Literatuur :
- N.J. Schrijver, Internationaal publiekrecht als wereldrecht, Inleiding, H. 1-2, H. 10, H. 12.
- I.F. Dekker, N.J. Schrijver, Volkenrecht, Ars Aequi KwartaalSignaal 144, 2017, 8441 (Bibliotheek)
Documenten :
- Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (EIR, p. 3)
- 1945 Charter of the United Nations (EIR, p. 93).
Jurisprudentie :
- Hoge Raad, 30 mei 1986 (Spoorwegstaking), NJ 1986, 688 (EIR, p. 27, para. 3).
- Hoge Raad, 18 september 2001 (Decembermoorden – Bouterse), NJ 2002, 559, ECLI:NL:HR:
2001:AB1471 (EIR, p. 29, para. 1, 4.1, 4.4.1-4.8).
- Hoge Raad, 14 december 2012 (Sanctieregeling Iran), ECLI:NL:HR:2012:BX8351 (EIR, p. 52, para.
3.1-3.2, 3.6-3.9).
- Hoge Raad, 10 oktober 2014 (Rookverbod), NJ 2015, 12, ECLI:NL:HR:2014:2928 (Bibliotheek).
LITERATUUR
1 GESCHIEDENIS VAN HET INTERNATIONALE PUBLIEKRECHT
De hedendaagse fase van volkenrecht begint in de zestiende en zeventiende eeuw, toen soevereine staten
ontstonden uit een bestel waarin pausen en keizers een soort hiërarchische orde hadden verwerkelijkt. De
Reformatie verstoorde deze orde definitief en leidde in Europa tot verwoestende godsdienst- en
burgeroorlogen. Tegen de achtergrond van de godsdienstoorlogen ontstonden de soevereine staten.
In de Godsdienstvrede van Augsburg (1555) werd gepoogd de godsdienststrijd te voorkomen door het
beginsel van ‘één staat, één godsdienst’ en waarbij de vorst de religie bepaalde. Deze poging kon de
godsdienstoorlogen niet verhinderen en langzamerhand won het inzicht terrein dat godsdienst niet deze
invloed mocht hebben in de internationale politiek.
In de Vrede van Westfalen (1648) werd het religieuze in de internationale politiek geneutraliseerd ten bate
van het nationale van de staat en werd er gepoogd de godsdienststrijd te voorkomen door in de
internationale verhoudingen een andere waarde te laten prevaleren: ‘één staat, één natie’. De Vrede van
Westfalen wordt gezien als het geboortejaar van de soevereine nationale staat, die op aarde geen
wereldlijke macht boven zich erkent.
Nog voor de Vrede van Westfalen waren er geleerden geweest die betoogden dat de staten onderworpen
waren aan het natuurrecht, een universeel wereldlijk recht dat als van nature gegeven is en voortvloeit uit
de natuurlijke ordening van de samenleving. Zo stelde in de zestiende eeuw Francesco di Vitoria dat de
soevereine staten zich moesten houden aan het volkenrecht dat vóór alles natuurrecht was. Ook Hugo de
Groot aanvaarden een wereldomspannend natuurrecht. Hij schreef een boek waarin hij plaats had
ingeruimd voor het op positief recht berustende voorrecht van scheepvaart en handel, ten koste van het
destijds verdedigde, op gelijkheid gegronde, dwingende natuurrecht.
In de zeventiende eeuw werden steeds meer verdragen gesloten tussen Europese staten en ontwikkelden
zich tussen hen bepaalde gewoontes, waardoor het positieve, op verdrag en gewoonte berustende recht
geleidelijke voorrang kreeg boven het natuurrecht. De rechtsgeleerde Eméric de Vattel stelde het positieve
recht centraal en degradeerde het natuurrecht tot een geheel van fraaie, maar niet geldende normen.
