100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Long en nier 3e bach BMW UHasselt $11.98   Add to cart

Summary

Samenvatting Long en nier 3e bach BMW UHasselt

4 reviews
 624 views  14 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle ZSO's met relevante zelftoetsen, het PGO en het practicum Echocardiografie/Ergospirometrie

Last document update: 6 year ago

Preview 4 out of 63  pages

  • November 19, 2017
  • November 22, 2017
  • 63
  • 2017/2018
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: libellen888 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: romyvanleeuwen1 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: cgeywitz • 5 year ago

review-writer-avatar

By: osamahabdel • 6 year ago

avatar-seller
ZSO 1 DE LUCHTWEGEN
1. Luchtgeleidingssysteem: holtes en buizen die de lucht filteren, verwarmen, bevochtigen en geleiden naar de
plaats van gasuitwisseling.
2. Gasuitwisselingssysteem: weefsel dat instaat voor gasuitwisseling (thv alveoli)
en direct in contact staat met bloed.

Anatomie
 Extra-pulmonaal deel
o Neusholte en paranasale sinussen
o Pharynx (keelholte)
 Nasopharynx
 Oropharynx
 Laryngopharynx
o Larynx (strottenhoofd): versch. kraakbeenderen verbonden dmv ligamenten en spieren.
 Thyroid: 2 platen hyalien kraakbeen die vooraan samenkomen  adamsappel
 Epiglottis: lepelvormig kraakbeen dat ingang larynx afsluit bij slikken (aan thyroid vast).
 Cricoid: zegelring
 Arytenoiden: paarsgewijze kraakbeentjes achter op cricoid. Via ligamenten verbonden met
thyroid = stembanden.
 Echte stembanden: productie van geluid
 Valse stembanden: modificatie van geluid
o Trachea: fibroelastisch weefsel versterkt door hoefijzervormige kraakbeenringen.
o Bronchus principalis (hoofdbronchus; sinister en dexter): rechter loopt verticaler en is korter en
breder (bij verslikking eerder in rechterlong)
 Intra-pulmonaal deel
o Bronchi
 Bronchi lobaris (secundaire bronchi): rechts 3, links 2
 Bronchi segmentalis (tertiaire bronchi)
 Rechterlong: 3 voor bovenkwab, 2 voor middenkwab, 5 voor onderkwab.
 Linkerlong: 4 voor bovenkwab, 4 voor onderkwab.
o Bronchioli  terminale bronchioli (geen kraakbenige steun)  respiratoire bronchioli
o Alveolaire ducti  alveoli: wand rechtstreeks in contact met capillairnetwerk  gasuitwisseling.

Paranasale sinussen zijn holle ruimtes in de schedelbeenderen van het gezicht. Functie: oppervlakte vergroting voor
verwarmen en bevochtigen van lucht en klankruimte.

1. Maxillary: bovenkaak sinus
2. Ethmoid: zeefbeen sinus
3. Sphenoid: wiggebeen sinus
4. Frontal: voorhoofd sinus

Bovenste luchtwegen = neus- en keelholte. Onderste luchtwegen = vanaf
strottenhoofd. Ruimte tussen de 2 longen in thorax = mediastinum.

Tijdens inademing beweegt het diafragma omlaag zodat het volume van de
thoraxholte stijgt en de druk daalt  aanzuiging lucht.

Pleura: dubbelwandige zak om longen. Pariëtale pleura (buitenste laag) en viscerale pleura
(binnenste laag). Bedekt met mesotheel rustend op fijnvezelig bindweefsel. De bladen gaan
in elkaar over thv longhilus. Tussen beide pleura’s bevindt zich de pleuraholte gevuld met
vocht (vermindert wrijving)

,Histologie
1. Pseudomeerlagig epitheel met cilia en slijmbekercellen (respiratoir epitheel)
2. Meerlagig plaveiselepitheel, niet-keratiniserend (huid in neusgaten)

In de laag onder het nasale en sinus epitheel kunnen 3 soorten kliercellen worden onderscheiden:

1. Muceuze klieren: muceus secreet geproduceerd door de goblet (slijmbeker) cellen in het omgevende epitheel.
2. Sereuze cellen met basofiele granules die amylase produceren.
3. Sereuze cellen met eosinofiele granules die lysosymen produceren.

Onder het nasopharyngeale epitheel bevindt zich “mucosae associated lymphoid tissue” (MALT). Vormt de
Waldeyer’s ring van pharyngaal lymfoïd weefsel. Meestal is het diffuus met de submucosa, maar vormt ook knoppen
waar de achterwand van de nasopharynx het gehemelte raakt  nasopharyngale amandelen en adenoïden.

