappelijke methode = een uit vier stappen bestaande procedure voor empirisch onderzoek
van een hypothese, waarbij de omstandigheden zo zijn gekozen dat vooroordelen en subjectieve
oordelen worden uitgesloten.
1. Een hypothese ontwikkelen
2. Objectieve data verzamelen
3. De resultaten analyseren
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Empirisch onderzoek = onderzoeksbenadering waarbij gegevens worden verzameld door middel van
objectieve informatie uit de eerste hand, gebaseerd op sensorische ervaring en observatie.
Theorie = toetsbare verklaring voor een aantal feiten of observaties.
Hypothese = voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek, een bewering over
de relatie tussen variabelen in een onderzoek.
Variabele = in deze context een element dat van invloed is op hetgeen onderzocht wordt (zoals
geformuleerd in de onderzoeksvraag of hypothese).
Operationele definitie = objectieve beschrijving van een concept dat bij een wetenschappelijk
onderzoek hoort. Operationele definities kunnen concepten die worden bestudeerd herformuleren in
gedragsmatige termen (angst kan bijvoorbeeld operationeel worden gedefinieerd als ‘zich van een
stimulus af bewegen’). Operationele definities zijn ook exacte omschrijvingen van de manier waarop
een experiment moet worden uitgevoerd en waarop belangrijke variabelen moeten worden gemeten
(aantrekkingskracht kan bijvoorbeeld worden gemeten door de hoeveelheid tijd die iemand naar een
ander kijkt).
Data = informatie, in het bijzonder gegevens die door een onderzoeker zijn verzameld en die worden
gebruikt om een hypothese te toetsen. (enkelvoud: datum)
Experimentele conditie = omstandigheden waaraan de leden van de experimentele groep tijdens de
speciale behandeling worden blootgesteld.
Experimentele groep = proefpersonen die worden blootgesteld aan een speciale behandeling die
men onderzoekt.
Controleconditie = omstandigheden waaraan de leden van de controlegroep tijdens het experiment
worden blootgesteld. Deze condities zijn op bijna elk onderdeel identiek aan de experimentele
conditie, met uitzondering van de speciale behandeling, die alleen de experimentele groep ontvangt.
Controlegroep = proefpersonen die worden gebruikt als vergelijkingsmateriaal naast de
experimentele groep. De controlegroep krijgt niet de speciale behandeling waar men meer over wil
weten.
Onafhankelijke variabele = variabele die zo genoemd wordt omdat de onderzoeker hem zo
onafhankelijk van alle andere, zorgvuldig gecontroleerde experimentele omstandigheden kan
manipuleren.
Afhankelijke variabele = de variabele die wordt gemeten of geobserveerd. Binnen een experiment
wordt de afhankelijke variabele door het manipuleren van de onafhankelijke variabele beïnvloed. De
eventuele variatie in de waarde van de afhankelijke variabele is het effect waarin de onderzoeker
geïnteresseerd is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gabriellaregoor. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.17. You're not tied to anything after your purchase.