Fase van de Christelijke Naties
De positivering van het volkenrecht bracht niet alleen een verandering van bron en inhoud met zich mee,
maar ook een beperking van het geldingsgebied. Van een mondiaal geldend natuurrecht werd het tot een
recht tussen de Europese staten, ook wel aangeduid als de kring der ‘Christelijke Naties’, waarbij het
christendom bepaalde welke staten als rechtssubjecten werden beschouwd en het uitgangspunt was t.a.v.
het aanvaarden van rechtstitels als basis voor overheersing van het ene volk door het andere. Een goed vb.
hiervan is de Heilige Alliantie, gevormd om de orde in Europa te handhaven. Het christendom leverde in
deze fase ook de rechtvaardiging voor de overheersing van andere volken in koloniale verhoudingen.
,Fase van de Beschaafde Naties
Toen na de Krimoorlog bij de Vrede van Parijs het islamtische Ottomaanse Rijk werd toegelaten de kring der
‘Christelijke Naties’, werd het gebruikelijk om de groep staten waartussen het volkenrecht gold aan te
duiden als de groep der ‘Beschaafde Naties’. De ‘Beschaving’ werd gezien als de rechtvaardiging van het
kolonialisme, waardoor immers de zegeningen van de beschaving aan de onbeschaafde volken zouden
worden gebracht. Het Volkenbondverdrag (1919) sprak van ‘een groot vertrouwen in onze beschaving’ als
grondslag van het mandaatstelsel, ingevoerd t.a.v. de koloniën die na WO I aan de verslagenen waren
ontnomen.
Fase van de Vredelievende Naties
In het Handvest der Verenigde Naties (1945) is vastgelegd dat alle ‘Vredelievende Staten’ lid kunnen
worden, indien zij de verplichtingen van het Handvest aanvaarden en in staat geacht worden deze
verplichtingen na te komen. In de eerste jaren van de VN speelde dit criterium van vredelievendheid een
grote rol, zo werden communistische landen niet toegelaten. In 1955 werd een ‘package deal’ gesloten,
waarbij zestien staten, waaronder enkele communistische staten, gezamenlijk als lid werden toegelaten. In
feite is de VN universeel geworden en bedoeld om alle onafhankelijke staten te omvatten.
Concluderend kan gesteld worden dat in de fase van de Vredelievende Naties het volkenrecht - nu als
positief geleden recht en niet als natuurrecht - weer universeel is geworden. De vergroting van de kring
zorgde tevens voor een groot onderscheid: de welvarende oude staten, de ‘haves’ enerzijds en de arme
jonge staten, de ‘have nots’, anderzijds. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het internationale
economische marktmechanisme ingeperkt door een Nieuwe Internationale Economische Orde (NIEO) ten
bate van de economisch zwakken die in een volledig vrijheidsregime gemakkelijk het onderspit delven.
In deze fase is een gemeenschappelijk uitgangspunt de grondslag van rechtsontwikkeling: nu niet meer het
christendom of de beschaving, maar de vrede en de menselijke waardigheid. Toch is de ongelijkheid en de
overheersende positie van bepaalde staten nog beperkt aanwezig. Deze ongelijkheid wordt veelal
verdedigd met het argument dat dit noodzakelijk is voor de handhaving van de vrede. Denk aan de vijf
permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en het Non-proliferatieverdrag -‘have nots’ —> ‘have nevers’-.
Er was niet alleen de behoefte om het volkenrecht naar inhoud te veranderen en aan te vullen, maar ook om
een andere nadruk op de waarde van de verschillende bronnen van het volkenrecht te leggen. Zo is het
oude internationale gewoonterecht deels vervangen door wat in nieuwe verdragen is overeengekomen.
Bovendien zijn ook resoluties van de Algemene Vergadering van de VN een belangrijke nieuwe bron van
recht geworden.
Na het einde van de Koude Oorlog is er meer aandacht ontstaan voor de menselijke waardigheid en voor
duurzaamheid. Er wordt vele nadruk gelegd op de wereldwijde geldigheid van mensenrechten, ook wel
universaliteit genoemd, en op menselijke veiligheid, terwijl de aandacht vroeger vooral uitging naar
nationale veiligheid van staten.