Luchtgeleidend deel
Trachea
 Dik pseudomeerlagig cilindrisch epitheel met trilharen/(kino)cilia en veel slijmbekercellen.
 Sterk gevasculariseerde lamina propria
 Losmazige submucosa met seromuceuze klieren
 Incomplete kraakbeenringen
 Posterieur ligament tussen kraakbeenringen:
o Fibro-elastisch weefsel
o Gladde spiervezels (musculus trachealis)
o Uitgebreide submucosa

Bronchi
 Cilindrisch trilhaarepitheel
 Lamina propria met elastische vezels
 Submucosa
o Gladde spiervezels o MALT
o Seromuceuze klieren o Mast cellen
o Fibrocollageneus stroma met o Kraakbeenelementen
elastische vezels
 5 celtypes
o Cilindrische cellen met cilia o Intermediaire cellen
o Basale cellen (stamcelpopulatie) o Slijmbekercellen
o Neuro-endocriene cellen
 Kleine ronde cellen thv de basale membraan
 Donkere kern, helder cytoplasma
 Typische neuro-endocriene granula

Bronchioli
 Eénlagig cilindrisch tot kubisch epitheel met  Geen seromuceuze klieren!!
trilharen  Geen kraakbeenplaten!!
 Enkele slijmbekercellen  Neuro-epitheliale lichaampjes
 Prominente laag gladde spiervezels
(onregelmatige spiraal)
 Clara-cellen:
o Vnl in de terminale bronchioli o Elektronendichte granula (apicaal)
o > mitochondria, GER o Geen cilia
o Lipoproteïnen: voorkomen van luminale adhesie als luchtwegen dichtklappen
o Functies
 Bescherming tegen schadelijke ingeademde toxines en carcinogenen
 Surfactant productie of eliminatie

,Gasuitwisselend deel
 Terminale delen van de bronchiale boom ('hemi-acinus')
o Respiratoire bronchioli
o Alveolaire ducti
o Alveolaire sacculi (= alveoli)
 Zakvormige uitstulpingen ('spons'-aspect van de long)
 150-400 miljoen/long
 Eén wand ontbreekt (communicatie ductus alveolaris)
 Poriën van Kohn
 Interalveolair septum (lucht-bloedbarrière)
 Capillaire plexus

Interalveolair septum
 Cellulaire componenten:
o Afgeplatte epitheelcellen (Type I & II pneumocyten)
 Bedekt met microvilli
 Bedekt met uitgestoten granulair surfactant
 Fusie met basale membraan van capillair  gasuitwisseling
o Alveolaire macrofagen
 Fagocytose geïnhaleerde bacteriën &
stofdeeltjes
 Verwijderen overbodige surfactans
 Secretie van enzymen
 Patrouilleren in de alveolaire holten
(poriën van Kohn) of in de interalveolaire
septa
 Fibrocollageneus steunweefsel met elastische vezels
 Alveolaire capillairen (geen lymfevaten!)

Pulmonale circulatie
1. Functionele vaten: arteriae en venae pulmonales
Belangrijkste vaculaire systeem v/d long
Veel lagere bloeddruk tov de systemische circulatie!
a. Pulmonale arteriën
i. Vervoeren relatief zuurstofarm bloed (vanuit RV); volgen de bronchus en zijn vertakkingen
ii. Extra-pulmonaire delen elastisch; intra-pulmonaire delen musculair
iii. Verantwoordelijk voor de gasuitwisseling
b. Pumonale venules en venen: vervoeren zuurstofrijk bloed naar het LA
2. Voedende vaten: bronchiale arteriën en venen
Systemische vaten (laterale aftakkingen van de aorta thoracicus); kleiner dan de pulmonale vaten
Vormen de vasa vasorum van de grotere stammen van het pulmonaire systeem
a. Bronchiale arteriën:
i. Lopen ook mee met de bronchiale boom, maar slechts tot aan de respiratorische bronchioli
ii. Musculaire arteriën; vormen anastomosen met takken van de pulmonale arterie
b. Bronchiale venen: zijn niet sterk ontwikkeld; voeren bloed af naar vena azygos en vena hemi-azygos
3. Talrijke anastomosen tussen het bronchialis en het pulmonalis systeem

, ZSO 2 INLEIDENDE BEGRIPPEN TOT DE ADEMHALINGSFYSIOLOGIE
Gassen en dampen
Een ideaal gas
Een ideaal gas voldoet aan de vergelijking: 𝒑𝑽 = 𝒏𝑹𝑻. Met T = 0°C ≈ 273 K en R = 8.314 J.mol-1K-1 (S.I. eenheid) =
0.0821 L. atm. mol-1K-1. Bij standaardcondities van temperatuur en druk (STP: T = 273 K en p = 760 mmHg (101.3 kPa)),
neemt 1 mol van een ideaal gas een volume van 22.4 liter in.