Fasen in de ontwikkeling van het internationale publiekrecht na 1648
1648-1856 Christelijke naties
1856-1945 Beschaafde naties
1945-heden Vredelievende naties
Bepalend voor:
- Bron van rechtsontwikkeling
- Afbakening van kring rechtsdeelnemers en geldingsgebied
- Basis voor overheersing
Hedendaagse mondiale waarden
- Vrede en veiligheid
- Menselijke waardigheid
- Duurzaamheid
,2 DE AARD VAN HET INTERNATIONALE PUBLIEKRECHT EN DE VERHOUDING TOT HET
NATIONALE RECHT
2.1 De aard van het internationale publiekrecht
Kenmerken internationaal publiekrecht:
- Vooral horizontale rechtsgemeenschap
- Geen centrale wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten
- Grote beleidsvrijheid voor staten tot interpretatie
- Geen verplichte onderwerping aan internationale rechtspraak
- Geen feitelijke afdwingbaarheid rechterlijke of arbitrale beslissingen
- Onderscheid vredes-en oorlogsrecht
2.2 Verhouding tot het nationale recht
De nationale staat is in beginsel onderworpen aan het internationale publiekrecht, dat immers regelingen
geeft in een rechtskring die mede die nationale staat omvat. Als zodanig geeft het internationale
publiekrecht een hogere regeling. Het internationale publiekrecht eist van de nationale rechtsorde
erkenning van de gelding van het internationale publiekrecht. Maar het wordt gewoonlijk aan het nationale
staatsrecht overgelaten hoe die erkenning wordt verwezenlijkt (monistisch- en dualistisch systeem).
Het internationale publiekrecht stelt niet alleen grenzen aan de nationale rechtsmacht, maar gaat
bovendien meer en meer de inhoud van de nationale rechtsorde beïnvloeden, door de regeling van
bepaalde onderwerpen, al dan niet op een bepaalde wijze, voor te schrijven. Het internationale
publiekrecht schrijft echter niet voor op welke wijze het internationaal publiekrecht in de nationale
rechtsorde tot zijn recht zal komen en zo schrijft het ook niet voor welke nationale organen geroepen zijn het
internationale publiekrecht te interpreteren. Het staatsrecht bepaalt dus wie binnen de nationale rechtsorde
de inhoud van de volkenrechtelijke regels vaststelt, in ons geval de regering, de wetgever en de rechter.
10 HET WERELDRECHT INZAKE HET GEBRUIK VAN MILITAIR GEWELD (IUS AD BELLUM)
Ius ad bellum: de regels betreffende de vraag onder welke omstandigheden een staat geweld mag
gebruiken tegen andere staten of tegen niet-statelijke entiteiten
Ius in bello: het recht om oorlog te voeren
10.1 Het geweldverbod
Vroeger: oorlog als ultimum remedium
20ste eeuw: oorlogs- en geweldgebod stringenter geformuleerd
Volkenbond: geen oorlogsverbod; systeem van diplomatieke bemiddeling om oorlog te voorkomen
VN: stelsel van collectieve veiligheid: vreedzame geschillenbeslechtiging + geweldverbod in
internationale betrekkingen
Het geweldverbod is, ondanks enkele schendingen, algemeen aanvaard als een regel van gewoonterecht,
zo niet dwingend recht. Op het geweldverbod bestaan twee belangrijke uitzonderingen: het recht op
zelfverdediging en het gebruik van geweld onder mandaat van de Veiligheidsraad.
10.2 Het recht op zelfverdediging
Artikel 51 VN-handvest bepaalt dat iedere staat die het slachtoffer is van een gewapende aanval het
‘inherente’ recht op zelfverdediging heeft, op eigen kracht of in collectief verband. Ook het Internationaal
Gerechtshof heeft het recht op zelfverdediging erkend als een norm van internationaal gewoonterecht.
Artikel 51 laat ruimte voor vrije interpretatie door wie een gewapende aanval gepleegd moet zijn, wil het
recht op zelfverdediging inroepbaar zijn. Voorwaarden aan het gebruik van geweld uit zelfverdediging zijn:
1 er moet sprake zijn van een voorafgaande gewapende aanval
2 het gebruik van geweld uit zelfverdediging dient noodzakelijk en proportioneel te zijn
3 de zelfverdedigingsactie moet onmiddellijk aan de Veiligheidsraad ter kennis worden gebracht
4 de zelfverdedigingsactie moet uitgevoerd worden met inachtneming van het internationale
humanitair recht
, 10.3 Het systeem van collectieve veiligheid onder de Veiligheidsraad
Met het oog op de vredeshandhaving is aan de Veiligheidsraad van de VN het recht toegekend om
statengedrag aan het geweldverbod te toetsen en door collectief optreden van de VN handhaving of
herstel van vrede te verzekeren. Dit stelsel kan echter alleen werken als de vijf permanente leden het met
elkaar eens zijn.
Op basis van artikel 39-42 VN-Handvest heeft de Veiligheidsraad verschillende mogelijkheden ter
beschikking om dwingende maatregelen ter bevordering van de internationale vrede en veiligheid op te
leggen, te weten:
- niet-militaire (geweldloze) sancties: economisch of diplomatiek van aard; en
- sancties die het gebruik van geweld mandateren
Niet militaire sancties
Artikel 41 regelt de niet-militaire sancties, zoals handelsembargo’s, bevriezing van baktegoeden, wapen-en
luchtembargo’s en diplomatieke sancties. In plaats van grootschalige sancties tegen land en bevolking als
geheel worden tegenwoordig dikwijls zogenoemde smart of targeted sancties ingesteld. Smart sanctions
zijn gericht tegen machthebbers en hun familieleden, specifieke personen of groepen in staten. De
Veiligheidsraad beoogt op die manier de burgerbevolking te sparen. De Veiligheidsraad neemt sinds kort
ook semi-wetgevende resoluties aan, waarin niet gehandeld wordt over een specifiek land of specifieke
situatie, maar algemene regelgeving beogen.
Sancties met geweldsmandaat
Artikel 42 VN-Handvest geeft de Veiligheidsraad de mogelijkheid om geweld te gebruiken of het gebruik
van geweld te mandateren in het geval niet-militaire maatregelen geen of onvoldoende effect hebben of
zullen hebben. De Veiligheidsraad heeft regelmatig resoluties aangenomen waarin hij toestemming geeft
voor het gebruik van ‘alle noodzakelijke middelen’. Vredesmachten van de VN zijn niet altijd succesvol
geweest, denk aan de genocide van Srebrenica.
Uitzonderingen geweldverbod in VN-Handvest
Het recht op zelfverdediging (art. 51 VN-Handvest):
- gewapende aanval
- noodzakelijk en proportioneel
- inachtneming van humanitair recht
- gebruik van geweld onder mandaat van de Veiligheidsraad (art. 42 VN-Handvest)
10.4 Andere geclaimde uitzonderingen op het geweldverbod
Naast de twee in het VN-Handvest opgenomen uitzonderingen is een aarzelende rechtsontwikkeling
waarneembaar die het gebruik van geweld in uitzonderlijke humanitaire noodomstandigheden billijkt, ook al
kan de Veiligheidsraad daarover geen overeenstemming bereiken. Er moet dan sprake zijn van een
flagrante en massale schending van de rechten van de mens, die grote groepen burgers dan wel een
bevolkingsgroep in het bijzonder ernstig in hun recht op leven of hun recht op bestaan als etnische groep
bedreigt.
12 FUNCTIE VAN HET INTERNATIONALE PUBLIEKRECHT ALS WERELDRECHT
Kenmerken van wereldrecht:
- Wereldwijd werkingsgebied
- Veelal neerslag van mondiale normen en waarden
- Veelvuldige rol VN en wereldconferenties bij totstandkoming
- Niet beperkt tot staten als enige rechtsdeelnemers
- Gefragmenteerde rechtsregimes
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roméepostma. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.19. You're not tied to anything after your purchase.