De gasdruk wordt veroorzaakt door de thermische beweging van de gasmoleculen die bij botsing op de wand er een
kracht op uitoefenen. De grootte van de druk wordt bepaald door de hevigheid van de botsingen (afh. van T) en van
het aantal moleculen dat per tijdseenheid per oppervlakte-eenheid botst (afh. van de concentratie uitgedrukt in # mol
per volume-eenheid). Bij een ideaal gas gedragen de deeltjes zich onafhankelijk van elkaar. Een reëel gas wordt in de
praktijk als ideaal beschouwd als de druk in het gas niet te hoog is en als de temperatuur niet te dicht bij het kookpunt
ligt. Een gasmengsel is ideaal als elk van de samenstellende gassen zich ideaal gedraagt en de gassen onderling niet
interageren.

Voor een gasmengsel kan de samenstelling worden aangegeven door de verschillende
𝒏
molfracties. De molfractie van een gas in het mengsel is 𝑿𝒊 = 𝒏 𝒊 𝑚𝑒𝑡 𝑛𝑡𝑜𝑡 = ∑𝑖 𝑛𝑖 .
𝒕𝒐𝒕


Het kookpunt van lucht bij kamertemperatuur en 1 atm. ligt nabij dat van N2 (−195.8 °C =
77.35 K) en van O2 (−183.0 °C = 90.19 K). Dit is voldoende ver beneden kamertemperatuur
dus droge lucht kan bij kamertemperatuur en 1 atm. als ideaal worden beschouwd.

Partieeldruk en de wet van Dalton
𝒏𝒊 𝑹𝑻
𝒑𝒂𝒓𝒕𝒊𝒆𝒆𝒍𝒅𝒓𝒖𝒌 → 𝒑𝒊 = 𝒘𝒆𝒕 𝒗𝒂𝒏 𝑫𝒂𝒍𝒕𝒐𝒏 → 𝒑𝒕𝒐𝒕 = ∑ 𝒑𝒊
𝑽
𝒊
𝑝𝑖 𝑣𝑖
𝑝𝑖 = 𝑋𝑖 × 𝑝𝑡𝑜𝑡 𝑝
= 𝑣
= 𝑋𝑖

Bijv. 𝑝𝑁2 = 𝑋𝑁2 × 𝑝𝑡𝑜𝑡 = 0.7809 × 760 = 593.48 𝑚𝑚𝐻𝑔

Dampspanning
Aan een vrij vloeistofoppervlak bestaat een kans dat de hoogenergetische moleculen zich kunnen losmaken uit de
vloeistoffase en in de gasfase treden (verdampen). Hoe hoger de temperatuur hoe sneller de verdamping zal
plaatsgrijpen  de meest energetische moleculen verdwijnen  de gemiddelde kinetische energie ↓  de vloeistof
koelt af.

In een afgesloten ruimte zal een stationair evenwicht ontstaan waarbij gemiddeld evenveel moleculen uit de
vloeistoffase ontsnappen als er in terugkeren. De druk in de verzadigde damp wordt de dampspanning genoemd = de
maximale dampdruk bij een gegeven T  verzadigingsdruk. Deze verhoogt met de temperatuur. Bijv. de
dampspanning van water is 17.5 mmHg bij 20 °C en 47.1 mmHg bij 37°C.

Warme lucht kan veel meer waterdamp bevatten dan koude lucht. Als de waterdampdruk dreigt hoger te worden dan
de dampspanning door bv. plotse afkoeling, zullen watermoleculen condenseren totdat de dampspanning bij de lagere
temperatuur bereikt is.

Relatieve vochtigheid
In een open ruimte is de dampdruk niet noodzakelijk gelijk aan de verzadigingsdruk. De dampdruk kan echter nooit
𝑝𝑎𝑟𝑡𝑖𝑒𝑒𝑙𝑑𝑟𝑢𝑘 𝑣𝑎𝑛 𝑤𝑎𝑡𝑒𝑟𝑑𝑎𝑚𝑝
groter zijn dan de verzadigingsdruk. 𝑟𝑒𝑙𝑎𝑡𝑖𝑒𝑣𝑒 𝑣𝑜𝑐ℎ𝑡𝑖𝑔ℎ𝑒𝑖𝑑 = 𝑑𝑎𝑚𝑝𝑠𝑝𝑎𝑛𝑛𝑖𝑛𝑔 𝑣𝑎𝑛 𝑤𝑎𝑡𝑒𝑟
× 100

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller biomedicalsciencestudent. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.98. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79373 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.98  14x  sold
  • (4)
  Add to cart